Sinne- en minnebeelden. Deel 3. Apparaat
(1996)–Jacob Cats– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 De editiesNr. B.1
|
1 | a | Silenus Alcibiadis, sive Proteus, vitae humanae ideam, emblemate trifariam variato, oculis subijciens. Deus nobis haec otia fecit. Middelburgi, ex officina typographica Iohannis Hellenij. Anno m.dc.xviii. Cum privilegio. (Afb. b.1.1). |
b | Beer met twee ranken (afm. 3,5 × 5,3 cm.). | |
c | Middelburg | |
d | Hans van der Hellen | |
e | 1618 | |
f | Aanhaling op titelpagina ontleend aan Vergilius, Eclogae, i, 6: ‘O Meliboee, deus nobis haec otia fecit’ (O Melibeus, god heeft ons de rust daarvoor gegund). | |
2 | kb 144 d 2*; ubl 1018 c 1*; gul 386, sm 1277*; ubu 132 b 1*; uba 2003 e 6*; ubl hotz 5268*; bll 831 i 17 [c64]. | |
3 | Afm. 22,1 × 17,1 cm. | |
4 | Drie delen:
Deel 1: titelpagina (zie hierboven); gegraveerde titel: Sinn'- en- minne-beelden. Emblemata, amores moresque spectantia. Emblemes, touchants les amours et les moeurs. (Zie afb. 1). Deel 2: gegraveerde titel: Sinne-beelden, eertijts minne-beelden, nu gebruijckt tot leere der seden. Emblemata, ante quidem amatoria, nunc vero in moralis doctrinae sensum magis serium translata. Emblemes, traduits des ieux d'amour, au reiglement des moeurs. (Zie afb. 3); titelpagina: Sileni Alcibiadis, sive Proteos, pars secunda. [Versiering: ruit in de vorm van ranken (afm. 5,3 × 5,5 cm.)] Middelburgi, ex officina Iohannis Hellenij. m.dc.xviii. Cum privilegio. (Afb. b.1.2). Deel 3: gegraveerde titel: Sinne-beelden, eertyts minne-beelden, nu ghetoghen tot stichtelijcke bedinckingen. Emblemata, ante quidem amatoria, nunc vero in sacras meditationes transfusa. Emblemes, des vanites amoureuses, traduits aux meditations chretienes (zie afb. 4); titelpagina: Sileni Alcibiadis, sive Proteos, pars tertia. [Beer met ranken (afm. 4,2 × 8,4 cm).] Middelburgi, ex officina Iohannis Hellenij, m.dc.xviii. Cum privilegio. (Afb. b.1.3). |
|
5 | Drie titelprenten, voor elk deel, resp. 1: 19,4 × 14,8 cm.; 2: 19,1 × 14,5 cm.; 3: 19,2 × 14,7 cm.; 153 embleemprenten, alle op de rechterpagina;Ga naar eind2 1 tussengevoegde kinderspel-prent (afm. 17,7 × 28,9 cm. De tekst meegerekend is de hoogte: 20,7 cm.), in deel 2 tussen pagina 106 en 107. De prent is aan de onderzijde afgesneden. Enkele details zijn ingekleurd in bruin. Op de achtergrond de abdij van Middelburg. (Afb. b.1.4). |
Bijzonderheden over de drie titelprenten (een beschrijving en toelichting is te vinden in deel 2, hoofdstuk 2.4.1):
Deel 1, tekst behalve de gegraveerde titel ook:
|
||||||||||||
Deel 2, tekst behalve de gegraveerde titel ook:
|
||||||||||||
Deel 3, behalve de gegraveerde titel ook:
|
||||||||||||
6 | 4o * - 4*4 5* - 6*2 a - p4 2a - o4 3a - o4 | |||||||||||
7 | [*1r] | Titelpagina | ||||||||||
[*1v] | Blanco | |||||||||||
[*2r] | Titelprent deel 1 | |||||||||||
[*2v] | Blanco | |||||||||||
*3r | Ad lectorum, de fine huius opusculi, praefatio. | |||||||||||
2*2r | Voor-reden ende verclaringhe over het oogh-merck des schrijvers, in dit werck. | |||||||||||
4*1r | Aen de Zeeusche ionck-vrouwen. | |||||||||||
[4*4r] | Danielis Heynsii in emblemata clariss. consultissimique viri D.J. Catzii J.C.ti. Epigrammation. | |||||||||||
[4*4v] | Ad ampliss. ornatissimumque virum D. Jacobum Catsium J.C. Hominem triplici emblemate graphice exprimentem.
[+] Ad eundem. [Ondertek.] I. Lyraeus. |
|||||||||||
5*1r | Ghedicht ter eeren den hoogh-gheleerden D.I. Cats op sijne constrijcke sinne-beelden. [Ondertek.] L. Peutemans. | |||||||||||
5*1v | Op de drie boucken der Sinne-dichten ende beelden van den hooghgeleerden heere D. Jacob Cats. [Ondertek.] I. Hobius. | |||||||||||
[5*2v] | Tot den leser. [Ondertek.] J.F.
[+] Errata [zie voor de tekst en de vertaling, hieronder sub. 11]. |
|||||||||||
6*1r | Au tres-digne d'honneurs & bon-heurs, le tres-docte signeur Iaques Cats, I.C. Sonnet encomiastique; sur ses emblemes tripliques. [Ondertek.] Iosuah Sylvester. | |||||||||||
6*1v | Aenden hoogh-gheleerden D. Iacob Cats, op het boeck van sijn constrijcke sinne-beelden, (van de welcke sijn gunst mijn een vereert heeft.) [Ondertek.] Anna Roemers. |
6*2r | Gedicht ter eeren van den hoogh-gheleerden heer Iacob Cats I.C. Op sijne const-rijcke sinne-beelden.
[+] Ter eeren van den selven. [Ondertek.] Iac. Luyt. I.C. |
|
6*2v | Clinck-dicht op de drie-sinnighe sinne-beelden van den hoogh-gheleerden ende achtbaren heere D. Iacob Cats. [Ondertek.] S. de Swaef. | |
[a1r] | Blanco | |
[a1v]-n4v | 51 emblemen (= p. 2-104). | |
o1r | Orbis Atlas Amor est. Liefde weerelt-dragher. Dient tot uyt-legginghe van het beelt des opschrifts staende hier vooren op het eerste blat (= p. 105). | |
o1v | Cupido wech-gheloopen, ende verloren. Meest uyt Moschi Grieksche ghedichten (= p. 106). | |
o3r | Harders-liet (= p. 109). | |
[p4r] | Inleydinghe totte leere der seden. Aen alle roock-eters, taback-blasers, lief-hebbers der ydelheyt (= p. 119). | |
[p4v] | Desinit in lachrimas.
[+] Au iouvenceau mange-fumée, c'est a dire, amateur de vanitez (= p. 120). |
|
[2a1r] | Titelprent deel 2 | |
[2a1v] | Blanco | |
[2a2r] | Titelpagina | |
[2a2v]-2o1r | 51 emblemen (= p. 4-105). | |
2o1v | Kinder-spel (= p. 106; prent tussen 106 en 107). | |
[2o4v] | Blanco | |
[3a1r] | Titelprent deel 3 | |
[3a1v] | Blanco | |
[3a2r] | Titelpagina | |
[3a2v]-3o2r | 51 emblemen (= p. 4-107). | |
3o2v | Volghen tot vullinghe vande ledighe plaetse, sommighe stichtelijcke bedenkingen. | |
[3o4v] | Blanco | |
8 | [$ 4 (- *1,2, - 4*4, - 5*2, - a1, - p4, - 2a1,2, - 2o4, - 3a,1,2, - 3o4 (3a3 gesigneerd als a5, 3b4 als a4, 3m2 als m3)]. | |
9 | 192 bladen [40] [1] 2-120 (28 gepagineerd als 25, 77 als 47, 86 als 63, 115 als 113; [3] 4-111 [1] (94 gepagineerd als 64); [3] 4 5 6-107 [4] [1]. | |
10 | 1 # 161804 a1 *3 M: *a2 4*3 rt$noch$a - *b1 a4 pus$: *b2 o2 ach
2 # 161804 b1 a3 a$in$ *b2 o t$ 3 # 161804 *b1 b el b2 o3 on |
|
11 | Het betreft hier de ed. princ., de enige uitgave met drie keer eenenvijftig embleemprenten. In deel twee is embleem xi genummerd als ii; de prent hoort bovendien bij embleem xiii, terwijl die van xiii bij xi hoort. Het Leidse exemplaar (ubl 1018 c 1) heeft eveneens de verkeerde nummering, maar de prenten staan hier wel goed, dat wil zeggen: de muis bij xi en de papagaai bij xiii; dit is ook bij het exemplaar in Amsterdam (uba 2003 e 6) en Glasgow (gul 386, sm 1277) het geval; een aanwijzing dat er gecorrigeerd is op de plaatpers. In deel drie zijn de emblemen i en ii niet genummerd. Versieringen op: 83, 2*iv, 2*2, 4*, 4*4, 6*, 6*2v, 119; [niet in dl. 2]; 107, en [108]. |
Cats zegt dat de tekst door correctoren werd nagekeken. Zelf heeft hij hem kennelijk (maar achteraf) nog eens kritisch gelezen, zoals blijkt uit de volgende Errata, afgedrukt op [5*2v]: | |
Pag. 2. lin. 1. Pro pars sudis igne caret, lege, calet. Graeca omnia vitiosa sunt, cum caret Typographus Graecis typis, remitto igitur Lectorem ad ipsos Autores. Pag. 20. pro Pryum, lege, Pyrum. Pag. 23. Pro eo quod ibi est, lege, Nisi Cupidum hominem postulat, se in plagas coniicere eos postulat, eos confectatur, subdole blanditur, & c. Pag. 36. lin. 5. pro terret, lege, torret. Pag. 104. lin. 6. pro quem, lege, quam. Pag. 88 lin. 6 voor spruyten. leest spruytjen. Pag. 110. lin. 22. voor spruyt, leest spuyt. Ibid. lin. pen. voor ziltich-zout, leest bitter-zout. Reliqua per te facile corriges.
Secundae partis Errata. Pag. 21. col. 1. lin. 4. Pro Lib. 6. lege, Lib. 5. Ibid. col. 2. lin. 1. pro Magis quam gladiis consternunt, leg. Magis quam gladius, consternant. Pag. 32, lin. 1. pro leeu, lege, luy. Pag. 104. lin. derniere, pour, & grand honneur, lisez, en grand honneur. Litteras Maiusculas quae incuria Correctorum ubique fere remanserunt & alia leviscula Errata aequus Lector facile corriget. |
|
In vertaling: ‘Lijst van verbeteringen. Pagina 2, regel 1. Lees voor “pars sudis igne caret”, “calet”. Alle Griekse citaten zitten vol fouten, omdat de drukker geen [lees: niet alle] Griekse lettertekens heeft, ik verwijs daarom de lezer naar de schrijvers zelf. Pagina 20 voor “Pryum” lees “Pyrum”. Pagina 23, lees in plaats van wat daar staat: “Nisi Cupidum hominem postulat, se in plagas coniicere eos postulat, eos confectatur, subdole blanditur,” enz. Pagina 36, regel 5 “terret” moet zijn “torret”. Pagina 104, regel 6 voor “quem” lees “quam”. Pagina 88, regel 6 voor “spruyten” lees “spruytjen”. Pag. 110, regel 22 voor “spruyt” lees “spuyt”. Op dezelfde bladzijde, de één na laatste regel, voor “ziltich-zout” lees “bitter-zout”. De rest zult u gemakkelijk zelf kunnen verbeteren.
Errata van de tweede afdeling. Pagina 21, kolom 1, regel 4, voor “Lib. 6” lees “Lib. 5”. Op dezelfde bladzijde, kolom 2, regel 1, lees voor “Magis quam gladijs consternunt”: “Magis quam gladius, consternant”. Pagina 32, regel 1 [= motto] voor “leeu” lees “luy”. Pagina 104, laatste regel, voor “& grand honneur” lees “en grand honneur”. De hoofdletters die door onachtzaamheid van de correctoren bijna overal zijn nagelaten en andere minder belangrijke fouten zal de welwillende lezer gemakkelijk kunnen verbeteren.’ De correcties die Cats hier voorstelde zijn in latere uitgaven op één na doorgevoerd: coniicere eos postulat (in het Plautus-citaat op p. 23) bleef in de editie 1627 (xii.a.4.b) coniicere eos cupit; zo staat het overigens ook bij Plautus. Exemplaar gul 386, sm 1277 heeft een afwijking in de signering ten opzichte van kb 144 d 2 dat hierboven beschreven is: daarin is namelijk niet 3a 3 gesigneerd als a 5, en 3b4 als a4, wat wijst op een perscorrectie. Verder heeft exemplaar ubl hotz 5268 in deel 1 geen titelpagina. |
|
12 | mc, 27 (geen correcte beschrijving); De Vries, 78; Landwehr 1970, 80; Ten Berge 1979, 227-228, nr. 1a; Landwehr 1988, 104-105. |
Nr. B.2
1618-2
1 | Als nr. b.1 (1618-1). |
2 | kb 477 c 37*; gul 387, sm 293*; gul 387, sm 293a*; pbz 1110 b 12*; nuc 0232148: yun; nuc 0232148: fsc; nuc 0232148: pri n 7710.c31; nuc 0232148: nlc; nuc |
0232148: hhs; bnp yi 375-378 [misschien nr. b.1, ed. 1618-1]; idc lo-193*; vua xh 00091*; gub acc 38445*; gah c d 89 1. | ||
3 | kb 477 c 37: 22,4 × 17,6 cm.; gul 387, sm 293: 21,1 × 17 cm.; gul 387, sm 293a: 21,4 × 16,4 cm.; pbz 1110 b 12: 21,1 × 16,3 cm.; vua xh 00091: 22,0 × 17,2 cm. | |
4 | Als nr. b.1 (1618-1). | |
5 | De titelprent van deel 1 vooraan, de titelprenten van 2 en 3 vóór de titelpagina's; de 51 embleemprenten: alle op de rechterpagina (vgl. voor de afm. van de embleemprenten: noot 2 bij nr. b.1); de prent van de spelende kinderen (afm. 18,1 × 29,4 cm., inclusief bovenschrift: 20,8 cm. hoog) in deel 2 tussen de pagina's 106 en 107.
