Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] 49. Aan Frans Bastiaanse, mijn concurrent-ruizerijmer. Ik schei d'r maar uit met m'n rijmen, Ik leg er het bijltje bij neer, Het woordjes en regeltjes lijmen, 'k Verdraai het, ik doe het niet meer. Eerst had 'k een succes als de ‘Spaansche Vlieg’ - nu 's 't met mijn Glorie gedaan In 't droef Ondermaansche, nu Frans Bastiaanse Mij als concurrent komt verslaan. Hij, een onzer ernstigste dichters, Als Boutens, van Looy en Verwey, Zoekt plotsling kracht in wat lichters. En nu concurreert hij met mij! Waarom blijf je niet op je eigen, Je deftige, hooge terrein? Mij breng je aan 't zwijgen - jou gaven die neigen Toch meer in een andere lijn? Moet ik dan maar honger gaan lijden? Vaak denk ik: hoe kom ik nog rond In deze benauwende tijden; Je neemt mij het brood uit den mond! Ik heb toch mijn kroost en mijn vrouw nog! Die valt van gebrek soms in zwijm. Daar net weer. Z' is blauw nog! Misgun je me nou nog Die schamele tien pop per rijm? 't Is schandelijk. 't Is om te huilen...... Maar wacht eens, ik weet er wat op: We zullen van plaatsen verruilen, We zetten den boel op z'n kop. Ga jij charivaria maken, Venijnig en puntig en bits, Jij kunt ze wel raken! - we wislen van taak, en Dan schrijf ik sonnett' in de Gids. Let op, hoe ik bladen op bladen Met droeve sonnetten bedruk, Ik zing van de wee-witte waden, En 'k dicht van het wondre geluk. [pagina 97] [p. 97] Ik - nuchter als planters van Deli, En flink als de zoons van De Koo, Ik kweel van de lelie! (Terwijl ik toch veel lie- ver rijmde op Kuyper, en zoo.) Dan vul jij de Nieuw' Amsterdammer Met Waanwijze Jantj' en z'n Pa, ‘Gaat dat zien,’ en met deelwoorden-jammer, En je loopt Tante Betje dear na, Met wie 'k vaak zoo'n doux tête-à-tête had! 'k Verdwijn als de man-in-de-mist, Alsof 'k ‘en retraite’ zat, en jij schrijft ‘Hij zèt wat!’..... Ik Dichter - jij Rijmspecialist! Vorige Volgende