Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] 22. Ik heb nu net een jaar gemoord. Bloedrijm, opgedragen aan allen, die het schoone in den oorlog nog weten te waardeeren. ‘Wat moet mijn zoon worden?’ (De zoon is de held aan 't front.) Ik heb nu net een jaar gemoord, Verminkt, geslacht, gestoken, Gejammer en gesteun gehoord, En lijkenlucht geroken. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat Volgd' ik de Tien Geboden - 'k Bedoel dan die voor den soldaat, Dat 's tienmaal: ‘Gij zult dooden!’ 'k Ben één dier veel bewonderden, Die echt goed mikken konden, Ik heb al vele honderden Naar 't vroege graf gezonden. Ook bommen gooien was mijn werk, Ik smulde van die dingen! 'k Heb heel wat kerels, jong en sterk, In stukken laten springen. Een arm lag hier, een kop lag daar, Een been hoog in de boomen, En één keer heb ik er zoowaar Een kiekje van genomen! Eerst werd 't mij wel eens wee en bang, Dat wil ik niet ontkennen, Maar twaalf, twaalf maanden lang! Dan ga j' er wel aan wennen! Ja, mijn (koel-)bloedigheid is groot, 'k Màg wel zoo'n beetje slachting; Ik geef niet om een ander's dood - Is dat geen ‘doodsverachting?’ [pagina 62] [p. 62] 'k Zeg wàt je doet, zeg, doe dat goed, Ook dooden en verdelgen, Ja bloed en bloed en bloed en bloed En bloed - daar kan 'k in zwelgen! En steken met een bajonet! Vergiftigen met gassen! Maar 't meeste heb 'k mijn hart gezet Op bloed en bloed in plassen! En is ons moordwerk eens voorbij Dan zal 'k me dood verkniezen; Hoe moet 'k me in de maatschappij Een passend handwerk kiezen? Ik weet wat. Eén vak dat ik ken! Al staat het ook wat lager Maar een waar 'k héél geschikt voor ben, Ik weet het: ik word slager! Vorige Volgende