was. Zij kennen zijden, en het zijn de beste, die geen buiten hun kring staande ziet. Toch vlei ik mij dat zij dit boek, al beantwoordt het niet aan hun hoogste verwachtingen, niet geheel onwaardig zullen vinden der groote nagedachtenis van Nicolaas Beets.
Het bovenstaande zou kunnen doen vermoeden dat ik voor mijn levensbeschrijving vooral uit ongedrukte brieven, nieuwe bescheiden heb geput. Deze indruk is onjuist. Ja, ik heb vele brieven en aanteekeningen gelezen en heel wat dagen mij in Beets' archief verdiept. Die vele brieven aan Beets, al zijn eigen brieven aan Hasebroek, van der Brugghen, la Saussaye, ook aan anderen waarvan copy of concept bewaard waren, aanteekeningen en indrukken: ik heb ze gelezen, een enkelen brief doen drukken, hier en daar een trek of zinsnede er aan ontleend. Maar het voornaamste is toch de zekerheid dat Beets achter de coulissen geen ander is geweest dan in 't openbaar. Wat zou men meer en beters in die brieven kunnen zoeken? Ach, die jacht op inedita! Alsof een man die ongeveer 400 preeken, 11 bundels verzen, 5 deelen letterkundige opstellen, een groot aantal van losse geschriften heeft nagelaten, nog ontdekt moest worden uit zijn ongedrukte papieren! Ik blijf er dankbaar voor dat ik deze mocht doorvorschen. Zij hebben mij een levendig, aanschouwelijk beeld gegeven van verhoudingen en menschen. Maar er staat toch eigenlijk niets in dat iemand die lezen kan niet vindt in de gedrukte werken.
Die werken heb ik uitvoerig besproken, ook beoordeeld; van de verzen slechts weinig aangehaald; mag men ze niet in de meeste handen onderstellen? Zij verdienen het stellig; 't meest de minstbekende bundels uit zijn ouderdom, Najaarsbladen en Winterloof. Met aanhalingen in proza ben ik kwistiger geweest, vooral uit geschriften die niet zoo wijd verspreid of die vergeten zijn, gelijk die geestige brochure tegen Spijker.
Op den uitbundigen lof dien Beets, vooral in de laatste