Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 9. Stemmingsrijm van dood en leven. d' Oude nicht is dan verscheiden. 'k Volgde in den stillen stoet. Met haar streven en haar strijden, Haar verdriet en haar verblijden, Haar beklagen, haar benijden, Is het nu gedaan. Voor goed. Toen de menschen huistoe gingen, Heb ik nog eens nagedacht Over deze diepe dingen, Waar de Zieners zoo van zingen: - Zoete, zachte zegeningen! - Stervensmoed en Levenskracht. Ik behoor niet tot de vromen - Twijfelmoedig is mijn aard; En 't is, als ik liep te droomen, In de schaduw van de boomen, Dikwijls bij mij opgekomen: ‘Is het Leven 't leven waard?’ [pagina 205] [p. 205] Zie ze zwoegen; zie ze zweeten! Waarvoor maakt de mensch zich druk? Om te drinken? Om te eten? Moet Genot het einddoel heeten? Wordt het wijze woord vergeten: ‘Geld en goed is geen geluk?’ Wie zich schatten zoekt te gâren, Goud begeert en goud alleen, Goud in geld en goud in baren - Ach! hij zal het ras ervaren: Uren, dagen, maanden, jaren Vliegen als een schaduw heen! Ach, wat baat ons al het vechten Voor het vrije Vaderland! Heeft ons ruige Ras zijn rechten? Of zal Macht het pleit beslechten? Knaap! zal knods of knoet ons knechten, Nu of nooit of naderhand? ‘'k Zie de gele blaren vallen,’ Zong ik al bij moeders schoot; En wij menschen storten allen Evenzoo, bij duizendtallen, Als de strijders op de wallen, Van het Leven in den Dood. Toch - het weidsche wereldwonder Overstelpt mij keer op keer: - Mij, den dorren hypochonder! - 's Avonds gaat de zon wel onder, Maar des morgens is de zon d'r, Wen de wolken wijken, weer. Ja. Het Kwade en het Goede Blijven bij mekaar bestaan; Laat ons daarom blij te moede, Fier als prinsen van den bloede, Onder 's hemels heiige hoede, Door de wondre Waereld gaan. [pagina 206] [p. 206] Niet te zuchten, niet te klagen, Maar te leven, onverveerd, Niet te zoeken, niet te vragen, Maar, het hoofd omhoog gedragen, Zóó den stoeren strijd te wagen - Dat heeft mij dit graf geleerd...... Weinig had mijn nicht geleden, - Stormloos was haar levenszee - Daarom, rustig en tevreden, Liep ik licht, met luchte schreden, En dan ook om deze reden: d' Erfenis viel nog al mee. Vorige Volgende