| |
78. De generaal die niet wist waar het in de oorlog om ging.
Grof papier. Het dikke boek van de man die zich noemt ‘de generaal in Nederland’ maar die de kapitein van Londen gebleven is. Memoires kan men deze huisvlijt niet noemen want dat woord reserveren wij voor interessante herinneringen van een belangrijk mens. Of je zou dit interessant moeten vinden: In 1930 zal de Venezolaanse rebel Urbino (ook al een generaal) een luchtaanval doen op de amerikaanse olieraffinaderijen te Aruba; aldus waarschuwden de amerikanen. Luitenant Kruls wordt er van Nederland uit snel heengestuurd met één luchtdoelafweerbatterij. Hij komt niet met zijn batterij in Aruba aan maar blijft een poosje in Curaçao hangen. Dan mag hij terug, want Urbino is zo flauw geweest niet op te komen.
In mei 1940 lijkt het interessanter te worden. Kruls wijkt als adjudant van de minister van defensie mee uit naar Engeland. In 1943 krijgt hij zijn kans. Hij wordt belast met de leiding van het buro dat het Militair Gezag zal voorbereiden over het (door anderen) te bevrijden vaderland. Straks zal de Armada van captains of industry van Unilever, Philips en Shell uit Londen oversteken om er voor te zorgen dat Nederland niet afglijdt naar verwikkelingen die men bijvoorbeeld in Griekenland had leren kennen, waar socialistiese verzetslieden de strijd tegen de rotmoffen wel wilden beëindigen, nota bene!, met nieuwe sociaal-ekonomiese en politieke verhoudingen.
Een vijfentwintig jaar geleden schreef ik ongeveer (ik heb de
| |
| |
tekst niet bij de hand): ‘Als Nederland niet vanuit het zuiden bevrijd was maar bijvoorbeeld vanuit het noord-oosten, zou niet de kantonrechter van Breda maar die van Winschoten in het Militair Gezag aan het hoofd van de rechtspleging gestaan hebben - tot aan zijn afvloeiing als procureur-generaal.’ Dat was geen onredelijke veronderstelling. Als men de groep medewerkers zag die de oud-kantonrechter aan de top om zich heen had verzameld, werd men getroffen door de gedachte dat het toeval toch wel een zeer grote rol had gespeeld bij de vorming van deze kommuniteit. Maar zodra men begreep dat iemand die zich links opstelde of die bijvoorbeeld het onmiddellijke dekoloniseren van Indonesië voorstond, in deze kommuniteit met een lantaarn moest worden gezocht, begreep men dat de formering van het gezelschap niet alléén aan het toeval overgelaten was.
Het is in de eerste plaats duidelijk, misschien heeft het niet anders gekund, dat al eerder ook in Engeland de chef-staf van het bij de bevrijding over ons volk te plaatsen Militaire Gezag gekozen is op grond van het toevallige voorhanden zijn van lieden die desnoods wel generaal zouden kunnen worden. Zo'n man was de kapitein mr H.J. Kruls. Het is ook duidelijk dat het plan, het nederlandse volk na de bevrijding met Militair Gezag te bedenken, wel degelijk overdacht was en een politiek fundament gehad heeft. Het is niet moeilijk aan te nemen dat de heer Kruls op politiek te noemen gronden van wereldbeschouwing en levenshouding voor de te kreëren funktie meer in aanmerking kwam dan bijvoorbeeld Jacques Gans, ook tijdelijk verblijvende te Londen. Hiermee is over de geschiktheid van mr Kruls voor het dubieuze hoge ambt dat hij heeft bekleed aleer hij in de multi-nationale hotelbusiness stapte, dacht ik, alles gezegd.
Ik heb natuurlijk met het Militair Gezag te maken gehad. Nadat wij section 14 van de Canadian Field Security, de eerste geallieerde militairen die Utrecht binnendrongen, vóór geweest waren en het huis van de duitse Wehrmachtskomman- | |
| |
dant aan de Maliebaan, nummer 15, hadden overgenomen om er het kommando van Gewest viii van de Binnenlandse Strijdkrachten (Strijdend Gedeelte) Utrecht, Betuwe en Bommelerwaard te vestigen, meldden zich na een paar dagen twee nederlandse officieren om te zeggen dat de Distriktskommandant van het Militair Gezag ook was gearriveerd en Siem (onze gewestelijke kommandant) en mij, Siems plaatsvervanger, wenste te zien. Zij waren een paar huizen verder ergens ingetrokken. Wij lieten de heer van Boetselaer zeggen dat wij wel even tijd voor hem konden maken en dat hij kon komen. Hij kwam niet. Gelukkig maar, want de arbeid bestaande in het aan het licht brengen van zaken, personen en institutietjes, die lang onder water gefunktioneerd hadden, het werk bestaande in het oplossen van problemen en het herstellen van verhoudingen dat daarbij nodig was, bleek een onvoorstelbaar moeilijk karwei.
