Hoe bereidt men een ketter
(1976)–J.B. Charles– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
de l'Europe. Aan het einde van de avond waren er niet veel mensen meer en net toen ik vond dat ik ook maar moest opstappen maakte zich een zwartharige vrouw los uit een groepje dat mij had opgemerkt en kwam op mij af. Zij zei kwaad: zo, is Leiden er ook, en liet daar enkele ruzieachtige woorden over Nieuw Links op volgen. Maar meteen kwam een man uit het groepje haar terughalen en dat was Den Uyl. Hij verontschuldigde zijn vrouw, maar ik moest wel begrijpen, zei hij, dat men zich toch wel terecht gehinderd, verdrietig en boos voelde door en op Nieuw Links enzo. Ik zie haar na een paar jaren terug in de Haagse Post bij het artikel van Adriaan Morriën, getiteld Het literaire leven van Joop den Uyl. Dezelfde kwaaie meid. Maar ik heb niets tegen kwaaie meiden. Intussen is Liesbeth helemaal niet zwart maar eerder tegen goudbruin aan, hoewel de spoeling dat heeft kunnen doen, maar, wat belangrijker is, zij is helemaal niet snibbig, hoewel dat van de gelegenheid kan afhangen waar je haar ontmoet. Zij was het zeker niet op het schrijversbal. En zij draagt er zichtbaar toe bij dat de minister-president op zo'n feest genoeglijk kan meedoen.
Er blijven drie punten over die mij aan het denken houden, (a) Ik wens de echtgenoten van de hoofdrolspelers op het politieke toneel niet te kennen. (b) Dat gezanik over Nieuw Links. (c) De litteraire smaak van onze minister-president. Wij beginnen met (c), en als ik het al niet gedacht had: Den Uyl heeft volgens het interview precies de goeie boeken gelezen en vindt keurig op een rij de goeie boeken goed. Slauerhoff ‘vrij kompleet gelezen’. Kafka ‘ongeveer kompleet gelezen’. Waarom niet kompleet, jongen, als je ze zo geweldig vindt? Hou maar op. Je hebt je goede smaak laten zien, maar jij had Kafka en Slauerhoff kompleet kunnen lezen en dat heb je niet gedaan. Misschien had de maatschappij je wel erg nodig. ‘Litteratuur wordt opgeborgen bij de onvolwassenheden, bij de zwakke sektor van de samenleving.’ Dat kan | |
[pagina 114]
| |
niet van Adriaan zijn, dat moet de premier geformuleerd hebben. O, wat zou het een straf zijn ‘De kwadratuur van het aksent’ te moeten lezen, het essay waar Joop Liesbeth mee gefleurd heeft. Tenslotte een stukje eigenwijs gezeur dat ik hier laat volgen. Den Uyl heeft Bleekers Zomer gelezen. ‘Ja, wat vond ik daar nou van? Ik dacht: Er verandert toch niets in Nederland, want het heeft in zijn portrettering, in zijn benadering van een situatie, iets oerhollands: mannen met bretels en zweet. Het stamt rechtstreeks uit de school van het hollands realisme anno 1910. Tegelijk toch wel eigentijds doordat er de winst bij zit van een ironisering van de situatie.’ ‘Maar als je vraagt: wil je nou alles lezen van Mensje van Keulen? Nee, nee. Ik heb het even in z'n sympatieke ironiserende waarneming geproefd, maar voor 't moment is het ook even genoeg. Ja, en dat geldt ook een beetje voor wat ik de laatste jaren zo heb opgesnoven.’ Nu neem ik (a), (b) komt nog wel. Ik wens niet te weten of Den Uyl getrouwd is en ik wil een portret van hem kunnen bestuderen omdat hij toevallig mijn minister-president is, zonder gehinderd te worden door een zwartlijkend iemand naast hem. Zou Liesbeth minister-president zijn, dan zou ik wensen dat het beeld van haar echtgenoot aan mij voorbijging. Het interesseert mij toch ook niet of minister Vorrink gehuwd is of gehuwd is geweest, en met wie? Ik zou willen dat Dolle Mina eens aandacht aan dit aspekt van de vrouwendiskriminatie wijdde: je ziet geen rector magnificus optreden of er draaft een wijfje naast. Ik hoorde eens een dame vertellen over iets onnozels dat een paar decennia geleden gebeurd zou zijn. ‘Het was in het jaar dat ik rectorsvrouw was.’ Je houdt toch niet voor mogelijk dat zij in het openbaar altijd hun mannetjes bij zich zullen hebben wanneer er straks evenveel vrouwelijke rectoren, burgemeesters en ministers zullen zijn als manlijke? Ik weet niet of Luns getrouwd is, mischien wel, het is zelfs mogelijk dat hij een beschaafde vrouw heeft of een aardige, maar Luns heeft één verdienste: hij verwart de zaken niet, hij gunt | |
[pagina 115]
| |
het ons onze aandacht volkomen te konsentreren op zijn eigen vulgaire gevaarlijke persoon. Weet je wat de gemankeerde schout-bij-nacht over Asshole Nixon zei om die bij ons aan te bevelen toen hij nog niet door het rooster van het riool gevallen was en Luns hem nog kon bewonderen? ‘Hij heeft zo'n enig degelijk ouderwets huwelijk!’ |
|