Sonnet, ingegeven door een artikel van prof. dr. R. Eucken, van Jena, in het Handelsblad.
‘......want aan ons is als aan geen ander volk door de Voorzienigheid de zorg voor het innerlijk, voor de eigenwaarde van het menschelijk bestaan toevertrouwd.’
Aan ons is als geen ander volk door God
de zorg voor 't innerlijk, voor d' eigenwaarde
van gansch het menschelijk bestaan op aarde
vertrouwd. Vol vreugd volvoeren wij 't gebod.
Op ons, die trouw onze oude God bewaarde
geweldig, ongeketend, ongeknot,
op ons rust thans de plicht - benijdbaar lot! -
om onzen geest te spreiden, met den zwaarde.
Geen vijand zal ons zege-heir weerstaan;
Klaar klinkt de krijgsklaroen, kartetsen knetteren!
Wij vreezen God - ons kan geen mensch verschrikken!
Zoo mogen d' andre volkren ondergaan;
Wij zullen wie ons wederstreeft, verpletteren!......