De drie titelprenten: de prent vóór deel 1 is dezelfde als die in nr. b.1 (1618-1). In deel 2, behalve de gegraveerde titel extra tekst ten opzichte van de editie 1618-1, namelijk onder het zwartkader, binnen de plaatafdruk: ‘Seneca Desine eadem velle senex, que voluisti puer’.Ga naar eind4 In deel 3 extra tekst onder het zwartkader, binnen de plaatafdruk: ‘1 Corinth. 13.11 Cum puer essem, loquebar, sapiebam cogitabam ut puer; At, vir cum factus sim, puerile omne deposui’.Ga naar eind5 |
|
6 | 4o *4 a - p4 2a - 2o4 3a - 3o4 | |
7 | [*1r] | Titelprent |
[*1v] | Blanco | |
*2r | Aen de Zeeusche Ionck-vrouwen. | |
*4v | Danielis Heijnsii. In Emblemata clariss. consultissimique viri D.J. Catsii J.Cti. Epigrammation. | |
[a1r] | Blanco | |
[a1v]-n4v | 51 emblemen (=p. 2-104). | |
o1r | Orbis Atlas Amor est. Liefde weerelt-dragher. Dient tot uyt-legginghe van het beelt des opschrifts staende hier vooren op het eerste blat (= p. 105). | |
o1v | Cupido wech-gheloopen, ende verloren. Meest uyt Moschi Grieksche ghedichten (=p. 106). | |
o3r | Harders-liet (=p. 109). | |
[p4v] | Blanco | |
[2a1r] | Titelprent deel 2 | |
[2a1v] | Ad lectorem. [Zie voor de tekst en vertaling, hieronder sub 11]. | |
[2a2r] | Titelpagina | |
[2a2v]-2o1r | Emblemen, nu zonder prenten (=p. 4-105). | |
2o1v | Kinder-spel gheduyt tot sinne-beelden ende leere der zeden (=p. 106; prent tussen 106 en 107). | |
[2o4v] | Blanco | |
[3a1r] | Titelprent deel 3 | |
[3a1v] | Blanco | |
[3a2r] | Titelpagina | |
[3a2v]-3o2r | Emblemen, nu zonder prenten (=p. 4-107). | |
3o2v | Volghen tot vullinghe vande ledighe plaetse, sommighe stichtelijcke bedenkingen. | |
[3o4v] | Monendus es, Benevole Lector. [Zie voor de tekst, hieronder sub 11]. | |
8 | [$ 4 (- *1, - a1, - p4, - 2a1,2, - 2o4, - 3a1,2, - 3o4 (3b4 gesigneerd als 3a4 en 3m2 als 3m3)]. |
9 | 176 bladen [8] [1] 2-119 [1] (28 is gepagineerd als 25, 77 als 47, 86 als 63, 115 als 113); [3] 4-14 15 16-111 [1] (94 is gepagineerd als 64); [3] 4-107 [4] [1]. |
10 | 1 # 161804 a1 *3 e$fe : a2 *4 s$d - *b1 a4 pus$ : *b2 o2 ach
2 # 161804 b1 a3 a$in$ : *b2 o ts 3 # 161804 *b1 b el: b2 o3 on |
11 | In deze editie is bovendien een (vooral boekhistorisch) belangwekkend ‘Ad lectorem’ opgenomen [2a1v]: |
1ad lectorem. Cum statim post editionem huius opusculi, Benevole Lector, bibliopo-2lae apud me conquererentur expensas librorum, ob icones in triplici opere ter repetitas, 3plus aequo augeri, sumptuque superfluo emptorem gravari: adeoque imagines toties 4visas vix gratas, imo taediosas videri: ideoque operis formam paulisper mutandam, ad 5sublevandum emptorem, contenderent; Alii vero, aliis rationum momentis, contrarium 6censerent. Ego, ut utrisque satis fieret, nec minus de aliorum iudicio constaret, exem-7plaria aliquot, quibus imagines impressae nondum forent, paulatim immutare, ac in 8aliam faciem redigere operae pretium putavi. Eamque ob rem, in secunda & tertia 9operis parte, eo ipso loco, qui iconibus vacabat, brevia Monita, tum meis tum aliorum 10verbis & sententiis, pro re nata, substitui; contentus Typos Emblematum in prima 11parte semel lectori exhibuisse; eas tamen si aliquis, ad meliorem Emblematis captum, 12in lectione secundae ac tertiae partis fortasse desideret, ad primam partem recurrere, 13ibique sub eodem numero Emblematis iconem consulere ne gravetur; vel si cui id 14molestum videbitur, poterit prioris editionis Exemplaria triplici imagine illustrata pre-15tio aliquanto maiori, si commodum videbitur, sibi comparare. Vale, mi Lector, & labo-16rem tui sublevandi gratia susceptum, boni consule.
In vertaling: ‘tot de lezer. Meteen na de uitgave van dit werkje, welwillende lezer, kwamen de boekhandelaren bij mij klagen dat de kosten van de boeken door het driemaal afdrukken van de afbeeldingen in de drie afdelingen, buiten proportie stegen en dat de kopers de onnodig hoge prijs bezwaarlijk vonden; ze verzekerden dat de afbeeldingen nadat ze zo vaak gezien waren nauwelijks aangenaam, ja zelfs vervelend leken en dat daarom de opzet van het werk enigszins veranderd moest worden om de koper te ontlasten. Maar anderen, die andere redenen meer gewicht gaven, oordeelden tegenovergesteld. Daarom heb ik het, om beide partijen tevreden te stellen en niet minder om bij andermans oordeel aan te sluiten, de moeite waard geacht enkele exemplaren waarbij de afbeeldingen nog niet gedrukt waren, lichtelijk te veranderen en een ander aanzien te geven. Daarom heb ik in de tweede en derde afdeling van het werk juist op de lege plek die open was gelaten voor de afbeeldingen naar behoefte korte raadgevingen met woorden en uitspraken van mezelf en van anderen toegevoegd en er genoegen mee genomen de platen van de emblemen in het eerste gedeelte eenmaal aan de lezer te tonen; maar als iemand die, tot een beter begrip van een embleem, bij het lezen van de tweede en derde afdeling misschien erbij zou willen hebben, laat hij het dan niet bezwaarlijk vinden naar het eerste deel terug te gaan en daar onder hetzelfde nummer de embleemprent te raadplegen; of als hem dit lastig lijkt, kan hij exemplaren van de eerste uitgave die met de drievoudige afbeeldingen geïllustreerd zijn, voor een iets hogere prijs aanschaffen, als hem dat goed dunkt. Vaarwel, beste lezer en neem de inspanning die u moet doen om u financieel te ontzien, voor lief.’ | |
Na te hebben geconstateerd dat er twee prozacommentaren werden verwisseld, voegde Cats op [3o4v] bovendien de volgende correctie toe: |
1Monendus es, Benevole Lector, Typographum, in dispositione Monitorum 43. & 45., 2nescio quo errore, lapsum esse & praepostero ordine alterum in locum alterius collo-3casse: Tu, nisi grave sit id ipsum loco, quo dixi, margini ascribe. Et Vale.
4Ick hebbe U.E. gunstighe Leser, te waerschouwen dat in het drucken van dese hier-5by-ghevoughde Bedenckinghen, den Drucker (ick en weet niet door wat mis-slagh) in 6het Tweede deel der selver, de xliii. Bedenckinghe verkeerdelijck heeft gevougt by 7het xlv. Sinne-beelt, ende in teghen-deel, de xlv. Bedenckinghe by het xliii. Sinne-8beelt. Weest sulcx int lesen ghedachtich, ofte soo u goet dunckt teyckent de voorz 9[= voorzeide] plaetse op de kant. Ende Vaert wel.
Op de titelpagina van exemplaar vua xh 00091 staat een afwijkend (drukkers?)merk: hier niet de beer met ranken zoals op de overige exemplaren, maar opkrullende ranken met boven in het midden een pot met bloemen (3,5 × 4,2 cm.; afb. b.2). De exemplaren kb 477 c 37 en gul 387, sm 293a missen de titelpagina van deel 1; de juiste titel (overigens gelijk aan nr. b.1, 1618-1) is gebaseerd op die in de exemplaren gul 387, sm 293 en pbz 1110 b 12. Exemplaar pbz 1110 b 12 mist de eerste titelprent (*2r-v ontbreekt); dit exemplaar heeft, evenals vua xh 00091, verder hetzelfde voorwerk (tot [a1r]) als de editie 1618-1. Exemplaar gub acc 38445 is een onvolwaardig boek: het is incompleet en zeer beschadigd (het opent met embleem iv). | |
12 | mc, niet; De Vries, 79; Landwehr 1970, 81; Landwehr 1988, 106. |
Nr. B.3
1619-1 [1619, 1618]
1 | a | Iacobi Catzii I.C. Silenus Alcibiadis sive Proteus, humanae vitae ideam, emblemate trifariam variato, oculis subjiciens. Iconibus artificiose in aes incisis, ac trium linguarum explicatione eleganter elustratus. Editio altera ac auctior. Deus nobis haec otia fecit. Amsterodami, ex officina typographica Guiljelmi Ianssonij. Anno 1619. Cum privilegio. (Afb. b.3). | |
b | Drukkersmerk: een hand uit de lucht met een weegschaal waarop twee globes liggen (afm. 3,3 × 2,8 cm.). Eronder in de banderol van de cartouche: ‘Praestat’ (Deze [hij] weegt het zwaarst). In de onderhoeken festoenen, bovenin twee vogels. | ||
c | Amsterdam | ||
d | Willem Jansz [Blaeu] | ||
e | 1619 | ||
2 | ubl 1019 c 23*; bll 1485 r 19 (2) [c65]. | ||
3 | Afm. 20,9 × 16,5 cm. | ||
4-5 | Als nr. b.2. | ||
6 | 4o £2 *4, a - p4; 2a - 2o4; 3a - 3o4 | ||
7 | [£1r] | Gegraveerde titel | |
[£1v] | Blanco | ||
[*1r] | Titelpagina | ||
[*1v] | Extract uyt de privilegie. | ||
Vanaf *2r ‘Aen de Zeeusche ionck-vrouwen’ tot en met [3o4v] ‘Monendus es’ gelijk aan nr. b.2 (1618-2). |
8 | Gelijk aan nr. b.2, met uitzondering van 3b4 dat nu gecorrigeerd is. |
9 | 177 bladen [10] [1] 2-119 [1] (28 is gepagineerd als 25, 77 als 47, 86 als 63, 115 als 113); [3] 4-111 [1] (94 is gepagineerd als 64); [3] 4-107 [4] [1]. |
10 | Gelijk aan nr. b.2. |
11 | De enige afwijking van deze uitgave ten opzichte van 1618-2 betreft de titelpagina van deel 1: zij vermeldt de drukkerij van de Amsterdamse drukker Willem Jansz [Blaeu]; de andere twee delen zijn nog steeds die van Van der Hellen in Middelburg. Er is hier dus sprake van een nieuwe titeluitgave. Blijkbaar heeft Jansz de magazijnvoorraden van Van der Hellen overgenomen. (Zie § 2 van het hoofdstuk ‘De preliminaria’ voor het privilegie waarin Van der Hellen het copyright overdoet aan Jansz). Bijgebonden is Maechden-plicht. Middelburg 1618. In het Leidse exemplaar ontbreekt de prent van het kinderspel; misschien zit de prent wel in het Londense exemplaar (bll 1485 r 19 (2)), dat overigens een incompleet voorwerk heeft (Simoni 1990, 110, nr. c65). |
12 | mc, 28; De Vries, 80; Landwehr 1970, 82; Landwehr 1988, 107. |
Nr. B.4
1619-2 [1619, 1519 [=1619]]
1 | Als nr. b.3, 1619 (zie afb. b.3). | |||||||
2 | kb 477 c 39*; kb 477 c 38*; gul 388, sm 1279 (1)*; gad 394*; nuc 0232149: pri n 7710.c32; nuc 0232152: uiu; nuc 0232152: upp; nuc 0232152: lcp; nuc 0232152: nlc; bnp z Payen 850 [de laatste zes exemplaren zijn mogelijk deel 2 en 3 van nr. b.5 uit 1620]. | |||||||
3 | Afm. deel 1: 22,7 × 17,4 cm.; de delen 2 en 3: 21,1 × 17,4 cm. | |||||||
4 | Drie delen:
|
|||||||
5 | Als nr. b.2. Ten opzichte van de vorige uitgaven verschillen de doorsneden van de prenten soms millimeters; dit kan veroorzaakt zijn door de papiersoort, het inkten of de wijze waarop de pers werd gehanteerd. | |||||||
6 | 4o £1 *4 a - 2v4 | |||||||
7 | [£1r] | Titelpagina | ||||||
[£1v] | Extract uyt de privilegie. | |||||||
[*1r] Titelprent deel 1 - [p4v] Blanco is gelijk aan nr. b.2. | ||||||||
[q1r] | Titelprent deel 2 | |||||||
[q1v] | Ad lectorem. | |||||||
[q2r] | Titelpagina deel 2 |
[q2v]-2f1r | Tekst (= p. 4-105). | |
2f1v | Kinder-spel gheduyt tot sinne-beelden, ende leere der zeden (= p. 106). | |
[2f4v] | Blanco | |
[2g1r] | Titelprent deel 3 | |
[2g1v] | Blanco | |
[2g2r] | Titelpagina deel 3 | |
[2g2v]-2v2r | Tekst (=p. 4-107). | |
2v2v | Volghen tot vullinghe vande ledighe plaetse, sommighe stichtelijcke bedenkingen. | |
[2v4v] | Blanco | |
8 | Zie hieronder. | |
9 | 177 bladen [10] [1] 2-119 [1] (28 gepagineerd als 25, 77 als 47, 86 als 63, 115 als 113); [3] 4-111 [1]; [3] 4-107 [4] [1] (36 gepagineerd als 39, 43 als 41). | |
10 | 161904 *a1 *3 e$fe: a2 *4 s$d - *b1 a4 pus$ b2 2v3 ons$
[* Wil zeggen: gebaseerd op de 1620-uitgave]. |
|
11 | [£1v] bevat het ‘Extract uyt de Privilegie’, gedateerd 21 augustus 1619, waarin Van der Hellen het recht overdraagt aan Jansz. Ervoor een afschrift van het octrooi, toegekend op 17 april 1618 aan Van der Hellen, ondertekend door C. Aerssens. | |
Het exemplaar kb 477 c 38 (afm. 21,4 × 17,4 cm.) heeft een afwijkende opbouw in het voorwerk (en mist de gegraveerde titel van deel 1). Het ziet ernaar uit dat het voorwerk van dit exemplaar, gecombineerd met dat van kb 477 c 39 het oorspronkelijke, volledige, voorwerk omvat, overeenkomstig ook de nieuwe titeluitgave uit 1620 (= nr. b.5). Hier: | ||
8 | [$ 3 (- q1,2, - 2g1,2 (2p3 gesigneerd als 2p2) [a - o4: $ 4 (- p4)]. | |
9 | 185 bladen [26] [1] etc. Voor het overige gelijk. | |
10 | 161904 1a1 [niet]: 1a2 2†3 soo$ - *2a1 *3 e$fe : 2a2 2*3 H - *b1 a4 pus$ b2 2v3 ons$ [* Wil zeggen: gebaseerd op de 1620-uitgave]. | |
11 | De stcn heeft hierbij als aantekening dat het een heruitgave betreft van de 1618-druk bij H. van der Hellen, Middelburg. Dit geldt echter niet voor de uitgave 1618-1 (vgl. kb 144 d 2) dat op het blad 3p4r-v de tekst ‘Roock-eters...’ en ‘Desinit in lachrimas...’ heeft. De aantekening heeft dus betrekking op de uitgave 1618-2. Bovendien dragen de delen 2 en 3 een andere signering (dezelfde als in nr. b.5). | |
Het werk onder het signatuur 2374 e 20 in de uba bevat alleen deel 2 en deel 3 van Silenus, met beide titelpagina's en titelprenten. Dit betekent dat de embleemprenten er niet in voorkomen. De titelpagina's dragen het jaartal 1519. In het exemplaar gul 388, sm 1279 (1) vermelden de drie titelpagina's resp. het jaartal 1619, 1618 en 1519. Verder hier van p. [*1r] (titelpagina) - [a1r] (Blanco) gelijk aan 1618-1. Aantekening op het schutblad: ‘When Sir Josuah Reynolds was a boy he studied the prints in this book with great care. See his Life by Malone.’ Op de titelpagina: ‘Mr. Samuel Shipton. Dec. 4 mdccv’. | ||
12 | mc, niet; De Vries, niet; Landwehr 1970, niet; Landwehr 1988, 108-109*. [* De twee kb-exemplaren zijn identiek aan de beschrijving bij nr. 109, maar Landwehr zet ze onder nr. 108]. |
Nr. B.5
1620 [1620, 1519 [= 1619]]
1 | a | Iacobi Catzii I.C. Silenus Alcibiadis sive Proteus, humanae vitae ideam, emblemate trifariam variato, oculis subjiciens. Iconibus artificiose in aes incisis, ac trium linguarum explicatione eleganter elustratus. Editio altera ac auctior. Deus nobis haec otia fecit. Amsterodami, ex officina typographica Guiljelmi Ianssonij. Anno 1620. Cum privilegio. (Afb. b.5). | |
b | Drukkersmerk: een hand uit de lucht met een weegschaal waarop twee globes liggen (afm. 3,3 × 2,8 cm.). Eronder in de banderol van de cartouche: Praestat. In de onderhoeken festoenen, bovenin twee vogels. | ||
c | Amsterdam | ||
d | Willem Jansz [Blaeu]. | ||
e | 1620 | ||
2 | kb 758 b 2*; ubg ee e 205*; ubl 1018 e 25*; uba 696 e 37*; uba 073-109*; ubu 132 b 2*; vua xh 00093*. | ||
3 | Afm. 21,7 × 16,6 cm. | ||
4 | Drie delen: deel 1: titelpagina (zie hierboven); gegraveerde titels van deel 1-3: als 1618-2; de titelpagina's van deel 2-3 gelijk aan nr. b.4 (zie afb. b.4.1 en b.4.2). | ||
5 | Als nr. b.4. | ||
6 | 4o £2 2£1 † - 2†4 *4 (-*1) - 2*4 a - 2v4 | ||
7 | [£1r] | Titelpagina | |
[£1v] | Blanco | ||
[£2r] | Titelprent | ||
[£2v] | Blanco | ||
[2£1r] | Extract uyt de privilegie. | ||
[2£1v] | Blanco | ||
†1r | Ad lectorem de fine huius opusculi praefatio. | ||
[†4r] | Voor-reden ende verclaringhe over het oogh-merck des schryvers in dit werck. | ||
*2r | Aen de Zeeusche ionck-vrouwen. | ||
*4v | Danielis Heijnsii. In emblemata clariss. consultissimique viri D.J. Catsii J.Cti. Epigrammation. | ||
2*1r | Ad ampliss. ornatissimumque virum D. Iacobum Catsium I.C. Hominem triplici emblemate graphice exprimentem.
