oogen haeren soeten Saligmaecker, nu trappelen ten halven beenen in het slyck, nu suckelende op steenachtige wegen, nu gaende door den sneeuw, met open gebersten en bebloede voeten, nu door distels ende doornen, die syne voeten ende beenen open schrabden, nu al stuypen en huygen, klimmende op de bergen, nu t'eenemael in het sweet, nu nat van den hoofde tot de voeten door den regen; en flauw van honger, nu beswykende van dorst: nu brandende van hitte, nu bevende van koude. Want is't dat dese dingen alleenelyck te peysen, soo wonderlyck het herte beweegt, ende verweckt tot traenen eene Godtminnende ziele: wat gevoelen meent gy dat hebben moest dese vierige Magdalena, die dese dingen aensag met haer eygen oogen, ende gevoelde in haer zelven, houden haeren Beminden geselschap in al syn lyden, en lydende met hem.
Laet ons nu mediteren wat dese aldergrootste lief-hebtster van Jesus al gedaen heeft, om hem te toeven, ende solaes aen te doen in alle sijne miserien. Wy mogen wel peysen dat sy niet alleen en dede al dat sy konden, maer dat sy oock de andere rycke Vrouwen verweckte om Jesum, ende syne Discipels in alles te dienen, ende te toeven in hunne groote nootsaeckelyckheden.
Als sy dan sag dat Jesus beswyckende van vermoeytheyt nedersat, hoe sorgvuldelyck liep sy by hem, nemende met haer wyn ende spyse: want sy hadde sonder twyffel eenen muyl ofte ezel, die met lyfkosten gelaeden was. Och met wat een brandende affectie diende sy hem in alles! sy gaf hem eenen schoonen witten doeck om het sweet af te droogen, sy schonk hem wyn, sy presenteerde hem te eten. ende terwylen hy besig was, verzaede sy haer met syne voeten te kussen, ende die met hae-