2. Broer, zus en mop.
De kwestie van de namen is en blijft een lastig vraagstuk,
Benoem je kinderen niet te dwaas, bedenk het is een waagstuk.
Ik ken een deftig handelsman, gewichtig, stram en stoer,
Hij groeit geweldig door ijn haar - maar heet nog altijd... Broer!
Een donkere vrouw van veertig jaar, in statige gewaden,
Schrijdt, vorstelijk neigend, door de zaal. Haar naam, zoo zou je raden,
Is Hilda, Nora, Adelheid? - Helaas, 't is niet aldus,
De schitterende schoone luistert naar den naam van Zus!
Haar oudre zuster voelt zich jong; dat blijkt, wanneer je weet,
Dat zij - ze is nog ongetrouwd - (hoe snoezig!) Baby heet!
Marianne klinkt te muzikaal, te mooi; daar weet' w' iets op:
De arme stumperd wordt veroordeeld - levenslang - tot Mop!
| |
We willen Fransche namen, best! maar 't Fransch is ons de baas,
En daarom wordt Louise Wies, Françoise - schrik niet! - Zwaas!
Een kindje, laat-in-'t-spreken, stottert, en wij stotteren 't na,
Zoo'n hik-snik wordt tot naam verheven door Papa en Ma.
Zoo Hak en Tip en Hep en Toet en Iet en Noes en Biep,
En Pip en Mans en Tot en Ans en Lei, Tee, Dig en Siep,
En Ankie, Poetje, Robbie, Doetje, Tientje, Ponk en Poppie,
En Mokkie, Pukkie, Apie, Kukkie, Seppie, Tut en Toppie,
En Kiek en Uk en Noep en Tuk en Ies en Oot en Mik...
Zoo zull' de stakkers blijven heeten tot den jongsten snik.
'k Doe, slachtoffers, beroep op u. Gij allen, die moet lijden,
Door 't smakeloos en zot bedrijf, gij moet uzelf bevrijden.
O Broer, o Zus, o Peuter, Poes, o Tik, o Fink, o Riet!
Vecht voor je naam, en luistert naar die kokhalsklanken niet!
|
|