[+] Ad eundem. [Ondertek.] I. Liraeus. |
||
2*1v | Ghedicht ter eeren den hoogh-gheleerden D.I. Cats op sijne constrijcke sinne-beelden. [Ondertek.] L. Peutemans. | ||
2*2r | Op de drie boucken der sinne-dichten ende beelden van den hooghgeleerden heere D. Jacob Cats. [Ondertek.] I. Hobius. | ||
2*2v | Tot den leser. [Ondertek.] J.F. | ||
2*3r | Au tres-digne d'honneurs & bon-heurs le tres-docte seigneur Iaques Cats, I.C. Sonnet encomiastique; sur ses emblemes tripliques. [Ondertek.] Iosuah Sylvester. | ||
2*3v | Aenden hoogh-gheleerden D. Iacob Cats, op het boeck van sijn constrijcke sinne-beelden, (van de welcke sijn gunst mijn een vereert heeft.) [Ondertek.] Anna Roemers. |
[2*4r] | Ghedicht ter eeren van den hoogh-gheleerden heer Iacob Cats I.C. Op syne const-rijcke sinne-beelden.
[+] Ter eeren van den selven. [Ondertek.] Iac. Luyt. I.C. |
|
[2*4v] | Clinck-dicht op de drie-sinnighe sinne-beelden van den hoogh-gheleerden ende achtbaren heere D. Iacob Cats. [Ondertek.] S. de Swaef. | |
Van [a1r] Blanco tot en met [2v4v] Blanco gelijk aan nr. b.4. | ||
8 | [$3 (- q1,2, - 2g1,2 (2p3 gesigneerd als 2p2) [a - o4: $4 (-p4)].
[*1 is niet aanwezig, maar is ook niet noodzakelijk. Op [2g1r] hoort eigenlijk de titelprent van deel 3]. |
|
9 | 190 bladen [36] [1] 2-119 [1] (28 gepagineerd als 25, 77 als 47, 86 als 63, 115 als 113); [3] 4-111 [1]; [3] 4-107 [4] [1] (36 gepagineerd als 39, 43 als 41). | |
10 | 162004 1a1 [niet]: 1a2 2†3 soo$ - 2a1 *3 e$fe: 2a2 2*3 H - b1 a4 pus$ b2 2v3 ons$ | |
11 | Het gaat in deze editie uit 1620 om een heruitgave van nr. b.4 (1619). [£3r] bevat het ‘Extract uyt de privilegie’. De drie drukfouten ten opzichte van 1619 zijn nu verbeterd. Van deel 1 ontbreken de katernen e en f. Zij zijn abusievelijk gebonden in het exemplaar van Maechden-plicht (Middelburg 1618), tussen katern d en e, dat in dezelfde band zit. De vraag is of er exemplaren zijn die wél op het frontispice van deel 2 en deel 3 1619 hebben (cf. Landwehr 1970, 83). Het ‘Ad lectorem’ op [q1v] is gelijk aan dat van nr. b.4, dat teruggaat op dat in nr. b.2 (1618-2). Er zijn enkele kleine spellingsverschillen. Bijgebonden naast Maeghden-plicht zijn Self-stryt. Dordrecht 1634 en Thoonneel vande mannelicke achtbaerheyt. 's-Gravenhage 1632. | |
Het voorwerk van exemplaar ubl 1018 e 25 (afm. 21,5 × 16,5 cm.) heeft een iets andere volgorde, maar is wel compleet. Ook de exemplaren vuanh 00093, uba 696 e 37, ubu 132 b 2 (met de Zeeusche Ionck-vrouwen en Heinsius conform de signaturen in b.6) en uba 073-109 hebben een (iets) afwijkende volgorde in het voorwerk. Het exemplaar ubg ee e 205 heeft geen kinderspel-prent. | ||
12 | mc, 29; De Vries, 81; Landwehr 1970, 83; Landwehr 1988, 110. |
Nr. B.6
1622
1 | a | Iacobi Catzii J.C. Silenus Alcibiadis sive Proteus, humanae vitae ideam, emblemate trifariam variato, oculis subjiciens. Iconibus artificiose in aes incisis, ac trium linguarum explicatione eleganter elustratus. Deus nobis haec otia fecit. 't Amsterdam, by Willem Iansz. Blaeuw, inde vergulde Sonnewyser. Anno mdcxxii. (Afb. b.6). |
b | Drukkersmerk (afm. 5,4 × 7,5 cm.): een open hemelglobe, links daarvan de Tijd (Chronos) met vleugels, zandloper en zeis, en rechts Hercules met een leeuwehuid en knots. Eronder, in een banderol, ‘Indefessus agendo’ (Onvermoeid in het handelen). | |
c | Amsterdam | |
d | Willem Jansz Blaeu. Vanaf 1621 voegde hij de bijnaam van zijn grootvader toe aan zijn naam. | |
e | 1622 | |
2 | kb 477 c 41*; ubu z qu 260*; ubu 132 b 3*; gbr 1438 f 2*; uba 2580 g 10*; uba 1026 c 21*; ubl 1018 d 13*; pbl d 2005 1*; pbl 2443 tl*; nuc 0232153: fsc pn 6349 c 2 s5 1622 Cage; bll 11556 g 32 (1); sba c 1710 1*. |
3 | Afm. 22,8 × 17,3 cm. | |
4 | Drie delen: Deel 1: faux-titre: Iacobi Catzii I.C. Sileni Alcibiadis sive Proteos. Pars prima; gegraveerde titel: als 1618-2; Deel 2: faux-titre: Iacobi Catzii J.C. Sileni Alcibiadis, sive Proteos, pars secunda; gegraveerde titel: als 1618-2; Deel 3: faux-titre: Iacobi Catzii J.C. Sileni Alcibiadis, sive Proteos, pars tertia; gegraveerde titel: als 1618-2. | |
5 | Als Nr. b.5 (ed. 1620). De meeste prenten zijn circa 1 mm. groter ten opzichte van de vorige editie (nr. b.5); dertien zijn circa 2 mm. groter. Deze kleine verschillen kunnen zijn veroorzaakt door de papiersoort, het inkten of de manier waarop men de pers hanteerde. De afmetingen van de prenten van nr. b.8 komen nagenoeg overeen met deze. | |
6 | 4o * - 4*4 a - 2t4 | |
7 | [*1r] | Titelpagina |
[*1v] | Extract uyt de privilegie. | |
[*2r] | Titelprent | |
[*2v] | Blanco | |
[*3r] | Ad lectorem, de fine huius opusculi, praefatio. | |
2*1v | Voor-reden ende verklaringe over het ooghmerck des schryvers, in dit werck. | |
3*2r | Aen de Zeeusche ionckvrouwen. | |
[3*4v] | Danielis Heinsii in emblemata clariss. consultissimique viri Iacobi Catzii J.C. Epigrammation. | |
4*1r | Ad ampliss. ornatissimumque virum D. Iacobum Catzium J.C. Hominem triplici emblemate graphice exprimentem.
[+] Ad eundem. [Ondertek.] I. Lyraeus. |
|
4*1v | Au tres-digne d'honneurs & bon-heurs, le tresdocte signeur Iaques Cats, I.C. Sonnet encomiastique; sur ses emblemes tripliques. [Ondertek.] Iosuah Sylvester. | |
4*2r | Aen den hoochgheleerden D. Iacob Cats, op het boeck van sijn konstrijcke sinne-beelden (van de welcke sijn gunst mijn een vereert heeft). [Ondertek.] Anna Roemers. | |
4*2v | Ghedicht ter eeren van den hoochgheleerden D. Iacob Cats, op sijne konst-rijcke sinne-beelden.
[+] Ter eeren van den selven. [Ondertek.] Iac. Luyt. I.C. |
|
4*3r | Klinck-dicht, op de drie-sinnighe sinne-beelden van den hooghgheleerden ende achtbaren heere D. Iacob Cats. [Ondertek.] S. de Swaef. | |
4*3v | Ghedicht ter eeren den hoochgheleerden D. Iacob Cats, op sijn konstrijcke sinne-beelden. [Ondertek.] L. Peutemans. | |
[4*4r] | Op de drie boecken der sinne-dichten ende beelden van den hooghgheleerden heere Iacob Cats, I.C. [Ondertek.] I. Hobius. | |
[4*4v] | Tot den leser. [Ondertek.] I.F. | |
[a1r] | Faux-titre deel 1 | |
[a1v]-n4v | Tekst (= p. 2-104). | |
o1r | Orbis Atlas Amor est. Liefde weerelt-dragher. Dient tot uyt-legginghe van het beelt des opschrifts staende hier vooren op het eerste blat (= p. 105). |
o1v | Cupido wech-gheloopen, ende verloren. Meest uyt Moschi Grieksche ghedichten (= p. 106). | |
o2r | Harders-liet (= p. 107). | |
[o4r] | Inleydinghe tot de leere der seden. Aen alle roock-eters, tabackblasers, liefhebbers der ydelheyt.
[+] Desinit in lachrimas. [+] Au iouvenceau mange-fumée, c'est a dire, amateur de vanitez (= p. 111). |
|
[o4v] | Blanco | |
[p1r] | Faux-titre deel 2 | |
[p1v] | Blanco | |
[p2r] | Titelprent deel 2 | |
[p2v]-2e1r | Tekst (= p. 4-105). | |
2e1v | Kinder-spel gheduyt tot sinne-beelden, ende leere der zeden (= p. 106). | |
[2e4v] | Blanco | |
[2f1r] | Faux-titre deel 3 | |
[2f1v] | Blanco | |
[2f2r] | Titelprent deel 3 | |
[2f2v]-2t2r | Tekst (= p. 4-107). | |
2t2v | Volghen tot vullinghe vande ledighe plaetse, sommighe stichtelijcke bedenkingen. | |
[2t4v] | Drukkersmerk als op afb. b.4.1 (afm. 6,3 × 5,2 cm.). | |
8 | [$3 (- *1,2, - p1,2, - 2f1,2)]. | |
9 | 193 bladen [32] [1] 2-4 5 6 (*) 7-111 [1] (67 gepagineerd als 97, 71 als 78, 77 als 47); [3] 4-111 [1] (69 gepagineerd als 96); [3] 4-107 [5].
[(*) Wil zeggen: p. 5 en 6 ontbreken, en daardoor ontbreekt embleemprent 11 (Echo)]. |
|
10 | 162204 a1 *3 ni a2 4* .M [4*2 op$op$] - b1 a2 iosa b2 2t3 hee
[stcn vervolgt: 2b1 2a3 oore: 2b2 2q2 et$stee]. |
|
11 | [*1v] bevat het ‘Extract uyt de privilegie’, gedateerd 21 augustus 1619, waarin Van der Hellen het recht overdraagt aan Blaeu. Erboven een afschrift van het octrooi, toegekend op 17 april 1618 aan Van der Hellen, ondertekend door C. Aerssens (zie § 2 van het hoofdstuk ‘De preliminaria’). Deze tekst met enkele veranderingen in de spelling, zoals r. 6 seecker [was: seker] en r. 14 Provincien [was: Provintien]; verder enkele enclises.
