Liederen van droom en daad(1918)–August van Cauwelaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Wie zal deze' avond keeren.... Wie zal deze' avond keeren, Waar veil'ger rust ons noodt; Wie zal zijn leven weren Uit de armen van den dood? Na 't droef gesloof der nachten, Een hel dees heele dag: Het davert op de grachten, Die dansen slag op slag. De hemel scheurt en schettert, De lucht is dof van damp; Daar ligt vier man verpletterd, Met ijz'gen kreet van kramp. Ons hoofd is hol en duizelt, En doof van daver 't oor; Onze aarden muur vergruizelt. Het staal rameit er door. Genegen handen reiken De keel een koelen dronk; Elk botte beuk ter dijken Is op ons hart een bonk. [pagina 40] [p. 40] Ik hoor gewonden klagen En de avond draalt zoo lang.... Wie zal de dooden dragen Uit 't vuur van ons gevang? Vorige Volgende