Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 53. Mies, Charivarius, de kanarie en de oorlog. Mies, mijn mooie, grijze poesje, Ligt genoeglijk in haar soesje Voor mijn open haard, Op het warme, wollen kleedje. Kijk, zij droomt - beweegt een beetje 't Puntje van haar staart. Mies ontwaakt, en wascht haar snoetje; Dan, behoedzaam, voet-voor-voetje, Sluipt zij naar mij toe. Hoepla! Plotseling springt zij op je! Spint verheugd, en geeft een kopje: Mies is blij te moe. [pagina 103] [p. 103] Ik niet minder, dat begrijpje! Met mijn poes en met mijn pijpje, Onder 'n dak van rook! 'k Streel het zachte zijden velletje; Mies en ik, wij zijn een stelletje, Mies is lui - ik ook. 't Is zoo rustig, 't is zoo stille, Is 't geen plaatje? geen idylle? Vriendschap, Vreugd en Vree. En we denken geen van beiden Aan het slachten en het strijden, En het Wereld-wee...... 'k Soes wat over ‘Charivari’...... Kijk, daar huppelt mijn kanarie Uit zijn open kooi. Mies springt eensklaps van mijn schoot en Heft, met tijgeraard, haar poot, en...... Pats! Zij heeft haar prooi! 't Bloed druipt tappelings langs haar kaken, 'k Hoor de broze beentjes kraken, Hoe 'k die kat verwensch! 'k Tracht een scheldwoord te verzinnen, Wacht! daar schiet m' er een te binnen: Schaamje, Mies! Jij... MENSCH!! Vorige Volgende