In dit exemplaar: deel 1, 101 een handgeschreven aantekening: ‘Epitaphium: vixit, mortuus e[st] et vivet’. Het ‘Ad lectorem’ op de verso-zijde van de titelprent in deel 2, opgenomen in de editie 1620, ontbreekt hier. Het zetsel van nr. b.6 (1622) is geheel nieuw ten opzichte van nr. b.5 (1620). In sommige exemplaren, waaronder ubu 132 b 3 is Maechden-plicht (Amsterdam 1622) bijgebonden. In de exemplaren gbr 1438 f 2 en ubl 1018 d 13 ontbreekt de kinderspel-prent (zij is er uitgesneden); in het laatstgenoemde zit ook geen eerste titelprent. In sba c 1710 1 is in het voorwerk één pagina omgewisseld; bijgebonden zijn Maechden-plicht (Amsterdam 1622), Self-stryt (Middelburg 1620), Tooneel ... (Middelburg 1623), en Huygens' Costelick mal en Voor-hout (beide Middelburg 1622). |
|
12 | mc, 30; De Vries, 82; Landwehr 1970, 84; Landwehr 1988, 111. |
Nr. B.7
Zonder plaats 1624
1 | a | Iacobi Catzii I.C. Silenus Alcibiadis, sive Proteus, humanae vitae ideam, emblemate trifariam variato, oculis subjiciens. Iconibus artificiose in aes incisis, ac trium linguarum explicatione eleganter elustratus. Deus nobis haec otia fecit. Anno m.dc.xxiv. (Afb. b.7.1). | |
b | Geen drukkersmerk | ||
c | Geen plaats van uitgave | ||
d | Geen uitgevers- of drukkersnaam | ||
e | 1624 | ||
2 | ubl 1018 h 13*; uba 1999 e 1*; gul 398, sm 301*; gub bl 6972 1*; pka 325 g 20*; bll 1160 a 1. | ||
3 | Afm. 7,1 × 9,5 cm. | ||
4 | Eén deel; titel: zie hierboven; gegraveerde titel: Emblemata ofte minnelycke, zedelycke, ende stichtelycke sinnebeelden. Door D.I. Catz. Op de titelprent Cupido die een aardbol met de inscriptie ‘Europa, America’ vasthoudt; om hem heen boeren en burgers (afb. b.7.2). | ||
5 | Eén titelprent (6,6 × 8,1 cm.; onderaan zijn enkele mm. afgesneden); 51 ongenummerde, rechthoekige embleemprenten met het Latijnse motto erboven, wel buiten de afdruk (afm. variërend tussen 5,3/5,5 en 7,2/7,3 cm.). De kinderspel-prent (afm. 9,3 × 14,7 cm.) zit tussen de opdracht aan de Zeeuwse jonkvrouwen (a2v-a3r) en niet achteraan bij de eigenlijke tekst. De tekst erboven ‘kinder-spel tot sinne-beelden ende leere der zeden’, valt binnen de afdruk. | ||
6 | Oblong 24o [of: 16o[?] * - 2*8 a - o8 | ||
7 | [*1r] | Titelpagina | |
[*1v] | Blanco | ||
[*2r] | Titelprent | ||
[*2v] | Blanco | ||
*3r | Orbis Atlas Amor est. Liefde werelt-dragher. Dient tot uytlegginge van het beeldt des opschrifts, staende hier vooren op het eerste bladt. | ||
*4r | Voor-reden ende verklaringe over het oogh-merck des schrijvers, in dit werck. | ||
[2*6v] | Aen de Zeeusche ionckvrouwen. | ||
a3r | Aen den hooch-gheleerden D. Iacob Cats, op het boeck van sijn konstrijcke sinne-beelden. (Van de welcke sijn gunst mijn een vereert heeft.) [Ondertek.] Anna Roemers. | ||
[a4r] | Faux-titre: I. Catz minnelijcke, zedelijcke, stichtelijcke sinne-beelden en ghedichten. | ||
[a4v]-o2v | Tekst | ||
o3r | Kinder-spel gheduydt tot sinne-beelden, ende leere der zeden. | ||
8 | [$5 (- *1,2, - a4, - c4 (b5 als c5, [c6] als d4, d4 als 4, g4 als c4, m4 als n4, m5 als n3)] | ||
9 | 128 bladen [38] [1] (4 × 51) 52-64 (p. 39 twee maal gepagineerd als 36) < 39 + 204 + 13 = 256 >. | ||
10 | 1624[24/16] a1 *3 ysg: a2 2*5 16.$L - b1 a $: b2 o5 s$t |
11 | Voor het eerst sterk verkleinde embleemprenten en een verkleinde kinderspel-prent. Het opschrift op de ene titelprent moet nu de hele lading van de bundel dekken. Het voorwerk is ingekort. Afwezig zijn alle prozastukken en alle citaten: de faux-titre, met de nadruk op zinnebeelden en gedichten, geeft dit al aan. Elk embleem is verdeeld over vier pagina's met dezelfde dubbele nummering (‘paginering’). De opbouw, per pagina, is als volgt: Motto en Nederlands gedicht (in romein), eronder het Franse motto en gedicht (in een kleiner lettercorps en cursief); idem voor het tweede en derde gedicht; vervolgens de embleemprent over de gehele pagina, met erboven (buiten het kader) het Latijnse motto. Deze opzet herhaalt zich 51 keer. Aan het eind de tekst ‘Kinder-spel’, gedrukt over 12 doorgenummerde pagina's (53-64), in romein met de Latijnse glossen in een gotische letter. |
Uitgave nr. b.12 heeft dezelfde titelprent en embleemprenten, maar doorgaans zwarter afgedrukt. Er is daar wel sprake van een geheel nieuw zetsel, dus van een nieuwe editie (vgl. ook nr. b.15). Het exemplaar uba 1999 e 1 (afm. 7,2 × 9,4 cm.) heeft de prent van het kinderspel op de goede plaats, namelijk tussen 52 en 53; het mist, evenals het exemplaar gul 398, sm 301 (7,6 × 9,7 cm.), de titelpagina. Het exemplaar pka 325 g 20 heeft geen kinderspel-prent. In dit Amsterdamse exemplaar zijn Cats' Maeghden-plicht (S.l. s.a.); Tooneel ... (S.l. 1631), en Self-stryt (S.l. s.a.) bijgebonden. In het Leidse is niets bijgebonden; gub bl 6972 1 heeft wel een kinderspel-prent en hierin is eveneens Maeghden-plicht (S.l. s.a.) bijgebonden. | |
12 | mc, 31; De Vries, 83; Landwehr 1970, 85; Landwehr 1988, 112. |
Nr. B.8
Amsterdam, zonder jaar (MC: ‘omstreeks 1630’; mogelijk tussen 1622 en begin 1625)
1 | a | Iacobi Catzii I.C. Silenus Alcibiadis, sive Proteus: humanae vitae ideam, emblemate trifariam variato, oculis subjiciens. Iconibus artificiose in aes incisis, ac trium linguarum explicatione eleganter elustratus. Deus nobis haec otia fecit. t'Amsterdam, by Willem Blaeu, op 't water in de sonnewyser. S.a. (Afb. b.8). |
b | Drukkersmerk: zie de beschrijving bij b.6. | |
c | Amsterdam | |
d | Willem Jansz Blaeu. De locatie ‘Op 't water’ is het huidige Damrak. In 1613 was Blaeu eigenaar geworden van het pand op Damrak 46, waar de drukkerij en de woning achter de winkel lagen. | |
e | Zonder jaar | |
2 | kb 477 c 40*; uba 2470 a 19*; lbu rar lmy Cats 6*; abd 12 c 4*; ubl 1018 d 17*; gad 446*; bnp z 3538; bll 11408 g 21 (1). | |
3 | Afm. 23,1 × 17,0 cm. | |
4 | Eén deel: titelpagina (zie hierboven); gegraveerde titel: Sinn'- en- minne-beelden. Emblemata, amores moresque spectantia. Emblemes, touchants les amours et les moeurs. | |
5 | Eén titelprent (19,5 × 14,8 cm.) voor het gehele werk, achter de titelpagina en gelijk aan die van nr. b.2 (1618-2); 51 embleemprenten (niet genummerd), alle op de linkerpagina.Ga naar eind6 De kinderspel-prent is hier, in tegenstelling tot de exemplaren in Amsterdam en Leiden, afwezig. |
6 | 4o *4 b - 2g4 2h2 | |
7 | [*1r] | Titelpagina |
[*1v] | Orbis atlas amor est. Liefde weerelt-dragher. Dient tot uyt-legginghe van het beelt des opschrifts hier tegen over. | |
[*2r] | Titelprent | |
[*2v] | Blanco | |
*3r | Ad lectorem, de fine hujus opusculi, praefatio (= p. 5). | |
[*4v] | Voor-reden ende verklaringe over het ooghmerck des schryvers, in dit werck (= p. 8). | |
[b4v] | Aen de Zeeusche ionckvrouwen (= p. 16). | |
c2r | Danielis Heinsii in emblemata clariss. consultissimique viri Iacobi Catzii, I.C. Epigrammation (= p. 19). | |
c2v | Ad ampliss. ornatissimumque virum D. Iacobum Catzium I.C. Hominem triplici emblemate graphice exprimentem.
[+] Ad eundem. [Ondertek.] I. Lyraeus (= p. 20). |
|
c2v | Au tres-digne d'honneurs & bon-heurs, le tresdocte sr. Iaques Cats, I.C. Sonnet encomiastique; sur ses emblemes tripliques. [Ondertek.] Iosuah Sylvester (= p. 20). | |
c3r | Aen den hoochgheleerden D. Iacob Cats, op het boeck van sijne konstrijcke sinne-beelden (van de welcke sijn gunst mijn een vereert heeft). [Ondertek.] Anna Roemers (= p. 21). | |
c3v | Ter eeren van den selven.
[+] Een ander. [Ondertek.] Iac. Luyt. I.C. (= p. 22). |
|
c3v | Klinck-dicht, od [sic] de drie-sinnighe sinne-beelden van den hooghgheleerden ende achtbaren heere D. Iacob Cats. [Ondertek.] S. de Swaef (= p. 22). | |
[c4r] | Ter eeren van den selven. [Ondertek.] L. Peutemans (= p. 23). | |
[c4r] | Op de sinne-dichten ende beelden vanden hooghgheleerden heere Iacob Cats, I.C. [Ondertek.] I. Hobius (= p. 23). | |
[c4v] | Tot den leser. [Ondertek.] I.F. (= p. 24). | |
[d1r] | Faux-titre: Iacobi Catzii I.C. Emblemata, amores moresque spectantia; eademque in moralis doctrinae sensum magis serium translata; et in sacras meditationes transfusa. | |
[d1v]-2f3v | Tekst (= p. 26-230). | |
[2f4r] | Cupido wech-geloopen, ende verloren. Meest uyt Moschi Grieksche ghedichten (= p. 231). | |
[2f4v] | Harders-liet (= p. 232). | |
2g2v | Inleydinghe tot de leere der seden. Aen alle roock-eters, tabackblasers, liefhebbers der ydelheyt.
