Van Eeden gewaagt met lof van een sonnet van Adwaita, waarin deze dichter zijn virtuositeit in het rijmen toont, door slechts twee rijmklanken voor een geheel sonnet te gebruiken.
Ik zwicht voor de verleiding om 't nog mooier te doen.
Zoo 'k ooit een zuiver klinkdicht heb geschreven,
Nog nooit heb 'k zooveel rijms door 't werk geweven;
't Gedicht, dat 'k heden bied, breek' bouder baan......
Ik zwicht, de muze maant - ai! laat mij gaan......
Vermooit het rijmen niet des menschen leven?
't Ontdooit de lagen ijs, die 't hart omgeven,
't Verlicht den looden last van ons bestaan,
En 't sticht een schutse tegen 's werelds waan.
Getooid met lauw'ren, dool 'k door Tempe's dreven;
Bestrooid met bloemen, blij het hoofd geheven,
Verricht 'k mijn taak, geleid door Phoebus' vaan.
Gekooid, gekerkerd zij wie 't durft weerstreven!
Ontplooid en wapp'rend blijv’ mijn dundoek zweven......