| |
38. Levenswijsheid.
Opwekkend woord aan een knaap, die door zijn eindexamen is.
Hartelijk geluk, mijn jongen!
't eindexamen is voorbij!
En zoo treed je vol verwachting
in de bonte maatschappij.
Nu geef ik j' in deze reeglen
een kwartiertje ‘Levensles,’
Volg mijn raad - dit Vademecum
voert u verder naar 't succes.
Zorg de menschen nooit te hindren,
zachtheid leer je nooit te vroeg,
Want er is, geloof me, jongen,
heusch al narigheid genoeg.
Zeg geen mensch ooit cru de waarheid,
ook al heeft hij het verdiend;
Als ie 'r eens 'n keer niet bij is,
ku' j' t' eens ‘hebben over’ 'n vriend.
| |
| |
‘'t Is 'n héél geschikte vent,
Maar......’ en dan ku' j' alles zeggen,
zonder dat j' onhartlijk bent.
Schrijf wat ieder graag wil lezen,
zeg wat ieder hooren wil;
Als je 't harte dringt tot spreken,
wees dan wijs, en houd je stil.
Kom je op een ministerie,
in het leger, op 't kantoor,
Wees beminnelijk voor je meerdren,
daar zijn ze je meerdren voor.
Tapt de kapitein een mopje,
ook al hoorde je t' al meer,
Zet dan een gezicht als was het
voor de allereerste keer.
Is 't niet aardig, - en je weet niet
waar je eiglijk lachen moet,
Dan begin je maar te schaatren
als je ziet dat 'n ander 't doet.
Ga je in den handel, wees dan
eerlijk; dat 's, zooals je weet,
Wat in 't algemeen gesproken
in den handel eerlijk heet.
God krijgt nu weer wat te zeggen,
Doe dus wat aan Godsdienst (Zondags -
door de week dan hoeft het niet).
Zorg ook dat je met ‘vooruitgang’
en ‘sociale nooden’ schwärmt,
Maar je stemt (doe 't maar wat stiekum)
wie je duiten 't best beschermt.
Scheld geweldig op de Joden;
dat strijdt niet met je fatsoen;
Doe ze na, of zoo - dat ku' j' in
ieder net gezelschap doen.
Hoor je van 'n louche zaakje,
zeg dan - dat klinkt altijd goed -
Dat je vindt ‘dat ieder zoo iets
voor zichzelf maar weten moet.’
Heb je geld, wees dan liefdadig,
dat maakt j' algemeen bemind;
| |
| |
Maar geef nimmer zooveel, dat je 'r
zelf den last van ondervindt.
Laat je kiezen in bestuurtjes
op 't gebied van Kunst of Staat;
Veel hoef j' er niet van te weten,
als j' er maar wat veel van praat.
De gemeenplaats moet je eeren,
streef niet naar oorspronkelijkheid;
In je termen, in je beeldspraak,
volg de mode van je tijd.
Volg angstvallig iedre mode,
Doe wat ‘men doet,’ zeg wat ‘men zegt,’
buig het hoofd voor Koning MEN.
Wor je humorist, bedenk dan,
dat je duidlijk, ‘dik’ moet zijn;
Geef de menschen niet te denken,
werk is werk, en gijn is gijn.
Eer - met vrouwlief - reine zeden,
spot thuis nooit met overspel,
Breng haar, als ze er 's om wil lachen,
naar den schouwburg; daar mag 't wèl.
Wees niet maklijk in je oordeel,
doe gerust wat aan kritiek,
Als je maar bij 't kritiseeren
de kritiek volgt van 't publiek.
Doe niet wat je zelf het best vindt,
daarin schuilt een groot gevaar;
Wat de menschen zullen zeggen,
richt je daar uitsluitend naar.
Wees een man van 't juiste midden,
dan wor j' algemeen geacht,
Menschen van karakter, jongen,
hebben 't nooit heel ver gebracht......
Zie, hier heb j' 'n handvol lessen,
leer ze en breng ze in praktijk,
Eenmaal zal je - vrees ik - zeggen:
|
|