[+] Desinit in lachrimas. [+] Au iouvenceau mange-fumée, c'est à dire, amateur de vanitez (= p. 236). |
|
2g3r | Kinder-spel gheduyt tot sinne-beelden, ende leere der zeden (= p. 237). | |
2h1v-2h2v | Sommighe stichtelijcke bedenckinghen (= p. 242-244). | |
8 | [$3 (- *1,2, - d1)]. Het exemplaar heeft geen a-katern; de paginering/signering loopt gewoon over op b. |
9 | 122 bladen [4] 5-24 [25] 26-244 (85 gepagineerd als 58, 160 als 180). |
10 | 000004 a1 = a2 *3 cta - b1 b $: b2 2h2 ckt$de. [De stcn neemt kennelijk niet voor a1 c3 p$Go omdat de tekst gewoon doornummert]. |
11 | Elk embleem is in deze uitgave verdeeld over vier pagina's; alle citaten uit de tweede en derde afdeling staan op de linkerpagina, onder de prent (onder de kopjes ‘morale’ en ‘sacrum’) en alle amoureuze onder de subscriptio van de eerste uitleg op de rechterpagina. Op de volgende twee pagina's staat links, onder de koptitel ‘Morale’, eerst het Nederlandse gedicht over de gehele pagina, dan staan in twee kolommen naast elkaar het Latijnse en Franse gedicht, daaronder in twee kolommen naast elkaar het Latijnse en Nederlandse proza. Dezelfde typografische oplossing geldt voor de rechterpagina onder de kopregel ‘Sacrum’. Er zijn verschillende lettercorpsen en lettertypen gebruikt. Het Nederlandse proza is breder gezet dat het Latijnse. Bijgebonden zijn:
1. Iacobi Catzii I.C. Monita amoris virginei sive Officium puellarum [...] Amstelredam, by Willem Iansz. Blaeu [...] s.a. 2. J. Cats Self-stryd [...] Tot Middelburgh, gedruckt by Hans van der Hellen voor Ian Pietersz. vande Venne [...] 1621. 3. Sinne-beeld, de heymenisse ende eygenschap des christelijcken self-stryts [...] Tot Middelburgh. Ghedruckt by Hans vander Hellen, voor Jan Pietersz. van de Venne [...] 1624. 4. Tooneel van de mannelicke achtbaerheyt [...] Tot Middelburgh, ghedruckt by Hans vander Hellen, voor Jan Pieterss vande Venne [...] 1622. Zie voor de veronderstelde datering van deze editie: hoofdstuk 2.3. Exemplaar uba 2470 a 19 (afm. 22,1 × 16,0 cm.), met de kinderspel-prent (afm. 28,9 × 18,1 cm.), heeft bijgebonden: Iacobi Catzii I.C. Monita amoris virginei sive Officium puellarum [...] Amstelredam, by Willem Iansz. Blaeu [...] s.a. Dit exemplaar is erg slecht en scheef afgesneden. Daardoor mist het de onderste regel ‘op ... sonnewyser’. Ook zijn enkele kopregels vervallen. In het exemplaar ubl 1018 d 17 (afm. 24,5 × 17,0 cm.) zijn geen andere werken bijgebonden. De kinderspel-prent (afm. 29,5 × 18,3 cm.) is in het midden op een strookje ingeplakt en valt tussen 2g2v-2g3r open (over de pagina's 236-237). Van het exemplaar lbu lmy Cats 6 wijkt de titelpagina af: onderaan is een apart strookje vastgeplakt (16,2 × 3,6 cm.). Het onderste gedeelte van de titelpagina van Maeghden-plicht (in dit exemplaar is de uitgave Amsterdam 1622 bijgebonden), met als afwijkende omschrijving van de plaatsnaam: 't Amstelredam, komt precies overeen met de tekst op dit strookje, namelijk 't Amstelredam, By Willem Iansz Blaeuw, inde vergulde Sonnewyser. Anno mdcxxii. Cum Privilegio. Nr. b.6 (1622) heeft 'tAmsterdam. Wanneer of door wie het is aangeplakt, blijft onduidelijk. Bijgebonden zijn hier verder: Self-stryt (1634) en Tooneel van de mannelicke achtbaerheyt (1622). In het exemplaar gad 446, waarvan de onderkant kort is afgesneden, zijn door de hele bundel bij bepaalde passages aandachtsvingertjes met pen bijgetekend. |
12 | mc, 32; De Vries, 84; Landwehr 1970, 86; Landwehr 1988, 113. |
Nr. B.9
1627
1 | a | Proteus ofte minne-beelden verandert in sinne-beelden. Tot Rotterdam. Bij Pieter van Waesberge boekvercooper An.o 1627. Met privilegie voor 15. Iaren. |
b | Geen | ||
c | Rotterdam | ||
d | Pieter van Waesberge | ||
e | 1627 | ||
2 | kb 144 d 4 (boekbanden 1757 c 12)*; kb 758 b 1*; kb 758 b 16*; gul 389, sm 1280*; gul 389, sm 1281*; abd 12 c 5*; pbl d 2005 ii*; pbl 2446 tl*; gbr 23 c 1*; pkr (zonder inventarisnummer)*; pka 327 j 14*; uba og 66-3*; uba 1026 c 20*; uba 2003 e 9 (boekband)*; ubg ee e 16*; ubl 1018 e 26*; ubl 1018 c 2*; ubl 1018 b 5*; kbb iii 7063 b*; kbb vi 70004 a*; kbb vh 24397 (van hulthem lp)*; haw 2.1 Eth; ubu 132 b 5*; lbu rar lmy Cats 1*; pbz 1062 d 4*; pbz 1108 g 3*; pbz 1110 b 11*; pkl rb 11 d 19*; bng nl hc 215*; nuc 0232129: dlc; nuc 0232129: huc; nuc 0232129: yun; nuc 0232129: nlc; nuc 0232129: fsc; nuc 0232129: unc; bnp yi 340-343; bnp yi 364-366; bll c 120 c 17; idc lo-194*; ufa p 1380*; vua xh 00025*; vua xh 00092*; sba c 1710 2*; pma b 2103*; shg 1392 2a*; gah c d 89 3*. | ||
3 | Afm. 22,8 × 17,7 cm. | ||
4 | Eén deel. Faux-titre: Proteus ofte minne-beelden verandert in sinne-beelden door J. Catz; gegraveerde titel (zie hierboven). | ||
5 | Eén titelprent (19,9 × 15,1 cm.), voor het gehele werk (afb. b.9); de 52 embleemprenten staan alle op de linkerpagina. De nummers i en ii zijn geheel nieuw; de andere prenten zijn opnieuw gesneden naar een vroegere versie (waarschijnlijk een van de edities uit 1618) en komen dus à rebours. Het merendeel draagt de aanduiding van de graveur Jan Swelinck, meestal alleen met de initialen js.Ga naar eind7 Zie hoofdstuk 2.4.1.2 voor een beschrijving van de titelprent. | ||
6 | 4o § 4? - 2?4 3?/3;/3:4 4:4 5:2 a - 2q4 2r2 2a-c4 2d2 | ||
7 | [§1r] | Faux-titre | |
[§1v] | Blanco | ||
[§2r] | Titelprent | ||
[§2v] | Blanco | ||
§3r | Aen den verstandighen leser op de titel-prent. | ||
§3v | Inhout van de privilegie. | ||
[§4r] | Aende edele moghende heeren, mijne heeren de staeten 's landts van Rotterdam. [Ondertek.] Jan Swelinck. | ||
?1r | Aenspraecke tot den leser, op de ghelegentheyt van de veranderinghe in desen nieuwen druck (= p. 1 voorwerk, hierna afgekort als vw). | ||
?2v | Voor-reden ende verklaringhe over het ooghmerck des schrijvers in dit werck. (= p. 4 vw). [Ondertek.] I. Cats. | ||
2?3r | Ad lectorem, de fine hujus opusculi. Praefatio. (= p. 15 vw). | ||
3?/;1r | Aende Zeeusche ionck-vrouwen: gheschreven gheduerende den voorleden stil-stant van wapenen. (= p. 17 vw). | ||
[3:4r] | Danielis Heinsii in emblemata clariss. consultissimique viri D. Jacobi Catzii JCti. Epigrammation. (= p. 23 vw). | ||
[3:4v] | Ad amplissimum consultissimumque virum D. Iacobum Catzium J.ctum. Cognatum suum, & popularem super emblematibus ab ipso editis. (= p. 24 vw). [Ondertek.] Adrianus Hofferus. |
4:2r | Ad clarissimum virum D. Iacobum Catsium poetam in signem.
[+] Anagramma visu catos cibas. Epigramm. (= p. 27 vw). [Ondertek.] Ioannes Arcerius. |
|
4:2v | Ad amplissimum ornatissimumque virum Jacobum Catzium I.Ctm. Hominem triplici Emblemate graphice exprimentem.
[+] Ad eundem. (= p. 28 vw). [Ondertek.] J. Lyraeus. |
|
4:3r | Au tres-digne d'honneurs & bon-heurs le tresdocte signeur Iaques Cats, I.C. Sonnet encomiastique sur ses emblemes tripliques. (= p. 29 vw). [Ondertek.] Iosuah Sylvester. | |
4:3v | Aen den hoochgeleerden D. Iacob Cats, op het boeck van sijn konstrijcke sinne-beelden. Van de welcke sijn gunst mijn een vereert heeft. (= p. 30 vw). [Ondertek.] Anna Roemers. | |
[4:4r] | Ghedicht ter eeren van den hoochgeleerden D. Iacob Cats, op sijne konst-rijcke sinne-beelden.
[+] Ter eeren van den selven. (= p. 31 vw). [Ondertek.] Iac. Luyt. I.C. |
|
[4:4v] | Klinck-dicht op de drie-sinnighe sinne-beelden vanden hooghgeleerden ende achtbaren heere D. Iacob Cats. (= p. 32 vw). [Ondertek.] S. de Swaef. | |
5:1r | Ghedicht ter eeren den hoochgheleerden D. Iacob Cats. Op sijn konstrijcke sinne-beelden. (= p. 33 vw). [Ondertek.] L. Peutemans. | |
5:1v | Op de drie boucken der Sinne-dichten ende beelden van den hooghgeleerden heere D. Jacob Cats. (= p. 34 vw). [Ondertek.] I. Hobius. | |
[5:2r] | Tot den leser. (= p. 35 vw). [Ondertek.] I.F. | |
[5:2v] | Blanco | |
[a1r] | Faux titre: Sinne ende minne-beelden. Van J. Catz. | |
[a1v]-[2r2r] | Tekst (= p. 2-315). | |
[2r2v] | Blanco | |
[2a1r] | Emblemata D. Iacobi Catsii, in linguam Anglicam transfusa. | |
[2a1v] | J. [= I] Primum emblema in linguam Anglicam non est translatum. | |
2a2r-2d2v | Tekst (= p. 3-28). | |
8 | [$3 (- §1,2, - 5:2, - a1, - 2r2, - 2a1)].Ga naar eind8 | |
9 | 194 bladen [8] 1-35 [1] (12 gepagineerd als 14, 13 als 15); [1] 2-315 [1] (60 gepagineerd als 55 (de eerste 5 staat op zijn kop), 106 als 102, 107 als 103, 127 als 172, 135 als 145, 144 als 414, 267 als 257, 285 als 287, 299 als 293); [2] 3-28 (6 gepagineerd als 4, 7 als 5, 20 als 16, 21 als 17, 24 als 20). | |
[Resp. voorwerk; tekst; Engelse vertaling]. | ||
10 | 162704 a1 §3 er$: a2 5: en$kleyne$ - 1b1 a2 st$: 1b2 2r s$e - 2b1 2a2 askt - 2b2 2d2 l$ne [In enkele exemplaren is een miniem verschil: a1 §3 der$ en 1b1 a2 est$]. | |
11 | De emblemen vi en xxi (p. 35, 172 [= 127]) hebben niet twee keer proza, maar extra gedichten. Het hier beschreven exemplaar zal, gezien het groter aantal drukfouten in de paginering ten opzichte van andere exemplaren, het oudste zijn. In de meeste overige exemplaren is de pagina-aanduiding 60 verbeterd; in sommige ook de fouten in de paginering van de Engelse vertalingen.
Aan kb 144 d 4 gaat een opdracht aan de heren van ‘de staeten 's landts van Rotterdam’ vooraf. Varianten komen voor in de volgende exemplaren: ubl 1018 e 26: |
‘Eerentfeste achtbare wijse voorsienige seer discrete heeren, mijne heeren schoutet burgemeesteren schepenen raden ende regeerders der wijt vermaerde coop-stadt tot Deventer’ (vgl. De Vries 1899, lvi, nr. 89); kb 758 b 1: ‘Aende edele moghende heeren, mijne heeren de staeten 's landts van Wtrecht’; kb 758 b 16: ‘Aende Eerentfeste Achtbare wijse Voorsienige seer discrete Heeren, Mijne Heeren Schoutet Burgermeesteren Schepenen Raden ende Regeerders der wijt vermaerde Coop-Stadt tot Rotterdam’ (tenzij anders vermeld dragen alle overige bekeken exemplaren dit opschrift als opdracht); shg 1392 2a: ‘Aende Eerentfeste Achtbare wijse Voorsienige seer discrete Heeren, Mijne Heeren Schoutet Burgermeesteren Schepenen Raden ende Regeerders der wijt vermaerde Coop-Stadt tot Dordrecht’; pbl 2446 tl: ‘Aende wijse Voorsienige Heeren, de Heeren Bewint-hebberen van de Oost-Indische Compagnie Residerende tot Middelburch’; kbb iii 7063 b: ‘Aende Edele Mogende Hoogh wijse Hoogh geleerde, ende Voorsienighe Heeren, Mijne Heeren de President ende Raeden vanden Hoogen Raet van Hollant Zeelant ende West-Vrieslandt’; pbz 1062 d 4: ‘Aende Dooluchtige [sic] Hooghmogende Heeren, Mijne Heeren de Staten Generael vande Vereenichde Nederlantse Provintien’; idc lo-194 én sbac 1710 2: ‘Edele wijse Voorsienige Heeren, Mijne Heeren van de Reecken-kamer des Generaliteyts der Vereenichde Nederlantse Provintien’; vua xh
00025: ‘Aende achtbare wijse voorsienige heeren, de heeren bewint-hebberen vande West-Indische compagnie residerende tot Amsterdam’; bng nl hc 215: ‘Aende Eerentfeste Achtbare wijse Voorsienige seer discrete Heeren, Mijne Heeren Schoutet Burgermeesteren Schepenen Raeden ende Regeerders der Stadt Briel (Zie over deze wisselende opdrachten ook hoofdstuk 2.3 en § 3 van ‘De preliminaria’).
Op p. 73 is de k-custode weggehaald; later is dit met pen gecorrigeerd. Bijgebonden (zonder nieuw impressum) zijn: Argumentum Phyllis & Anna. Met illustratie (portret van Phyllis), [3a-3f4; 46 pagina's]; Galathee ofte harder minne-klachte van J. Catz, [4a-4g4; met vijf illustraties (waaronder een portret van Galathee); 55 pagina's]; Emblemata moralia et aeconomica. VergiliusGa naar eind9 omnia vertuntur, certe vertuntur amores. Met 44 embleemprenten. [5a-5l4 3m2; 91 pagina's]. In de meeste gevallen zijn deze werken (soms in een andere volgorde) bijgebonden. Naast deze drie zo nu en dan: Selfstryd ... Middelburg 1621 of 1625, en: Toonneel ... Middelburg 1622 of 1623 (het exemplaar kb 758 b 16 heeft niets bijgebonden). In sommige exemplaren zijn op pagina 8 van de ‘Voor-reden’ de onderste twee regels later ingeplakt omdat ze niet gedrukt waren (een voorbeeld van een zogeheten ‘cancel’, vgl. Gaskell 1979, 134-136). De onderhavige editie wordt ook vermeld in de boekhandels-catalogus van Hendrick Laurensz uit 1628 (Van Selm 1987, 361, noot 28). Variaties op bovenstaande beschrijving zijn: kb 758 b 1 (afm. 22,6 × 18,2 cm.): pagina 60 is goed; evenals 20, 21 en 14 in de Engelse tekst; in exemplaar kb 758 b 16 (afm. 23,6 × 18,3 cm.): afwijkende signering g 3 als g; uba og 66-3 (afm. 23,3 × 18,0 cm.); uba 1026 c 20 (afm. 21,9 × 17,2 cm.); uba 2003 e 9 (afm. 21,7 × 17,2 cm.); ubg ee e 16: van embleemprent xli zijn de vrouw (rood en blauw) en de zon (rood) ingekleurd; gah c d 89 3 (22,5 × 17,8 cm.); ubl 1018 c 2 (afm. 23,4 × 17,5 cm.); lbu rar lmy Cats 1 is zeer kort afgesneden (19,7 × 16,1 cm) en, afgezien van §3r-[§4v], zonder voorwerk; gul 389, sm 1280 (afm. 24,1 × 17,5 cm.); gul 389, sm 1281 (afm. 23,5 × 17,0 cm.); abd 12 c 5 (afm. 23,2 × 16,5 cm.). De titelprent (afm. 19,9 × 14,9 cm.) gehavend; titelpagina afwezig, evenals de opdracht. De paginering is goed, met uitzondering die van pagina 25 (in het Engelse deel). In shg 1392 2a (afm. 23,4 × 17,5 cm.) enkele aanzetten tot inkleuring met waterverf in roze, rood, bruin, blauw, geel en paars (de nrs. ix, xii, xxi, xxiv (het mooist) en xxxviii). kbb iii 7063 b (afm. 23,3 × 17,5 cm.), kbb vi 70004 |
a (afm. 22,1 × 17,4 cm.), kbb vh 24397 (afm. 23,0 × 16,9 cm.), pbz 1062 d 4 (afm. 21,9 × 17,5 cm.) en pbz 1108 g 3 (afm. 22,8 × 17,8 cm.).
