Het gheestelyck opeeltjen van Hardoysche roose-bladers
(1719)–Pieter Cauwe– AuteursrechtvrijStemme: La Duchesse.
Al die beminnen d’Aerde-rijck
Zijn aerd’, en slijck,
Maer die uyt all’ hun sinnen
| |
[pagina 66]
| |
Godt vierigh minnen
Die zijn Goddelijck,
De liefde weet den Minnaer soo te keeren
Dat s’hem het wesen gheeft van sijnen Heer
De Berghen van Alevernen hebben dit ghesien
Als daer Franciscus van den Seraphien
De wondekens van Christus heeft
Ontfanghen in sijn Lichaem,
Soo dat de form van Christus in Franciscus leeft.
2. Franciscus leght af uw’ habijt
Voor kleynen tijdt,
Komt sonder kap verschijnen,
Sy sullen meynen
Dat ghy Christus zijt:
O Christus kleedt u in Franciscus kleeren,
Soo sullen sy u voor Franciscus eeren,
De Son die siet haer selven in een klaer Fontijn,
En Christus siet nu in Franciscus sijn aenschijn,
Die Iesus mindt die wordt ghelijck
Aen Iesus, die hy lief heeft,
De goddelijcke liefde maeckt ons goddelijck.
|
|