Een week later of zo kwam Boetselaer wel - in gezelschap van Prins Bernhard, de bevelhebber van de Nederlandse Strijdkrachten, waar sedert 5 september 1944 ook de Binnenlandse Strijdkrachten onder geplaatst waren. Het was een tamelijk hooghartig bezoek. Wij begrepen dat wij, als wij ons met de zaken zouden blijven bemoeien, als ‘militairen’ onder de bevelhebber zouden staan en dat het Militair Gezag niet-militaire kwesties voor het uitmaken had. Ik vertrok de volgende dag voor enige tijd naar Londen om daar uitvoerig verslag uit te brengen aan de britse eenheid waar wij voornamelijk onder gewerkt hadden. Toen ik na een week of drie terugkwam, dacht ik in Utrecht niet meer nodig te zijn en repatrieerde ik naar Groningen, waar ik natuurlijk weer Militair Gezag aantrof. Mijn disgust was genoeg gedaald om, gemilitariseerd, dat moest, een funktie te aanvaarden voor het toezicht op en de vrijlating van de politieke geïnterneerden. Als ik over het Militair Gezag spreek, spreek ik dus ook over mijzelf.
Nu kijk ik aan tegen het portret van de man die een tijdje
| |
| |
mijn hoogste baas geweest is. Het is geen prettig portret, op een boek dat flink dik is gemaakt door opdikkend papier, dikdoenerij die nogal karakteristiek lijkt voor de man en zijn boek. Men blijft even stilstaan bij het omslag. Olijfgroen, maar er is ook verkeerd olijfgroen en dit is het verkeerde. Met het portret van een man die uit stopverf lijkt te zijn geschapen, in een oranje kader, maar niet de goede kleur oranje. De pil ligt te zwaar in de hand, hij ziet er opdringerig lelijk uit. Het boek is vervelend, hier en daar slecht geschreven en nergens echt goed. Ik krijg geen enkele aandrift om over de dorre inhoud van dit boek iets te schrijven. Er moet nodig eens een historikus komen die de verschijnselen Militair Gezag en mr Kruls onderzoekt en er een goed boek over schrijft. Het lijkt mij echter nodig, te wijzen op een zeer belangrijke zaak die de schrijver ten onrechte niet vermeldt.
Beroepskaptein Kruls gaat in mei 1940 mee naar Londen, om terug te komen als generaal met een funktie die alle aandacht van de historikus en politikoloog waard is. Die historikus ben ik niet, maar ik vraag aandacht voor de officieren die niet hebben kunnen uitwijken. Zij waren krijgsgevangenen van de duitsers. De duitsers lieten hen na enige tijd ‘grootmoedig’ vrij. In werkelijkheid dachten zij zich dit gebaar te kunnen veroorloven doordat zij meenden de oorlog prakties gewonnen te hebben. Toen dat optimisme minder gerechtvaardigd begon te lijken, werden de nederlandse beroepsofficieren weer opgeroepen per 15 mei 1942, de reserveofficieren op 15 juni 1943.
Behoorden zij te gaan of niet? Nee. In het veldzakboek van de officieren wees voorschrift vs 2 - 1392 erop dat iedere officier de plicht had:
a) | gevangenneming te voorkomen, |
b) | uit krijgsgevangenschap te ontsnappen, naar eigen linies terug te keren en weer mee te vechten. |
Duidelijk genoeg, niet? Ten overvloede heeft de regering in
| |
| |
Londen boven Nederland uit vliegtuigen biljetten gestrooid met de slogan ‘wie gaat pleegt landverraad!’ Minister-president Gerbrandy heeft op 3 mei 1943 voor Radio Oranje de volgende woorden gesproken: ‘Landgenoten! De Nederlandse Regering roept allen, die door het duitse aanmeldingsbevel getroffen zouden worden, met de meeste nadruk op in geen geval aan het duitse bevel gehoor te geven en zich te onttrekken aan iedere duitse poging om zich van hen meester te maken.’
