Liederen van droom en daad(1918)–August van Cauwelaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Verpleegster Teer blauw en blank, gelijk in onze tempelhallen Er beelden van Madonnas en van heiige staan; Veel wit, heel wit opdat een straalke vreugde valle Op al het duister lijden waar gij langs zult gaan. Misschien zal ik, gekwetst, eens worden ingedragen Waar gij in liefde uw leven geeft, door nacht en dag; Maar gij zult naast me staan, met dringend-vreez'ge vragen En over mij de vrede van uw glimmelach. Gij zult mijn bleek en moede hoofd traag streelen Dat in de roze schaal van uw handen ligt; Gij zult den kloppend-koorts'gen brand der wanden heelen Met dubblen ijver, dankbaar voor uw grootschen plicht. Uw stem zal ruischen in mijn oor, en 't hart doen breken Opeens van onvermoed geluk, dat leed verving; Want geen die 't zielsverholen woord van troost kan spreken Als wie zelf weemoed draagt van heil dat onderging. En over mijn onrust'gen slaap, zal, trouwe wake, Uw oogenpaar gelijk een dubble sterre staan; En als ik, plots ontwekt, me uw vingeren voel raken, Zal 't zijn of moeders handen om mijn slapen gaan. 2 April 1916. Vorige Volgende