Opvallend is in het hoofdwerk van ubl 1018 e 26 (22,6 × 17,4 cm.) en vua xh 00025 (22,8 × 17,0 cm.): p. 60 niet als 55 maar als 06, terwijl enkele andere fouten in de paginering juist zijn verbeterd. In pma b 2103 (23,6 × 18,0 cm.) is p. 6 in het voorwerk als 14; en ontbreekt p. 25 van de Engelse vertaling (bovendien is prent xxiii slecht afgedrukt). In pbz 1110 b 11 (afm. 22,3 × 17,2 cm.) staat de 2 van pagina 208 op zijn kop (dit o.m. ook in gbr 23 c 1); tevens ontbreken de Engelse vertalingen. De Provinciale Bibliotheek Zeeland bezit hiervan nog wel een apart ingebonden set onder het signatuur 1078 b 13, die mogelijk afkomstig is uit deze band. vua xh 00025 heeft enkele gebruikerssporen, de laatste op p. 179: in één hand zijn, met bruine inkt, op sommige plaatsen (vaak terechte) correcties aangebracht. Hoofdletters zijn geschreven bij eigennamen, bepaalde zetfouten zijn aangegeven en de spelling van enkele Latijnse woorden (met name de uitgangen) is gecorrigeerd. In exemplaar vua xh 00092 (22,1 × 17,5 cm.) bevatten enkele prenten aanzetten tot inkleuring (goudgeel en rood-roze; het meest uitgebreid is nr. xi). In pkl rb ii d 19 is het voorwerk incompleet: een opdracht ontbreekt en aanwezig zijn alleen: [§2r-v], §3r-v; ?1r Aenspraecke tot den leser ... en ?2v ev. Voor-reden ... Ook zitten de Engelse vertalingen niet in dit exemplaar. sbac 1710 2 (21,6 × 16,3 cm.) heeft naast de Emblemata moralia en Galathee, tevens Gedachten op slapeloose nachten (Leiden 1732) bijgebonden. ufa p 1380 (21,8 × 16,2 cm.) is flink aangetast en ingrijpend gerestaureerd: het papier is gebleekt met kalium en aangevezeld. Het gaat hier om een exemplaar waarin embleemprent xxiii (Alpheus) voor de tweede keer abusievelijk is gedrukt bij embleem xxv (de meeuw), een fout die nergens anders is aangetroffen. In bng hc 215 komen drie opvallende afwijkingen voor: embleemprent xxvi is een kwartslag naar rechts gedraaid, signatuuraanduiding 01 komt niet voor, en wat het meest in het oog springt is dat het gehele a-katern een afwijkend zetsel heeft ten opzichte van alle overige bekeken exemplaren uit 1627. In bijna alle gevallen gaat het om zetfouten, waarmee het katern ongetwijfeld een eerder stadium van het drukproces laat zien.Ga naar eind10 Een andere verrassing biedt het exemplaar ubl 1018 b 5 (afm. 22,6 × 18,2 cm.). Het boek is vervat in een band met twee sloten; bloemmotieven zijn in goud op snee aangebracht. Onder de faux-titre, tegen een blauwe achtergrond, staat in gekalligrafeerd handschrift: ‘Affgeset Door M.F.H. vander Ley. ao 1641’. Alle titelprenten, faux-titres, prenten, grote kapitalen en versieringen zijn ingekleurd. De faux-titres tegen een blauwe achtergrond, de letters met goud-verf overschilderd. Hoewel de inkleurder een beperkt palet heeft gebruikt, zijn met name de kleuren in de diverse kledingcombinaties interessant. In het exemplaar zitten geen gebruikerssporen. Een aantekening op het achterste schutblad vermeldt: ‘De Jonge van Ellemeet 1804. Van Mart. Nijhoff boekh. 's Hage’.Ga naar eind11 Bijgebonden zijn, behalve de drie gebruikelijke werken (Emblemata moralia; Galathee en de Engelse vertaling): Self-strydt ... Middelburg 1625. Met op de titelpagina: ‘Afgeset door M.F.H. Van-Der-Ley, ao 1641’; en op de titelprent ‘Afgeset dr.f.h.v.l.’ Ook op Sinne-beeld [...] des [...] Self-stryts (= p. 107), staat ‘m.f.h.v.l.’; en verder Thooneel vande mannelicke achtbaerheyt ... 's-Gravenhage 1632, met op de titelpagina: ‘a.d.m.f.h.v.d.l. ao 1641’. |
|
12 | mc, 41-42; De Vries, 89; Landwehr 1970, 92; Ten Berge 1979, 228, nr. 1b; Landwehr 1988, 118. |
Nr. B.10
1629
1 | a | Proteus ofte minne-beelden verandert in sinne-beelden. Door I. Cats. In 's Gravenhage, gedruckt ende te koop by Adriaen vander Venne, ende Ioost Ockerss. woonende op den fluweele burch-wal. 1629. Met privilegie voor 15. iaren. (Afb. b.10.1). | |
b | Drukkersmerk: bovenin houdt de gevleugelde Fama, blazend op een bochtige trompet, drie schilden vast die door middel van koorden met elkaar verbonden zijn: op het linkerbord een lauwerkrans waardoorheen een veer (symbool voor de dichtkunst), op het rechter bord drie lege schildjes (het wapen van het St. Lucasgilde, symbool voor de schilderkunst);Ga naar eind12 in het onderste schild twee tampons (inktballen), een warmterooster voor koperplaten en een strooidoos (symbolen voor de drukkunst). Twee mannen flankeren het geheel. De eerste draagt een zethaak en heeft naast zich een zetraam, de tweede waarschijnlijk een koperplaat met daarop een voorstelling; voor hem ligt een rol papier. Beide mannen hebben de koorden waaraan de schilden zitten om hun schouder. Onder, met aan beide uiteinden een gevleugelde buste, staat de spreuk: ‘Konst baert roem’ (afm. 5,6 × 5,2 cm.). De figuren zijn mogelijk portretten van de broers Jan Pietersz en Adriaen van de Venne.Ga naar eind13 | ||
c | Den Haag | ||
d | Adriaen van de Venne en Joost Ockerss. | ||
e | 1629 | ||
2 | kb 2105 a 75*; kb 477 c 36*; okl 612.6 Cats*; ubl 1019 e 29*; uba 760 h 5*; vua xh 05727*; vua xh 05728*; gad 96*; gad 115*; bll 11555 c 38 (1). | ||
3 | Afm. 17,4 × 11,5 cm. | ||
4 | Eén deel; titelpagina (zie hierboven); gegraveerde titel: Proteus, ofte minne-beelden verandert in sinne-beelden door J. Catz. 1628. Met previlegie voor vijftien jaren. | ||
5 | Eén titelprent (11,9 × 7,8 cm.), na de titelpagina en voor het gehele werk; de 52 verkleinde, rechthoekige embleemprenten (afm. variërend tussen 5,1/4,2 en 7,0/5,5 cm.), alle op de rechterpagina, zijn opnieuw ontworpen en gestoken maar dragen geen aanduiding van de ontwerper of de graveur. Eén jaar voor deze uitgave van Proteus verscheen bij Van de Venne en Ockerss. Cats' Self-stryt (gul sma dd 258; vgl. mc, 85). Onder de prenten in deze bundel komt o.a. ‘J. v Vliet schulp.’ voor; zijn de anonieme prenten in Proteus daarom toegeschreven aan deze Johannes van Vliet (zie Hollstein xli, 216-217)? Vergeleken met de composities in 1627 wijken de voorstellingen op een aantal punten sterk af (zie bijv. afb. 8.1 en afb. 50.1).
Op de titelprent draagt Cupido, met wijduitstaande vleugels gezeten op een piëdestal, een aardbol. Links van hem staat Fides die de bol helpt ondersteunen. Onder haar rechteroksel steekt het uiteinde van een kruis en in haar rechterhand houdt ze een bit (toom) vast. Zij vertreedt de Dood. Rechts van Cupido staat Justitia, met opgeheven zwaard; zij draagt een weegschaal. Fides en Justitia staan op een kleine verhoging. Op de grond en op het piëdestal liggen bloemen en om de wereldbol, waarachter lichtstralen schijnen, vliegen twee engelen, een met een krans in de hand, en een met een kroon. De aanduiding van het privilege staat onder in een banderol (afb. b.10.2). De belangrijkste onderdelen van de vroegere titelprenten zijn hier met elkaar versmolten. |
||
6 | 8o. - 3.8 a - o22 // mét Emblemata moralia et aeconomica - t8 // 1 - 68 74 | ||
7 | [.1r] | Titelpagina | |
[.1v] | Blanco |
[.2r] | Titelprent | |
[.2v] | Blanco | |
.3r | Inhoudt van de tweede nieuwe privilegie. [Vgl. hieronder, sub 11]. | |
.4r | Noodighe waerschouwinghe aen alle bailliuwen, schoutten, ende andere officieren der vereenighde Nederlanden; mitsgaders de kunstlievende koopende lesers. [Zie voor de tekst hieronder, sub 11]. | |
.5r | Aen-spraecke tot den leser, op de ghelegentheyt van de veranderinghe in desen nieuwen druck. | |
[.7r] | Voor-reden ende verklaringhe over het ooghmerck des schrijvers in dit werck. [Ondertek.] I. Cats. | |
3.2v | Blanco | |
3.3r | Aen de Zeeuwsche jonck-vrouwen: geschreven geduerende den voorleden stil-stant van wapenen. | |
[3.7r] | Danielis Heinsii in emblemata clariss. consultissimique viri D. Iacobi Catsii ICti. Epigrammation. | |
[3.7v] | Aen den hooch-geleerden D. Iacob Cats. Op het bouck van sijn konstrijcke sinne-beelden. Van de welcke sijn gunst mijn een ver-eert heeft. [Ondertek.] Anna Roemers. | |
[3.8r] | Tot den leser. [Ondertek.] I.P. | |
[3.8v] | Siet! | |
[a1r] | Faux-titre: Sinne ende minne-beelden. Van I. Cats. | |
[a2v] | Blanco | |
a2r-[o2r] | Tekst (= p. 3-311). | |
[o2v] | Blanco | |
[o3r] | Emblemata moralia et aeconomica. [Hieronder afgekort als ema]. | |
[o3v]-[t7v] | Tekst (= p. 314-402). | |
[t8r-v] | Blanco | |
[1irecto] | Faux-titre: Sinne-rijcke ende stichtelijcke, leersame redenen: tot verklaringe van de voor-gaende sinne-beelden; behelsende yder in 't bysonder. Door I. Cats. [Hieronder afgekort als Verklaringe]. | |
[1iverso] | Vernuftige leser. [Zie voor de tekst hieronder, sub. 11]. | |
[1ijrecto]- | ||
[7iiijrecto] | Tekst (= p. [2]-103). | |
[7iiijverso] | Blanco | |
8 | [$5 (- .1,2, - 3.5, - a1, - h4, - o2 (f4 als e4); - o3 (q4 als p4); - ii, - 5ij, - 6ij, - 7iiij)]. | |
9 | 180 bladen [48] [2] 3-165 266-311 [1] (104 gepagineerd als 140, 293 als 295) // [1] 314-402 (378 gepagineerd als 387) // [2] 3-103 [1].
[De volgorde is: Proteus // ema // Verklaringe. Bij het totaal aantal bladen is de bundel ema niet meegerekend]. |
|
10 | 162908 a1 (.)3 et$r: a2 3(.)4 eleyt$geē$nie - 1b1 a2 $pec - 1b2 t5 $& - 2b1 (1)2 uit$aime$: *2b2 (7)2 ouwin | |
11 | De Sinne- en minnebeelden en de Emblemata moralia et aeconomica zijn doorlopend gepagineerd tot pagina 402 (= 302, omdat er een verspringing is van 165 naar 266). Na ema volgen de prozateksten, met een eigen faux-titre en een eigen paginering (= p. 1-103). |
Zie § 2 van ‘De preliminaria’ voor de ‘Nieuwe privilege’. De ‘Noodighe waerschouwinghe’ is hieronder afgedrukt. De embleemprenten staan telkens op de rechterpagina, eronder de citaten. Op de linkerkant van de volgende pagina de drie gedichten van de eerste afdeling (Nederlands, Latijn en Frans), op volgende pagina die van de tweede, en op de daaropvolgende die van de derde, telkens vergezeld van de drie motto's. Pas een heel eind verderop, onder de aanduiding de Verklaringe, staan telkens op één pagina met erboven ‘Figur i’, ‘Figur ii’ enzovoort, de Nederlandse prozateksten met nogmaals, zo nu en dan, citaten (dit alles zonder motto's). Er lijkt perscorrectie te hebben plaatsgevonden (zo is pagina 162 (in het eerste deel) in het exemplaar kb 477 c 36 nog verkeerd genummerd als 160). Het Leidse exemplaar ubl 1019 e 29 (afm. 17,3 × 11,2 cm.) is gelijk aan kb 2105 a 75.
Het is deze uitgave die van invloed is geweest op de latere drukken waarin de tekst werd gescheiden van de ‘Verklaringe’ (vgl. bijvoorbeeld de nrs. b.13 en b.14). De volgende opmerking gaat aan de verklaring vooraf ([1iverso]): |
1‘Vernuftige leser. Hier hebben wy noodig geacht achter aen te voegen alle dese navol-2gende Reden-rijcke scherpsinnighe leer-stucken, beschreven by den Autheur; dienende 3tot nut en vermaeck voor de ghene, die het met aendacht aenmercken en overwegen. 4Indien datter sommige mochten wesen die de gedichten om de kortheyt niet konnen 5vatten, sullen hier in ten vollen onderricht werden. Ingevalle men op yder sinne-beelt 6de verklaringe hebben wilt moetmen letten op het getal datter boven der konst-plaet 7is ghestelt; dienvolghende kanmen sonder groote moeyte alles op-soecken, ende 8vinden.
De citaten, paarsgewijs gedrukt, zijn in de tweede en derde afdeling niet compleet; soms, zo lijkt het, is de lengte daarbij bepalend geweest; een enkele keer moest de zetter aan het eind van een stukje overspringen op een kleiner lettercorps. De tekst sluit aan bij die vanaf 1627. Embleemprent ii heeft toch weer een wolkenhand en gaat daarmee terug op de prent in de editie 1618.Ga naar eind14 Op [3.8v] staat nog een gedichtje:
De volledige tekst van de Noodighe waerschouwinghe aen alle Bailliuwen [...] (.4r) luidt:
1‘Lofflijcke, verstandige, hooge ende laege Lesers, by desen wert U.E. gewaerschout, 2hoe datter int licht zijn gekomen eenige ongeoorlofde na-gemaeckte Wercken vande 3Heer Iacob Cats, Ridder, &c. niet teghenstaende datter by de Ed. Doorluchtighe, Hog. 4Mog. Heeren Staten Generael is gegeven verscheyde Octroyen, ende nu lestmael op 5den xxij. Maert 1625. wederom een nieuw Octroy van 15. Iaren op alle de voorss. Heer 6I. Cats wercken (te weten: Houwelijck, Emblemata, Self-strijt, Tooneel, ende op alle de 7gene die noch sullen gemaeckt werden by de Heer I. Cats. Niet tegenstaende soo isser
8by eenighe baetsoeckende menschen (die poogen te mayen dat andere gesaeyt hebben) 9stoutelijck bestaen (boven onse Hooghe Overheyts verbot) weder valschelijk de Inge-10setene Konst-liefdighe-koopers te bedriegen met slordige ende onaerdighe boecken, 11onder andere zijn uyt gekomen het Houwelijck in quarto, dat by het Origineel Houwe-12lijck niet int minste gelijckt: van gelijcken zijn de Self-strijt, en het Tooneel van de 13Mannelijcke Achtbaerheyt int groot ende int kleyn broddich nae-gedruckt; mede de 14Emblemata ende Sinnebeelden zijn verscheyden mael slecht en kladdich uyt-gekomen, 15ende alle de loffelijcke Poëtische wercken met valschen ende leugenachtige Titels op-16gepronckt, al oft de selve by de ware eygenaren ghedruckt waren, alsoo datmen vry 17mach seggen datse van hare glans ontrooft werden, ende voor haer schoone rocken 18vuyle sletten aen-ghetoghen zijn tot miscontentement en oneer vanden Autheur ende 19schade van de geoctroyeerde uyt gevers. Alsoo dat de E. Heeren Officieren werden 20eerbiedich gebeden te willen vlijtich letten op de valscheyt der over-treders van den 21Octroy, ende uyt krachte van dien de hant leggen op alle de valsche, verbasterde, nae-22geflanste boecken vande heer I. Cats, die in eenighe Boeckverkoopers winckels sullen 23bevonden werden, int groot ofte kleyn, hoedanigh die zijn: want het vonnis is by de 24Ed. Doorl. Hog. Mog. Heeren Staten Generael daer over uyt-gesproken, soo wel op 25de verkoopers als op de Druckers: ende over sulcx salder geen uytstel oft Proces daer 26over zijn te maken. De weerde konst beminnede Lesers ghelieve mede op het stuck te 27letten datse niet meer bedrogen worden, ende haer eenighe vodden laten inde handt 28steken, in plaets van goede ende nutte Iuweelen: 'twelck doende, sullen de uyt-ghevers 29van alle de wercken van Heer I. Cats weder gheen kunst noch kost sparen om weder 30yets te voorschijn te brenghen tot stichtelijck vermaeck. Alle Boeckverkoopers sullen 31mede gewaerschout blijven datse geen verboden boecken op-kopen, ende wachten sich 32voor schade.’
