| |
Jeruzalem,
Naar P. Baarts.
Op een ieder die haar gezien heeft, oefent de heilige stad Jeruzalem een oneindige bekoring uit, zo door haar ligging als door haar omgeving. Door bergen gedragen en door bergen omgeven, ligt zij beschut, doch niet verdrongen of nauw ingesloten; uit de stad zelve en van de hogere bulten vlak voor haar poorten kan men naar alle kanten ver in het rond zien. Oostwaarts van de stad, en daarvan gescheiden door het diepe dal van de Kidron, verheft zich de Olijfberg, tot omtrent 100 meter hoger dan de berg Zion. Staande op de Olijfberg, kan men Jeruzalem in haar gehele omvang overzien. Eèrst ziet men de oude tempel-plaats, grenzende het naast aan het Kidron-dal en thans ingenomen door een Mohammedaansche Kerk of Moskee. Achter de tempelplaats en rechts daarvan vertonen zich de huizen der stad, dicht opeengedrongen en overdekt met ontelbare kleine platte koepels, die, ieder op zichzelf, dak en zoldering uitmaken van afzonderlijke vertrekken. Verblindend wit schittert al dat bouwwerk in de zonneschijn van het Oosten. Hier en daar staan eenzame jialmboomen en cypressen, met hun donker groen scherp afstekende tegen de helder verlichte
| |
| |
grond. In het zuidelijk gedeelte van de stad verheffen zich de hogere koepels van verscheidene synagogen. Uit het midden van de huizenmassa verrijst de grote koepel van de kerk van het Heilige graf; achter het noordelijke einde der stad vertonen zich de reusachtige Russische gebouwen. Het zijn pelgrims-herbergen en een domkerk, buiten de muren der stad opgetrokken, in het open veld. Het frissche groen van zaailanden, boomgaarden en wijngaarden bedekt in het voorjaar de hellingen der bergen en enige kleinere hoogvlakten ten noorden, westen en zuiden van de stad. Als trouwe wachters zien hogere bergtoppen uit de verte op het landschap neder, vooral de Nebi Samwil (het oude Mispa) uit het noorden, met een hoog-opstaande oude toren. Keert men zich nu om en ziet men naar het oosten, dan ligt daar voor het oog de woestijn van Judea, beginnende direkt onder aan de helling van de Olijf-berg, de woestijn, met haar kale geel-grauwe klip-bulten. Achter de woestijn loopt het diepe dal van de Jordaan, dat wil zeggen: tusschen de noordelijke grens van de woestijn en de steile hang van het gebergte van Gilead. Ver en in de diepte vertoont dit groen zich duidelijk aan het oog. Verder zuidwaarts, en omhoogblikkende als uit het binnenste van de aarde, ligt de fraaie waterspiegel van de Dode Zee, nauw ingesloten door hoge klipkransen en scheuren. Wanneer deze rotsen in het avondrood gloeien en de purpergloed zich over de zee en over de woestijn uitspreidt tot aan de Olijfberg-zelf, dan is dat een schouwspel van betoverende heerlijkheid.
Wie Jeruzalem werkelijk genieten wil, die moet weder en altijd weder, op verschillende uren van nacht en dag, zich op de olijfberg begeven en vandaar om zich heen schouwen. Daar kan men dan, in overeenstemming met de indrukken van het ogenblik, de gedachten de vrije loop laten welke in de ziel gewekt worden bij het neerblikken op die stad en haar omgeving. En wanneer daar zo eens een schaar van Russische pelgrims aankomt, zingende huns weegs gaande in de morgenuren, zingende op hun eigenaardige en bekoor- | |
| |
lijke wijze, dan ontvangt het oor nog meer tot stichting en stemming van het hart, dat reeds zo vol is, doch nu nog voller en blijmoediger wordt.
