Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 48. Een neutraal lied van den oorlog en het opperwezen. Motto: ‘Met Gods hulp hebben onze troepen gisteren de grens van Egypte overschreden.’ - (W.B.) De Keizer liet den commandant der troepen Toen tot zich roepen. En zei: ‘De zege is ons nabij; In diepen deemoed heb ik God gebeden, Hij was tevreden Over mij. Dood zooveel moog'lijk. Dat 's Gods hand. [pagina 94] [p. 94] De Czar ontbood zijn legercommandanten Van alle kanten. Hij sprak: ‘Ik heb de zege al in mijn zak! In diepen deemoed heb ik God gebeden, Hij was tevreden En zei: ‘“hak Er flink op los! Steek Insterburg in brand, Dood zooveel moog'lijk, dat 's Gods hand.”’ De Koning van Brittannië riep: ‘ga halen Mijn admiralen, Aanstonds! De zege is aan de kinderen Albions. In diepen deemoed heb ik God gebeden, Hij was tevreden Over ons En zei: ‘“Vecht mede op 't vasteland, Dood zooveel moog'lijk, dat 's Gods hand.”’ De Koning liet ook aan zijn verre helden De mare melden: ‘Ik ben In oorlog met het ergste, dat ik ken.’ De Hindoes hebben toen tot God gebeden Die was tevreden Over hen En zei: ‘“Trek spoedig nu naar Christenland, Doodt zooveel moog'lijk, dat 's Gods hand.”’ Toen bad ook de Mikádo op zijn eiland Tot aller Heiland: ‘Mijn God, Daar is een volk, dat listig samenrot. Wanneer gij wilt, 'k verdelg het nog op heden. God was tevreden; Zeide tot Den Mikado: ‘“trek naar den overkant. Verniel Ki-Autsjou. Dat 's Gods hand.”’ Toen sprak Frans Jozef tot zijn legerscharen: ‘Ik ben op jaren, Maar tuk Op wraak en nog verzot op krijgsgeluk. [pagina 95] [p. 95] Zoo als ik bad, bad nooit tot God een tweede. Hij was tevreden En zei: ‘“ruk Nu Servië in. Neem dat als onderpand. Dood zooveel moog'lijk. Dat 's Gods hand.”’ De Sultan ging toen aan de Dardanellen Zijn schepen tellen. Hij dacht ‘De God van Duitschland heeft een sterke macht.’ De Sultan heeft met Bethmann saam gebeden, God was tevreden. En zei: ‘“slacht Grieksch-Katholiek en Roomsch en Protestant Ter eere van Mohammed. Dat 's Gods hand.”’ De President zei: ‘vrienden, draagt de tijden Van hoon en lijden Met mij. Straks is ons bitterst levensjaar voorbij...... Wij hebben voor gerechte zaak gestreden. Wij wilden vrede, Oorlog zij! Want schaamtloos vielen in 't onschuldig land De wilde horden. Sneuvelt! of...... houdt stand!’ Hoog op de duinen staat een blonde Koning; Hij heeft geen woning; Zijn rijk Werd aan een dorre woestenij gelijk. Als een vervloekt aan Satan cijnsbaar Eden, Ligt het vertreden; Handvol slijk En smalle kuststrook hield hij van zijn land; Al 't andere is geknecht, verpuind, verbrand. Hij leerde goed, wat hem zijn bijbel leerde. Hij bidt. Hij keerde 't Gelaat Niet naar rumoer van marktplein en van straat, Maar tot der hemelen hooge onmeetlijkheden... Hij heeft gebeden En hij gaat, Waar zich de smart op zijn gelaat ontspant, Tot zijn arm volk, troostende lichtgezant. FRANS BASTIAANSE. Vorige Volgende