Van exemplaar vua xh 05727 ontbreken enkele embleemprentjes; exemplaar kb 477 c 36, is op een later tijdstip op blauwe vellen ingeplakt, zodanig dat beide zijden gelezen kunnen worden (afm. 38,6 × 23,8 cm). Doordat het boek later geheel is uitgesneden en weer opnieuw is ingeplakt, wisselt de grootte van de pagina's tussen 17,7/16,7 × 11,5/10,0 cm. Pagina .7 ontbreekt en .8 is verkeerd geplakt; in gad 96 staat voorin, in pen: ‘Jacobus Visserus den 15 december anno 1632’; gad 115 heeft geen titelprent en is kort afgesneden. Exemplaar gul 391, sm 1279 bleek (in de zomer van 1990) zoek. | |
12 | mc, 43; De Vries, 90; Landwehr 1970, 93; Landwehr 1988, 119. |
Nr. B.11
Mogelijk in of na 1629
1 | Sinn' en minnebeelden Emblemata amores moresque spectantia Emblemes touchants les amours et les moeurs. |
2 | gul 383, sm 300*. |
3 | Afm. 6,5 × 10,0 cm. |
4 | Eén deel, titelpagina ontbreekt; titelprent (6,0 × 8,0 cm.), met linksonder: ‘Joh Schelf [ff[?] [ffi[?] [ffe[?] ex.[cudebat[?]’ en rechts van de sokkel: ‘Bol duc [dui[?]’.Ga naar eind15 |
5 | Eén titelprent en 51 embleemprenten, alle rechthoekig en afzonderlijk op de rechterpagina; afm. variëren tussen de 4,3/4,8 en 5,9/6,8 cm. De man en de vrouw op de |
titelprent houden elk een blanco ruitvormige cartouche vast. Dit kan erop wijzen dat deze uitgave was bedoeld als geschenkboekje (afb. b.11.1).Ga naar eind16 | ||
6 | Oblong 24o [of: 16o[?] (..)1 - (∴)4 a - f8 g4 | |
7 | [(..)1r] | Titelprent |
[(∴)1v] | Cupidon a la ieunesse. | |
a1r | Blanco | |
a1v-[g4r] | Tekst | |
[g4v] | Blanco | |
8 | [$2 (- (∴)1, - g2].* [* (∴)3 is ook gesigneerd]. | |
9 | 56 bladen [8] [1] 51* [2].
[* De emblemen zijn alleen genummerd op de verso-pagina's (bij het vaststellen van het totaal aantal bladen dient men 51 dus met twee te vermenigvuldigen). Verder is paginanummer 1 gebroken en is van nummer 10 de nul naar beneden gezakt). |
|
10 | 0000[24/16] a 1 (..)2 $le$ge a 2 (..)3 vable.*
[* De andere signaturen staan alle onder de prenten]. |
|
11 | Er zijn geen aanduidingen van plaats of jaar van uitgave. Naast de Nederlandse en Franse verzen bevat het bundeltje ook Engelse vertalingen van de amoureuze gedichten. Zie voor de toeschrijving van deze vertalingen aan Josuah Sylvester: § 8.5 van ‘De preliminaria’, en voor de Engelse gedichten Bijlage 3). De Nederlandse teksten zijn ontleend aan de editie uit 1618 (het totaal komt dan ook op 51). Met uitzondering van embleemprent xviii (de gilde-os) zijn de prenten gelijk zijn aan die in de 1629-uitgave die bij Van de Venne en Ockerss. was verschenen (nr. b.10). Deze inmiddels zeer zeldzame uitgave zou daarom in of na 1629 kunnen worden gedateerd (vgl. voor een dubbelpagina afb. 27.5). De rand van het boekje is verguld en gestempeld ‘sinn. en. minne beelden’. |
Nr. B.12
Zonder plaats, zonder jaar (Tussen 1624 en 1632?)
1 | Gegraveerde titel: Emblemata ofte minnelycke, zedelycke, ende stichtelycke sinnebeelden. Door D.I. Catz. | |
2 | ubl 1018 h 25*. | |
3 | Afm. 7,6 × 9,9 cm. | |
4 | Eén deel; titelpagina ontbreekt; één gegraveerde titelprent (zie hierboven) | |
5 | Eén titelprent (6,8 × 8,1 cm.), geheel vooraan; 50 embleemprenten (nr. xxviii, de weerhaan ontbreekt) staan telkens rechts (afm. variërend tussen 5,3/5,5 en 7,2/7,3 cm.); geen prent voor kinder-spel. Op de titelprent is Cupido voorgesteld. Hij houdt een aardbol vast, waarop de inscriptie ‘Europa, America’; om hem heen staan boeren en burgers (vgl. afb. b.7.2). | |
6 | Oblong 24o [of: 16o[?] a2 - p8 | |
7 | [a2r] | Gegraveerde titelprent |
[a2v] | Blanco |
a3r | Voor-reden op het werck Iacobi Catz, vermaerde rechts-gheleerde. [Zie voor de tekst, nr. b.15]. | |
[b2r] | Faux-titre: I. Catz. Minnelijcke, zedelijcke, en stichtelijcke zinne-beelden en ghedichten. | |
[b2v]-[o8v] | Tekst | |
p1r | Kinder-spel gheduydt tot zinne-beelden, ende leere der zeden. | |
[p7r]-[p8v] | Blanco | |
8 | [$5 (- b2; a1, a8 en 12 ontbreken)].*
[* Hoewel de katernen n en o (waarop de emblemen 44-51 staan) verkeerd zijn gedrukt of gebonden, zijn ze wel compleet; dit in tegenstelling tot wat Landwehr 1988, 122 opmerkt]. |
|
9 | 117 bladen [14] [1] (4 × 51) 52-64 [4] (ontbreekt 1 maal p. 28, en verso: 1 maal p. 29). <15 + 202 + 17 = 234>. | |
10 | 0000[24/16] a1 a3 dit: a2 b [niets] - b1 b3 po: b2 p5 and | |
11 | Elk embleem is verdeeld over vier pagina's met dezelfde dubbele nummering (‘paginering’). De opbouw, per pagina, is als volgt: Nederlands motto (cursief) en gedicht (in gotische letter); eronder het Franse motto (cursief) en gedicht (in romein); idem voor het tweede en derde gedicht; vervolgens de embleemprent over de gehele pagina, met erboven, het Latijnse motto (buiten het kader). Deze uitgave heeft dezelfde titelprent en embleemprenten als van nr. b.7, doorgaans zwarter afgedrukt, echter niet overal. Bij de embleemprent van de visser (nr. xix) bijvoorbeeld, is het schip op de achtergrond nagenoeg verdwenen, terwijl dit detail in uitgave nr. b.7 nog vaag te zien is. De editie is ook identiek qua opzet; er is hier evenwel sprake van een geheel nieuw zetsel en een ander voorwerk. Misschien moet deze uitgave, gelet op de herschreven voorrede, (iets) later gedateerd worden dan nr. b.7.
Bijgebonden zijn (waarschijnlijk in dezelfde lettersoort): Self-stryt [...] door J. Cadts [sic]; en I. Cats. Tooneel van de mannelicke achtbaerheyt [...] Ghedruckt int iaer 1632. |
|
12 | mc, 46; De Vries, 93; Landwehr 1970, niet; Landwehr 1988, 122. |
Nr. B.13
Zonder plaats, zonder jaar (MC: ‘omstreeks 1633’; vóór 28 juli 1634)
1 | Titelprent: Iac. Catz minnelijcke, zedelijcke, ende stichtelijcke sinne-beelden met der selve ghedichten. |
2 | ubl 1019 e 30*; pbl a 2447*; haw 84.2 Poet; haw lp 4o3; bll 11555 aaa 61 (1) [mogelijk is dit exemplaar nr. b.15]. |
3 | Afm. 16,2 × 9,6 cm. |
4 | Twee delen; titelpagina geen (de titelpagina wel in het exemplaar pbl a 2447; deze luidt: ‘Poëtische Wercken van den Heer Iacob Catz, namentlijck Emblemata, Maegden-plicht, Self-striit ende Manneliicke achtbaerheyt’ [a1r]); gegraveerde titel (zie hierboven). |
5 | Gegraveerde titelprent (11,8 × 7,5 cm.), vooraan; 51 ongenummerde embleemprenten bovenaan elke pagina (afm. variërend tussen 4,5/4,6 × 7,3/7,4 cm. In rood krijt zijn er de nummers bijgeschreven); kinderspel-prent (afm. 8,1 × 14,4 cm.; dwars op de |
pagina), na het 51e embleem. De ontwerpen van de drie titelprenten gaan terug op die in Silenus; de eerste draagt, afgezien van de titel op het piëdestal, geen teksten (afb. b.13.1). De tweede [op 2a1r] bevat nu het opschrift Magden-plicht ofte ampt der iongvrouwen (afb. b.13.2) en de derde, [3a1r], Iac. Catzii. Silenus Alcibiadis sive Proteus. Dit zijn sedelijcke verclaeringen over sijne sinne beelden (afb. b.13.3). Met deze laatste beschrijving vervalt de als afzonderlijke editie opgegeven tekst in mc, nr. 33: ‘zonder emblemata’. | ||
6 | 8o a - d8 e4 // 2a - f8 // 3a - c4
[* De volgorde is: Sinne- en minnebeelden // Magden-plicht // Verclaeringen]. |
|
7 | a2r | Titelprent |
a2v-a4v | Voor-reden op het werckG [sic] van de vermaerde schrijver, Iacob Catz recht-geleerde. | |
a5r | Aen de Zeeusche ionck-vrouwen. | |
[a6v] | Hedicht [sic] ter eeren den hooch-gheleerden D.I. Cats. Op zijne const-rijcke sinne-beelden. [Ondertek.] L. Peutemans. | |
[a7r] | Op de drie boucken der sinne-dichten ende beelden vanden hoochgheleerden heere D. Iacob Cats. [Ondertek.] I. Hobius. | |
[a7v] | Tot den leser. [Ondertek.] I.F. | |
[a8r] | Cupido wech-gheloopen ende verlooren. Meest uyt Moschi Grieksche gedichten. | |
b1r-e2r | Tekst | |
e2v | Kinderspel-prent | |
[e3r] | Kinder-spel gheduydt tot sinne-beelden, ende leere der zeden. | |
[...] | ||
[3a1r] | Titelprent: Iac. Catzii. Silenus Alcibiadis sive Proteus. Dit zijn sedelijcke verclaeringen over sijne sinne beelden. | |
[3a1v] | Blanco | |
3a2r | Opschrift: Jacobi Catzii. Silenus Alcibiadis sive Proteus. Dat zijn sedelijcke verclaeringhen over zijn sinne-beelden, ende der selver ghedichten. | |
3a2r-3c1v | Proza-uitleggingen uit het tweede deel. | |
3c2r | Aenspraecke tot L. Scipio. Over het wedergeven van sekere E. over schoone maget aen haren bruydegom. [Ondertek.] I.C. | |
3c3r | Principiis obsta. [Ondertek.] J. Cats. | |
3c3v | Nieuwe iaer ghedicht. [Ondertek.] J.C. | |
[3c4v] | Quod petis, intus habes. | |
8 | [$5 (- a1,2) // mp [$5 (- a1) // Verkl [$5 (- a1)]. | |
9 | 56 bladen [72 (S&M) + 40 (Verkl) = 112 ongenummerde pagina's]. | |
10 | 000008 a1 a3 ghe: a2 a5 er$l - b1 b l$: b2 e2 am
[Verkl: 2b1 a2 lichl: 2b2 c e [of: c3 p,$d]. |
|
11 | Deze uitgave gaat voor wat betreft de structuur, namelijk de uit elkaar gehaalde gedichten en prozafragmenten, terug op nr. b.10 en zij staat bovendien in één lijn met nr. b.14. Bijgebonden zijn o.m.: de reeds vermelde Magden-plicht; Self-striidt [...]; Sinne-beeld [...] des christelicken self-stryts [...]. Gedruct in 't iaer ons heeren, 1633; evenals Tooneel van de mannelijcke achtbaerheyt [...]. Ghedruckt in't jaer ons heeren 1633. |
Het jaar van uitgave van deze goedkoop ogende editie baseerde De Jonge van Ellemeet op de bijgebonden werken waarvan er twee het jaartal 1633 dragen. Het drukkersmerk/uitgeversvignet, afgebeeld op de titelpagina van Tooneel, is gelijk aan dat op de titelpagina van de bijgebonden editie van de Zeeusche nachtegael. Deze uitgave van de Zeeusche nachtegael werd, naast de bijgebonden werken in dit Leidse exemplaar, ook opgenomen in het exemplaar te Leeuwarden; zij werd gedrukt bij de Amsterdammer ‘Anthoni Jacobsz. boeckdrucker op de Achter-Burghwal’. Het vignet, het zogeheten ‘drie-deugdenmerk’, bevat (v.l.n.r.) Fides met een kruis, Charitas met twee kinderen, en Hoop met een anker. Geloof en Hoop leiden een naakte figuur bij de hand, terwijl Liefde een hand op diens schouder legt. Erboven de spreuk: ‘Sic itur ad astra’ (Vergilius, Aeneis, ix, 641) en een stralenkrans met het tetragrammaton.Ga naar eind17 Of hiermee ook deze editie van de Sinne- en minnebeelden afkomstig is van Anthoni Jacobsz (Lootsman) kan verder onderzoek mogelijk
uitwijzen.