Het is een schande, dat de meerderheid ging, een schande waaraan deze meerderheid na de oorlog de onaangenaamste gevolgen zou verbinden voor de standvastigen die het verdomden.
De ‘generaal in Nederland’ Kruls heeft toegelaten - ik mag bij gebrek aan bewijs geen sterker woord gebruiken - dat de beroepsofficieren die zich niet vrijwillig opnieuw in gevangenschap hebben begeven, schandelijk ten achter zijn gesteld bij hen die het wel deden. In tegenstelling tot de laatsten kregen de beroepsofficieren, die alleen al door hun weigering in het verzet gingen, maar dat in bijna alle gevallen nog drasties bevestigden, over de periode 1942-1945 achteraf geen salaris, geen nabetaling, geen pensioen. Pas in 1956 heeft het kamerlid Ritmeester verandering in deze schandalige toestand kunnen brengen. Het is nog erger. Voor Kruls golden de jaren dat hij in Londen zat voor het pensioen dubbel. De officier die dezelfde tijd doorgebracht heeft in Natzweiler en Dachau kreeg niets.
De van haat vervulde aandacht voor het verzet van de vrijwillige krijgsgevangenen is nóg sprekender. Tot 1950 vermeldden de registratielijsten of stamboekkaarten al het nodige betreffende de militairen, inklusief de gegevens over de jaren 1940-1945, betrekking hebbende op hun zich eventueel onttrokken hebben aan krijgsgevangenschap, het deelnemen aan het verzet, arrestatie of koncentratiekampen. In 1950 vond een ‘modernisering’ van de registratielijsten plaats. Deze mag niet los gezien worden van de ondertekening, in 1949, van het
| |
| |
Noordatlanties Verdrag, plus het perspektief van slimme atlantiese honden op duits partnerschap in dat bondgenootschap.
De majoor b.d. baron G.W. van Dedem, een van hen die zich als echte officier niet gemeld heeft voor krijgsgevangenschap, die in het tweede od-proces driemaal ter dood werd veroordeeld, drie jaar zonder pensioen in Dachau zat, terwijl Kruls met dubbel tellende jaren in Londen vertoefde, heeft na de oorlog kunnen waarnemen dat de passages die 1940-1945 betroffen met zwarte inkt waren doorgehaald. Het Bronzen Kruis kunnen ze hem moeilijk afnemen, maar dat de overste De Kort in plaats van zich gevangen te geven in Amsterdam in de kp gewerkt heeft, staat niet langer vermeld. De sergeant (nu kapitein) Beekman, legernummer 191228029, had het Kruis van Verdienste gekregen voor het volgende. Hij was bij een poging om in Londen te komen (waar Kruls al zat) bij de frans-zwitserse grens gearresteerd, kwam in het kz, kon zich op een station van Praag aan een transport onttrekken, liep weg, keerde terug om nog vier andere nederlanders te redden, dook onder in Praag en nam daar deel aan de straatgevechten tegen de moffen van 5-10 mei 1945. Dit hele verhaal staat niet langer vermeld op de registratielijst.
Als Van Dedem op het departement voor de verzetsmensen onder de officieren pleit, krijgt hij van een hoge ambtenaar te horen: ‘Maak je niet zo druk, over een paar jaar zijn ze allemaal dood.’
Kan deze rivaliteit onder de beroepsofficieren, tussen de meerderheid die zich gevangen gaf en de minderheid die het verzet versterkte, maar onder Kruls het onderspit heeft gedolven, verklaard worden? Jawel. Men moet er echter een heel speciaal spoor voor terug volgen, waarvoor hier geen plaats is. De houding van vrijwillige krijgsgevangenen weerspiegelt, of zij zich daarvan bewust zijn of niet, de ekstreme law-and-order-instelling van de ‘generaal in Nederland’ die zich van nature tegen het verzet keert. Betekenisvol noem ik dat onze mondi- | |
| |
aal obskure generaal zelfs de Observer heeft gehaald, 10 augustus 1971. Daar wordt erop gewezen dat Kruls in NATO's Fifteen Nations, overigens een van de knulligste periodieken die bestaan, gepleit heeft voor de inschakeling in de nato van Zuid-Afrika. Voor de geïnteresseerde noteer ik verder één aanwijzing uit Kruls' boek: ‘(de toestand is)... nu zó gevaarlijk dat wij ons bepaald niet meer kunnen veroorloven met een “air de dédain” neer te kijken op landen als Spanje en voorheen Griekenland en ook op Turkije, omdat zij niet democratisch genoeg zijn en daarom eigenlijk nauwelijks geduld kunnen worden als partners in de verdediging van Zuid-Europa.’ Wat betekent dit? Dat Kruls dermate anders denkt en voelt dan het deel van het nederlandse volk dat zich tegen het fascisme verzet heeft, en dat mr Kruls er een zo andere etiek op na houdt dat hij nooit officier had mogen worden.
