Gedicht bij het zien van Leo Gestel's Symbolische klankfiguratie ‘De zwart-en-wit geknakte Gladiolenhaven’, Compositie in kleur.
‘Geen kunst kan meer zijn, dan preludium van de werk'lijkheid.’
Philip Metman.
Daar, waar de kleuring klaart, in 't zeevert' stralen,
En nederop-waart laait in glavren gloed,
Daar slinkt een schuchtre schijn, als bluschloos bloed,
Wijl goud-visioenen door d' ontscheemring dwalen.
Zal steeds de purpren stem, die sidd'rend woedt,
In barnend' aemecht strak, schoor-prangend pralen?
En wolkt mijn ziel in d' almadijnen vloed,
Door 't lydolagd weerkaatst, in mid-nachts-dalen?
Ik duchte 't duister nauw, schoon d' ucht-nacht daagt,
Zoo leg ik 't speurend oor aan 't kleurterzet,
Wen 't mij heur boezem biedt, waar 'k smachtend nestel...
Aanhoort dan 't antwoord zacht, waar 't zielsvuur vraagt: