Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 156] [p. 156] 11. Pat zou van zijn grootje erven; Dat kwam Patrik goed te pas, Hij kreeg alles bij d'r sterven, ‘Als hij vriendlijk voor ze was.’ Eens zat grootje voor de ruiten, Peinzend over dood en graf; Pat passeert toevallig buiten, Kijkt, maar neemt zijn hoed niet af. ‘Man, daar zal je nog voor boeten!’ Zei een vriend. Maar Pat zei: ‘Zot! Waarom zou ik grootje groeten, Die zoo doof is als een pot?" Vorige Volgende