Ruize-rijmen
(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend
[pagina 60]
| |
In deze bedroevende dagen,
Nu alles een slakkengang gaat,
Wordt menige werkman ontslagen,
En staat met de zijnen op straat.
Goddank dat de man nog bewaard blijft
Voor honger en nameloos wee:
Wie zorgt, dat hem schande bespaard blijft?
Het Steuncomité.
Arm moedertje zit er te peinzen,
Nu 't monster van Nood en Gebrek
Kil-kijkende gram staat te grijnzen,
Zij rilt in haar schamel vertrek.
Haar jongen, haar kostwinner, hangt maar
Wat om - zonder werk, ontevreê......
Met opene armen ontvangt haar
Het Steuncomité.
Het heertje, dat niet veel te doen heeft,
Niet werkt en niet drinkt en niet speelt,
Het meiske, dat last van fatsoen heeft,
Zoodat ze zich chronisch verveelt,
(Haar wangetjes zien er al wit van!)
O, is het geen troostrijk idee!
Die worden nu allemaal lid van
Een Steuncomité.
En als deze oorlog voorbij is,
Dan doeken de steunclubjes op;
Natuurlijk dat iedereen blij is,
Maar 'k vin' 't voor de leden een strop;
Want evenals iedere zeeman
Op 't land weer verlangt naar de zee,
Zoo mist dan de Steuncomité-man
Zijn Steuncomité.
Ja, zóó als de visch naar het water,
De drenk'ling in zee naar de plank,
De kat op het dak naar den kater,
De pimpelaar snakt naar den drank.
De loerende Duitsche onderzee-er
Naar 'n Engelsche trawler, of twee......
Zóó snakt dan de steuncomité-er
Naar 't Steuncomité.
|
|