18. Examen-rijm.
Opgedragen aan de H.B.S.-ers.
O, verschrikkelijke tijd!
Tijd van feiten, cijfers, namen.
Wanneer raken we je kwijt?
'k Wijd dit vers aan ied'ren jongen,
Volgepropt en volgedrongen,
Als een groote inmaakflesch.
In een stuk of twintig vakken
Is zoo'n knaap geweldig knap,
Diep doorkneed, en bruin gebakken,
Krakend van de wetenschap.
Dapper weet hij door te draven,
Met de wijsheid uit zijn boek,
Bolsegment en hellingshoek.
Stikstofoxydule ken-d-ie,
Millimol, status nascendi,
En hij zegt, of 't heel gewoon is:
Zonder aarz'len schrijft hij neder
Met een glans op zijn gelaat,
D' inhoud van een octaeder:
Ook zijn hem kathodestralen
Brekingsindex, welbekend,
Kryophoren, transversalen,
Hij berekent je de manen,
Volle, halve - door mekaar,
En hij teekent je de banen
Der kometen kant en klaar.
| |
Bollen, knollen en cyclamen,
Hij beschrijft ze, blij te môe,
En hij kent Latijnsche namen
Voor kanarie, kip en koe.
Toetsingsrecht en vormverzuim,
Comptabiliteit, justitie,
Kent hij keurig op zijn duim.
Waardeleer, muntpariteit,
Teekengeld, bimetalisme -
't Is voor hem een kleinigheid.
Heel d' onmeetlijke historie
Kent de knappert uit z'n kop,
Nooit begeeft hem zijn memorie,
Dertien Dirken dreunt hij op.
Schratten, klammen, leemt en lava,
Hij verklaart ze je precies,
En hij weet van 't eiland Java
Iederen berg en al de tji's.
Met een zeekre nonchalance
Spreekt hij over cheques, coupons,
Conto, meta, koers, usance,
Tarra, traites en talons.
Draait hij af, en praat hij na,
En het smaakt als een verdunde,
Teekent hij in stippellijn,
Schaduw-schetsen maakt hij, die dus
Artistiek en ‘stijlvol’ zijn.
Al zijn wijsheid lucht hij zóó maar,
Zelden zegt hij iets verkeerd,
Maar wat logisch denken - ho maar!
Want dàt heeft hij afgeleerd.
|
|