Ruize-rijmen(1922)– Charivarius– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 14. De nette mensch spreekt. ‘Deze dame was jaren lang aangeslagen naar een vermogen van f 25.000. Toen zij stierf liet zij een vermogen na van 8 millioen.’ Belasting-discussies. Ik ben een net mensch, en ik houd niet van liegen, Ik zie in onwaarheid, in draaien, bedriegen, Iets schandlijks, en soms iets gevaarlijks; Maar als ik moest liegen omtrent mijn vermogen, Dan heb ik mijn leven lang altijd bedrogen, Dan lieg en bedrieg ik nog jaarlijks. Oprechtheid en eerlijkheid, waarheid is heilig! Bij mij zijn je geld en je goederen veilig, Bij mij vliegt er niemand ‘gemeen in;’ Maar vragen douanen me naar mijn sigaren, Dan lieg ik met smaak om wat geld uit te sparen, Och nee, zeg, daar zie ik zoo geen been in. Ik geef ook het voorbeeld aan vrouw en aan kindren, Ik houd het hun voor, en ik leer het mijn mindren, Dat waarheid mijn Leidstar, mijn Bruid is; Maar ‘Jaantje, meid, luister. Dit is mijn verlangen: Zeg nooit, als men komt: ‘meneer kan niet ontvangen,’ Zeg altijd, Jaan, ‘dat meneer uit is.’ O, wees toch oprecht, mijn lief tienjarig zoontje, Kastanjebruin kind, met je blozende koontje, En een aartje (goddank!) naar je vaârtje! O, blikk' uit uw oog slechts de waarheid ons tegen... [pagina 15] [p. 15] Maar denk er om, Jan, in den trein ben je negen, Dat scheelt me de helft in je kaartje. Op school was ik altijd een eerlijke jongen, Ik maakte wel eens, wat men noemt: kromme sprongen, Een jongen die doet wel eens méér raar! Maar niemand kon m' ooit op een leugen betrappen, 'k Was eerlijk als goud hoor! - maar als 'k 't 'm kon lappen, Bedroog ik geregeld den leeraar. We maakten er grappen op, soms om te gieren! We noemden het ‘smokkelen,’ ‘spieken’ of ‘spieren,’ Ik placht mij er op te beroemen. Toen heb ik geleerd wat de menschen bedoelen Met ‘eerlijkheid’; dit (maar zoo iets moet je voelen): Wat nette lui eerlijkheid noemen. Wanneer ik zoo lees in de krant, hoe ze stelen, En oplichten, knoeien, vervalschen en helen, Je snapt, hoe ik dankbaar en blij ben, Dat ik niet zoo slecht ben, dat eerlijk mijn handel, Dat rein mijn geweten is, vlekloos mijn wandel... Goddank, dat ik niet zoo als zij ben! Vorige Volgende