Per februari 1951 eindelijk is mr Kruls uit zijn funkties ontslagen. Eervol, maar het was een klap op zijn hoofd. Hij vertelt getroffen te zijn door de onverschilligheid waarmee kollega's en vrienden tegenover dit gebeuren stonden, al waren er uitzonderingen. De kommandant van het korps kommandotroepen, Gualthérie van Weezel, bijvoorbeeld, die in het kader van een oefening ‘klaarstond om uit te rukken en wachtte op een oorlogsalarm met scherpe munitie, belde op om zijn gehoorzaamheid aan mij te bevestigen en zijn bereidheid naar Den Haag te komen en elke opdracht uit te voeren.’
Daar hadden wij bijna wat beleefd in Nederland. Zeg niet, dat zoiets zuid-amerikaans hier nooit gebeuren zal. Er zijn in Nederland ook ambitieuze mannen die denken dat zij door een bepaalde haarverzorging goed de tango dansen kunnen. Enfin, de man die in 1951 zijn generaal een stukje revolutie tegen de regering aanbood, werd later hoofdkommissaris van politie van 's-Gravenhage.
De man die generaal Kruls geloosd heeft en die daarvoor een standbeeld verdient, was de minster van defensie 's Jacob.
| |
| |
Kruls introduceert de minister die zijn gramschap opwekte, maar aan wie wij dank verschuldigd zijn, bij de Elsevierlezers van zijn knullige boek met deze zin: ‘'s Jacob was vóór de oorlog reserveofficier der kavalerie en burgemeester van Neerlands kleinste gemeente, Valburg, na de oorlog secretaris-generaal van financiën en in 1948 met een speciale opdracht naar Indië.’ Het werkwoord bij die opdracht heb niet ik over het hoofd gezien, het is zoek gemaakt door de Generaal in Nederland. Na twee zinnen volgt: ‘Wel kende ik de nieuwe minister als een zwakke figuur en begreep ik dat zijn nauwe relatie met Lieftinck voor mij weinig goeds kon inhouden. De minister van financiën wilde nu wel eens van dat gezeur over die defensiebegroting af zijn!’ Op bladzijde 203 komen deze twee zinnen voor: ‘Helaas was de minister op 13 en 14 januari aan het jagen en van 15 tot en met 18 januari wegens ziekte afwezig.’ ‘In die vergadering komen tevens mijn voorstellen ter sprake en blijkt 's Jacob zijn standpunt daarover nog niet te hebben bepaald. Dat kon immers niet want hij was eerst jagen en daarna ziek.’
Maar Kruls vliegt er eindelijk uit en krijgt te horen dat de inspekteur van de kavalerie kolonel B.P.R.F. Hasselman hem zal opvolgen. Het was al eerder een moeilijke zaak met Hasselman geweest. ‘Moeilijk omdat velen die hem in zijn optreden in de eerste bezettingsjaren hadden gevolgd, hem niet wilden accepteren, niet naast en niet onder hem wilden dienen.’ Wij zouden wel eens wat meer willen horen over die kolonel Hasselman, die niet mee naar Londen kon. Wat heeft de man precies gedaan? Kruls heeft nu eenmaal gespuid dat er een luchtje aan Hasselman zat, het volk van Nederland wil nu ook precies weten wat voor rottigheid ‘de kapitein in Londen’ op het vasteland heeft geroken. Wel, dat vroegen zich na het lezen van het stomme boek van Kruls ook enkele Tweede-Kamerleden af en zij hebben ‘de kapitein in Londen’ op zijn wenken bediend. Er werden vragen gesteld aan de ministers van justitie en defensie. De politieke redaktie van mijn krant heeft
| |
| |
op 15 augustus 1975 inlichtingen gevraagd bij het Tweede-Kamerlid H.J. de Koster, oud-minister van defensie. Die zei dat hij in '71 een onderzoek had ingesteld naar vroegere handelingen van de toen al gepensioneerde H. Hij had geen aanleiding tot nadere aktie of tot mededelingen naar buiten.
