ren zijt, maar ook goede Nederlanders en goede kameraden door ginds een gemeenschap te stichten, waarin het parool geldt: één voor allen, allen voor één. Zorg er voor - aldus besloot ir. Staf zijn toespraak - dat voor de geest waarvan gij blijk geeft, ginds steeds groter gebieden aan Nederlanders worden toegewezen. [De neiging om te kursiveren kan ik déze keer niet onderdrukken.]
Hierna voerde Landesbauernführer Graf Grote het woord. Nadat hij deze woorden van ir. Staf had onderstreept, vroeg hij de mannen zich bij hun vertrek naar het Oosten de kaart van de wereld voor de geest te halen en te beseffen hoe klein feitelijk de europese ruimte is tegenover de aziatiese, zich in te denken in welk een kleine ruimte de germaanse en andere volkeren samen leven, weliswaar gescheiden soms door taal en kuituur, maar in een samenleving, intensiever toch dan in welk uur der historie. Dit besef - aldus Graf Grote - is het wat ons de handen ineen moet doen slaan om alles wat voor ons en onze kinderen van betekenis is te beschermen tegen de aziatiese ‘kultuur’. In het bewustzijn hiervan, zult gij begrijpen, waarom de Führer met zijn volk en de verbonden volkeren is aangetreden tegen het bolsjewisme.
Wanneer het duitse en de verbonden volkeren dan hun bloed inzetten, moet gij begrijpen, dat gij mede de handen uit de mouwen dient te steken om de ruimten, gewonnen door het duitse zwaard tot bloei en ontwikkeling te brengen. Europa moet wakker worden in dit historiese uur en de tekenen des tijds verstaan. Onze leuze zij alleen ‘Nederland voedt zichzelf’, heel Europa zal zichzelf moeten voeden.
Met zoveel idealisme moet gij bezield zijn, dat gij als nederlandse pioniers de ruimten wilt gaan kultiveren. Ik weet, dat gij nederlandse boeren, daaruit meer kunt putten dan anderen, ik heb een groot respekt gekregen voor uw prestaties. Toont dan wat de Germaanse mens uit de bodem te voorschijn kan brengen! Tans wachten u gure wintermaanden, doch ik weet dat gij een nederlandse boerenschedel hebt en