Maar laten wij de stad nu van binnen gaan bekijken. De eigenlijke stad, die ongeveer een vierkante kilometer groot is, wordt door een lijn, van Noord naar Zuid, in twee delen verdeeld. Het westelijk deel is het kleinste: het omvat het Grieksch-Fransche kwartier - in het noorden - en het Armenische kwartier in het zuiden. Oostelijk daarvan ligt het Mohammedaansche kwartier - het grootste van alle - waaronder ook begrepen is de Haram-es-Scherif of de Tempelplaats (ten Zuid-oosten aan dit kwartier grenzende). In het het oude dal van Thropöon, of kaasmakers-dal, ligt het Jodenkwartier, als ingeklemd tusschen het Armenische kwartier en het zuid-einde van het Mohammedaansche kwartier. Het Joodsche kwartier beslaat zowat een tiende deel van de stadsoppervlakte en is het kleinste van alle kwartieren. Bovendien ligt een betrekkelijk groot stuk grond onbebouwd, dat aan een van de wijken van het Joodsche kwartier grenst. Dit stuk ligt nabij een overblijfsel van de oude tempel-muur, is vol heinings van Turksche vijgen en een speelplaats der straathonden. Hoewel dus het aantal Joodsche woningen in Jeruzalem slechts klein moet zijn, is niettemin de Joodsche bevolking der stad de grootste. Een eigenaardige kwelling, die geen bevrediging vindt, wordt de Joden in Jeruzalem bereid: zij wonen naast de plaats waar de tempel gestaan heeft, doch op straffe des doods mogen zij die plaats niet betreden. Welk een lijden moet het toch voor hen zijn, de overblijfselen der oude tempelmuren vlak achter hunne woningen te zien verrijzen, terwijl zij zelf als onreine honden uit het heiligdom hunner vaderen verstoten worden! Daar vergaderen zij tegen de avond, vooral 's avonds vóór de Sabbat, in dichte scharen aan de voet van de tempelmuur, vullende het nauwe straatje dat er langs loopt. Deze muur behoorde zeker wel tot een van de terrassen die de oude tempel droegen.
| |
| |
Door de tijd verbrokkeld, vol diepe gaten en scheuren, zien deze machtige steenblokken van de oude Tempel als droefgeestig neer op het gedrang. In lange ‘kaftans’ of mantels gehuld, komen de mannen aanlopen, schuw rondkijkende, gedekt met zwarte, pels-omzoomde zijden mutsen of met ronde vilten hoeden, waaronder lange haarlokken uithangen langs de wangen; de vrouwen zijn met een groot wit overkleed bedekt, dat van het hoofd tot de voeten het gehele lichaam omsluit en voor de borst dichtgehouden wordt; knapen komen er in verscheurde en bemorste kleren. Met halfluider stemme, wenend en wee-klagend, leest ieder voor zichzelf zijn Hebreeuwsche gebeden, uit oude boeken die de sporen dragen van veelvuldig gebruik; van tijd tot tijd slaat de biddende zich op de borst, dringt zich tegen de oude stenen aan, liefkoost ze met de hand en bedekt ze met vurige kussen. Dan stroomt opnieuw weer het gebed van zijne lippen, terwijl hij in zijn ijver het bovenlijf heen en weer beweegt. Met eens houdt hij op met bidden, slaat zijn boek toe, neemt zijn bril van zijn neus en bergt hem, en gaat dan heen met een kalm en opgeruimd gezicht. Hij heeft zich uitgeklaagd, gevoelt zich nu rustig en kan het leven weer genieten.
Al is er ook een afzonderlijk kwartier voor de Christenen, zo behoeven de Christenen, die zich in Jeruzalem nederzetten, zich toch niet uitsluitend tot hun kwartieren te bepalen, de Europésche Christenen ten minste niet. Zij mogen het Mohammedaansche kwartier niet alleen bewonen, doch zelfs daar kerken bouwen. Zo ligt noordwaarts van Haram-es-Scherif en van de Bethesda-vijver, dicht bij de Stefanus-poort, de schone kerk van de Heilige Anna.