De Koster wees erop dat H. in de oorlog een ongunstige rol heeft gespeeld bij het doen tekenen van verklaringen van loyaliteit door een groot aantal nederlandse officieren aan de duitse bezetter. Daar staat tegenover dat H., toen hoofd afwikkelingsburo Defensie en als zodanig vrij om zich niet in krijgsgevangenschap te begeven, vrijwillig in krijgsgevangenschap is gegaan. H. had grote bewondering voor de kwaliteit en organisatie van de duitse krijgsmacht, maar was beslist geen nazi, aldus De Koster, die overigens weinig bewondering heeft voor het handelen van de latere chef van de Generale Staf.
Dan volgt er iets merkwaardigs. De oud-minister, die kennelijk Kruls niet heeft gelezen, verbaast zich over de belangstelling die nu voor de inmiddels 77-jarige H. is ontstaan. ‘H. was een buitengewoon intelligente man, die zijn carrière geen kwaad wilde doen. Maar dat gold voor meer nederlanders, als bijv. Louwes, Staf, Hirschfeld en De Quay.’ Nu, voor een adempauze, één regel wit.
Eerst weer een citaat: ‘Holland was nu eerst goed op zijn smalst. Reeds binnen enkele dagen was de voor mijn dienstauto naast mijn woning gevorderde garage vrijgegeven en na 7 februari was de auto niet meer beschikbaar.’ Jawel, maar de man was toch per 1 februari ontslagen?
Nadat Kruls ‘op elegante wijze’ met pensioen gegaan is (de uitdrukking is van hemzelf en slaat op het feit dat zijn londense jaren dubbel telden) treedt hij via een golfvriend van Eisenhower, de president van de American Express Company, tot deze Company toe als Special Representative voor Nederland. Hij blijft doorgaan met journalistiek werk voor Elsevier. In
| |
| |
1952 verschijnt er een boek van zijn hand onder de fascinerende titel Vrede of Oorlog, waarvoor prins Bernhard een inleidend woord schrijft. De volgende regels van zijne koninklijke hoogheid worden ook in dit boek weer aangehaald, en zij noden tot bestudering: ‘Wanneer de schrijver tenslotte de weg aanwijst, welke de beste kansen biedt om ons voor een oorlog te behoeden, dan stelt hij duidelijk in het licht, dat niet alleen bewapening ons kan redden, maar dat noodzakelijk is een gemeenschappelijk ideaal, gebaseerd op de christelijke levensleer; dat gestreefd moet worden naar een zo groot mogelijke eenheid tussen de staten en volken, die dit ideaal in hun hart meedragen, en die bewust trachten door noeste arbeid, economische krachtvorming èn een sterke bewapening, het gestelde doel te bereiken!’
Wilde de schrijver van deze lange zin beweren dat de franse, de duitse, de nederlandse en de engelse eerste ministers, of vorsten, of presidenten een ‘gemeenschappelijk ideaal, gebaseerd op de christelijke levensleer’ hadden of hebben? Hoe ziet de christelijke levensleer van prins Bernhard er uit? Zeg het mij, en ik kies ongezien een andere.
Kruls vertelt nog dat hij bij de klm komt, waar alles geleidelijk beter gaat, maar zich in 1966 speciaal met Holland Promotion gaat bezighouden. De mooiste foto in het boek is die van de generaal met de ‘kaasmeisjes’ in zijn Holland Promotion-tijd. Hij treedt op als promotor van grote internationale hotels in Nederland. Die worden dan geopend door prins Bernhard. Ook een generaal? Of een admiraal? Of alle twee? Tja, ik heb zijn diploma's niet gezien.
En nu de kolonel. Waarom wordt het nederlandse volk niet nauwgezet ingelicht over dat wat o.a. Kruls tegen kolonel Hasselman had? Als je dat niet wilt doen, Vredeling, kun je het leger beter afschaffen. Als het hele kostbare en loodzware schilderij van onze defensie dus aan één lullig haakje hoog in de muur kan zijn opgehangen.
|
|