Even voorbij de Anna-kerk en aanvangende bij de Stefanuspoort, begint de Via Dolorosa of Lijdens-weg, lopende naar de plaats waar het oude Antonia zich bevond. Vlak achter de hedendaagsche kazerne overspant de Ecce-Homo-boog de straat; rechts ligt daar de kerk der Zions-zusteren, in welker muren de natuurlijke rots hoog naar boven steekt. Passérende
| |
| |
bij het statige gebouw van de Oostenrijksche pelgrims-herberg voert de Lijdensweg dwars door het begin van het Kaasmakersdal, gaat dan opwaarts, doorloopt het Mohammedaansche kwartier, gaat het Christenkwartier binnen en eindigt daar bij de Kerk van het Heilige graf. Men beweert, dat deze kerk op de plaats staat waar de Heiland de kruisdood stierf en begraven werd, en dat deze Via Dolorosa de weg was welke Hij als veroordeelde te volgen had, Zijn dood tegemoet gaande, met de doornenkroon op het hoofd en het kruis op de rug. Volgens het verslag, door de Evangeliën gegeven aangaande de gebeurtenissen van die Goede Vrijdag en Paasch-Zondag, bevonden Golgotha en het graf van Christus zich toen op enige afstand buiten de stad; en deze voorstelling dringt zich zó aan de gedachten op, dat het moeilijk valt geloof te hechten aan de overlevering, welke deze plaatsen thans binnen de stad aanwijst
Afgezien van deze beschouwing, is de Kerk van het Heilige Graf een zeer interessant gebouw of, liever, een samenvoeging van bouw-werk uit zeer uiteenliggende tijdperken, en zó samengevoegd, dat het geheel een kluwen vormt dat [bij]na niet te ontwarren is. Het is voorwaar niet meer [...] prachtgebouw uit de tijd van Constantinus, want dat [werd] in 1614 door de Perzen verwoest. Het tegenwoordige gebouw dateert inderdaad uit de tijd der Kruistochten en is [in] Romaansche stijl gebouwd. Het westelijke deel van de [ke]rk is rond gebouwd. Het Heilige Graf bevindt zich in de binnenste kamer van de kapel, welke recht onder de koepel is; in het begin van deze eeuw is de kapel opgetrokken in een bouwstijl zonder karakter.
Wat men als het Heilige Graf aanwijst, gelijkt op een stenen doodkist uit marmerplaten samengesteld; het kamertje waarin het zich bevindt is zó klein, dat tien menschen, dicht tegen elkaar staande, daar nauwelijks plaats kunnen vinden. Aan muren en zoldering blinken kostbare lampen van goud en zilver, ook voorstellingen van Christus' levensgeschiedenis, uitgevoerd in gedreven goud en zilverwerk.
| |
| |
Roerend is het, oude Russen met lange baarden hier te zien nederknielen en het marmer met kussen bedekken.
Oostwaarts van het ronde gedeelte der kerk voert de hoofdingang, onder de hoogwelvende Keizersboog door, tot de oude kerk der Kruisvaarders. Deze kerk wordt ten zuiden begrensd door de Golgotha-kapel, welker vloer 4½ meter hoger ligt dan de vloer der Kerk van het Heilige Graf. Een trap voert, naar onder, in een voorhof en tot aan het Zuidelijke portaal van de Kerk van het Heilige graf. De klokketoren, staande naast het portaal en aan de westkant daarvan, is zonder spits en tamelijk vervallen. Op de voorplaats, die eertijds een groot portaal was met pilaren-rijen, stellen, tegen Paschen, talloze handelaars hunne waren ten toon - op de grond en op kleine tafels. Zij bieden daar te koop aan: rozenkransen, snuisterijen van paarlemoer en olijvenhout, kelken en schalen, gemaakt van asphalt-achtige kalksteen uit de Dode Zee; ook glazen armbanden. Dit zijn dingen, die de armen onder de pelgrims gaarne kopen, tot aandenken aan hun bedevaart naar de Heilige stad.
|
|