In de uitgave zijn de drie oude titelprenten op een typische manier gebruikt: ze staan nu respectievelijk voor het eerste deel (de gedichten), voor Magden-plicht en voor de ‘Verklaringen’. Het voorwerk is ten opzichte van eerdere edities bekort en er is een ‘Voor-reden’ op het werk van Cats opgenomen; dit is een bewerking van Cats' vroegere voorrede (zie voor deze tekst nr. b.15). Elk embleem staat op één pagina: drie keer het Nederlandse motto, gevolgd door de Nederlandse gedichten (in gotische letter); de teksten zijn die van 1618. Pas ná Magden-plicht komen de Sedelijcke verclaeringen: dit zijn de teksten in proza uit het tweede deel (in gotische letter), wederom alleen de Nederlandse teksten. De embleemprent wordt hier, evenals door Van de Venne in 1629 (nr. b.10) ‘Figuyr’ genoemd. De terugverwijzing geschiedt telkens door middel van een korte, interpretatieve, omschrijving, zoals bij de man en vrouw met de streng uien, en bij de piramide respectievelijk ‘Verclaeringhe van Trijn en Goossen, die met Ajuyn spelen, duydende op de 27. Figuyr’ en: ‘Verclaringhe van een geyle Vrou ende haer gestichten Peramyde duydende op die 49. Figuyr’. |
|
De prenten in pbl a 2447 zijn ingekleurd; bovendien zijn de Sinne- en minnebeelden doorschoten met handschriftelijke aantekeningen. Behalve enkele citaten die in deze uitgave ontbraken, zijn in bruine en roze inkt o.a. godsdienstige gedichtjes toegevoegd, soms opvallend persoonlijke (vgl. afb. b.13.4). Tot op heden ben ik geen andere exemplaren van de bundel tegengekomen met dergelijke uitgebreide gebruikerssporen. In totaal zijn 42 doorschoten pagina's beschreven.
Zoals gezegd bevat dit exemplaar de titelpagina. Verder heeft de eigenaar, de schoolmeester Julius Jurriens Tijdloos,Ga naar eind18 op de pagina tegenover [a5r] de datum 28 juli 1634 genoteerd en tegenover [e2v], de prent met het kinderspel, staat de ondertekening A. Bartiens (zie afb. b.13.5); aan het eind van de bundel komen verder de initialen J.v.E. voor. Ook haw 84.2 Poet heeft bijgebonden: Maeghden-plicht (S.l. s.a.), Self-striit, Manneliicke acht-baerheyt en Zeeusche nachtegael, alle drie 1633 gedateerd.Ga naar eind19 |
|
12 | mc, 44; De Vries, 91; Landwehr 1970, 94; Landwehr 1988, 120. |
Nr. B.14
Zonder plaats, zonder jaar (MC: ‘omstreeks 1645’. Mogelijk omstreeks 1635)
1 | Poëtische wercken van den heer Iacob Catz, namentlijck Emblemata. Maeghden-plicht. Self-stryt, ende Mannelycke Acht-baerheyt. |
2 | ubl 1018 g 5*; gul 396, sm 299*; bll 11555 aaa 61 (2). | |
3 | Afm. 16,6 × 9,9 cm. | |
4 | Twee delen; titelpagina (zie hierboven); twee gegraveerde titelprenten. | |
5 | De Sinne- en minnebeelden bevatten twee titelprenten, de eerste (afm. 13,2 × 8,7 cm.) zit na de titelpagina, de tweede vóór de ‘Verclaeringen’ (13,7 × 8,2 cm.); 51 rechthoekige, genummerde embleemprenten (variërend van 4,8/5,4 × 6,4/7,4 cm.) staan bovenaan elke pagina; de 51 emblemen bestaan elk uit drie Nederlandse motto's en drie gedichten. Er is ook een kinderspel-prent (8,2 × 14,2 cm.).
Op de eerste titelprent houdt Cupido, staande op een hoge sokkel, een aardbol vast; om hem heen boeren en burgers (zie afb. b.14.1). De prent gaat, hoewel vereenvoudigd, terug op de eerste in de ed. princ. (vgl. afb. 1). Op de tweede prent, die gebaseerd is op de derde van de ed. princ., houdt de personificatie van Geloof, die staat op een sokkel, een aardbol vast, terwijl zij de Dood vertrapt. Om haar heen Noach en Lot met hun aanhang (afb. b.14.2; vgl. afb. 4). |
|
6 | 8o a - d8 e4; 2a - b8 c4 | |
7 | [a1r] | Titelpagina |
[a1v] | Blanco | |
[a2r] | Titelprent: Iac. Catz minnelijcke, zedelycke, en stichtelijcke sinnebeelden met der selve ghedichtln [sic]. | |
[a2v] | Voor-reden op het werck van de vermaerde schrijver, Iacob Catz, recht-geleerde. | |
a5r | Aende Zeeusche jonck-vrouwen. | |
[a6v] | Gedicht ter eeren den hoogh-geleerden D.I. Cats. Op zijne const-rijcke sinne-beelden. [Ondertek.] L. Peutemans. | |
[a7r] | Op de drie boucken der sinne-dichten ende beelden, vanden hooghgeleerden heere D. Iacob Cats. [Ondertek.] J. Hobius. | |
[a7v] | Tot den leser. [Ondertek.] I.F. | |
[a8r] | Cupido wech-geloopen ende verlooren. Meest uyt Moschi Grieksche gedichten. | |
b1r-e2r | Tekst | |
e2v | Kinderspel-prent | |
[e3r]-[e4v] | Kinder-spel geduydt tot Sinne-beelden, ende leere der zeden. | |
[2a1r] | Gegraveerde titel: Iac. Catzii. Silenus Alcibiadis sive Proteus dit zijn zedelijcke verclaeringen over sijne sinne beelden. | |
[2a1v] | Blanco | |
2a2r-c4v | Nederlandse prozadelen met telkens erboven ‘Verclaringe van ..., duydende op de ... Figuyr.’ Opschrift: ‘Iacobi Catzii Silenus Alcibiadis sive Proteus. Dat zijn sedelijcke verclaringen over zijn sinne-beelden, ende der selver gedichten’. | |
2a2v-c1v | Proza-uitleggingen uit het tweede deel. | |
2c2r | Aenspraecke tot L. Scipio. Over het wedergeven van sekere E. over schoone maghet aen haren bruydegom. [Ondertek.] I.C. | |
2c3r | Principiis obsta. [Ondertek.] J. Cats. | |
2c3v | Nieuwe iaer gedicht. [Ondertek.] J.C. | |
[2c4v] | Quod petis, intus habes. | |
8 | [$5 (- a1,2 (b5 als b3); - 2a1, - 2c4 (b5 als b6)]. |
9 | 56 bladen, ongepagineerd. |
10 | 000008 a1 a3 ghe: a2 a5 ese - b1 b da: b2 e2 gant - 2b1 2a2 ter: 2b2 2c3 ert$ |
11 | Afgezien van Maeghdenplicht dragen de bijgebonden werken Self-stryt en Tooneel vande mannelicke achtbaerheyt het jaar 1635. Gelet op de structuur: de uit elkaar gehaalde gedichten en prozafragmenten, is er een relatie met nr. b.10 (1629) en, nog directer, met nr. b.13; dit geldt ook voor een aantal prenten. Nr. b.13 zal voor deze uitgave als ‘legger’ hebben gediend. De prent die aanvankelijk voor het tweede deel zat, is nu, evenals dat bij b.13 het geval was, gebruikt voor Maeghdenplicht (afb. b.14.3). |
12 | mc, 47; De Vries, 94; Landwehr 1970, 96; Landwehr 1988, 123. |
Nr. B.15
Zonder plaats, zonder jaar (MC: ‘omstreeks 1640’. Waarschijnlijk: omstreeks 1635)
1 | Gegraveerde titelpagina: Emblemata ofte minnelycke, zedelycke, ende stichtelycke sinnebeelden. Door D.I. Catz. | |
2 | ubl 1018 h 23*; pbz 1107 b 23*; nuc 0232060: huc; nuc 0232060: nlc; nuc 0232095: nlc Case y 972 c 2858 [mogelijk hetzelfde exemplaar als het voorafgaande]; nuc 0232096: dlc; nuc 0232096: ucc; bnp yi 1649. [De exemplaren uit de Amerikaanse bibliotheken kunnen ook nr. b.16 zijn]. | |
3 | Afm. 7,1 × 9,5 cm. | |
4 | Eén deel; titelpagina: geen; titelprent (zie hierboven). Faux-titre: I. Catz minnelijcke, zedelijcke en stichtelijcke sinne-beelden en ghedichten. | |
5 | Eén titelprent, geheel vooraan (afm. 6,1 × 8,1 cm.); 51 rechthoekige embleemprenten (afm. variërend tussen 5,0/5,2 × 7,1/7,4 cm.) met het Latijnse motto erboven, telkens op de rechterpagina; de prent komt ná de tekst. Er is in dit exemplaar geen kinderspel-prent.
Op de titelprent: twee paren rond Cupido die, staande op een sokkel, een aardbol vasthoudt met de inscriptie ‘Europa’; in de achtergrond een boeren- of visserspaar (afb. b.15). |
|
6 | Oblong 24o [of: 16o[?] a2 - o8 p6 | |
7 | [a2r] | Titelprent |
[a2v] | Blanco | |
a3r | Voor-reden op het werck van de vermaerde schryver Iacob Catz, rechts-geleerde. | |
[b2r] | Faux-titre | |
[b2v]-[o8v] | Tekst | |
p1r | Kinder-spel, geduydt tot sinne-beelden, ende leere der zeden. | |
[p7r-p8v] | Blanco | |
8 | [$5 (- a1,2, - b2 (h5 als g5)]. | |
9 | 119 bladen [16] [1] (4 × 51) 52-64 4 (1 maal 10 gepagineerd als 12 (d5r), 1 maal 12 als 11 [d8v]). < 17 + 204 + 17 = 238 >. Op pagina 52 staat de extra uitleg van de 51e prent; op 53 begint kinderspel. | |
10 | 0000[24/16] a1 a3 $ha: *a2 a5 elc - *b1 b3 out$a: b2 p5 er$b |
11 | De teksten gaan terug op die van 1618, zonder de Latijnse gedichten en zonder het proza. Elk embleem is verdeeld over vier gelijk gepagineerde bladzijden: drie maal het Nederlandse motto en gedicht; driemaal het Franse motto en gedicht, en op de laatste pagina het Latijnse motto (buiten het kader) samen met de embleemprent over de gehele pagina. Dus overeenkomstig de nrs. b.7 en b.12.
Evenals nr. b.12 en b.13 (met enkele spellingsverschillen) bevat deze uitgave een aangepast voorwoord door de uitgever: ‘Voor-reden op het werck van de vermaerde schryver Iacob Catz, rechts-geleerde’. Het is een bewerking van Cats' vroegere voorwoord en beslaat in deze uitgave de eerste 14 pagina's.Ga naar eind20 De edities nr. b.7, b.12 en b.15 liggen in één lijn. De onderhavige editie is in opzet, formaat en uiterlijk overeenkomstig nr. b.7 (hoewel op het eerste oog al wel drukverschillen opvallen). Er zijn andere platen gebruikt dan voor de nrs. b.7 en b.12, en de prenten zijn bovendien goed zwart afgedrukt. De titelprent is, vergeleken met de embleemprenten, veel verfijnder. Deze prenten duiken wederom op in de uitgave Alle de wercken uit 1665, zie nr. b.26. Het exemplaar pbz 1107 b 23 (afm. 7,5 × 9,8 cm.; de titelprent 6,1 × 8,1 cm.) heeft wel een kinderspel-prent (afm. 14,5 × 9,9 cm.) die tussen [o8v] en p1r zit. Bovendien is voorin, met bruine inkt geschreven: ‘Dirck van Heuvel 1635’. Wellicht een reden om de datering die De Jonge van Ellemeet veronderstelde, met vijf jaar te vervroegen. Bijgebonden zijn: Maeghden-plicht; ‘Liedt: Ons gespeel wil enckel trouwen’; ‘Tegenliedt: Wat moch ons gespeel bewegen’; en ‘Hardersklachte aen... Katharina van Muylwijck’ (met prentje). |
12 | mc, 45; De Vries, 92; Landwehr 1970, 95; Landwehr 1988, 121. |
Nr. B.16
Zonder plaats, zonder jaar (Waarschijnlijk: omstreeks 1635)
1 | Gegraveerde titelpagina: Emblemata ofte minnelycke, zedelycke, ende stichtelycke sinnebeelden. Door D.I. Catz. |
2 | kb 174 g 54 (incompleet). [Vgl. ook de exemplaren uit de Amerikaanse bibliotheken genoemd onder b.15; deze kunnen ook nr. b.16 zijn]. |
3 | Afm. 7,6 × 9,5 cm. |
4 | Geen titelpagina en titelprent; slechts 50 embleemprenten (nr. iv, de aap met haar jong, mist). |
5 | De embleemprenten als b.15. |
6 | Oblong 12o b2 - o8 p6 |
8 | [$ 5 (- b2; a1-8, b1, b7 en b8 ontbreken, h5 als g5)] |
9 | 108 bladen [1] (4 × 49 + 2 × 3 (namelijk p. 3 en 4) 52-64
< 1 + 202 + 13 = 216 > (1 maal 10 gepagineerd als 12, 1 maal 12 als 11; 4 maal pagina 1-aanduiding weggevallen, 2 maal pagina 6-aanduiding, 2 maal pagina 36-aanduiding; 1 maal mist pagina 3, 1 maal pagina 4). |
10 | 000012 *b1 b3 ut$as: b2 p5 r$be |
11 | Dit Haagse exemplaar lijkt, met zijn overeenkomstige prenten, identiek aan b.15 en b.17, maar het zetsel is anders. |
12 | mc, niet; De Vries, niet; Landwehr 1970, niet; Landwehr 1988, niet. |
Nr. B.17
Zonder plaats, zonder jaar (Mogelijk omstreeks 1635)
1 | Gegraveerde titelpagina: Emblemata ofte minnelycke, zedelycke, ende stichtelycke sinnebeelden. Door D.I. Catz. | |
2 | gub bl 6970*. | |
3 | Afm. 7,6 × 9,8 cm. | |
4 | Eén deel; titelpagina: ‘I. Catz. Minnelijcke, zedelijcke en stichtelijcke zinne-beelden en ghedichten’; titelprent (zie hierboven). | |
5 | Eén titelprent, geheel vooraan (afm. 6,0 × 7,8 cm.); 51 rechthoekige embleemprenten (afmetingen variërend tussen 4,1/4,9 × 6,9/7,4 cm.) met het Latijnse motto erboven, telkens op de rechterpagina; de prenten komen na de tekst. De kinderspel-prent (13,6 × 17,2 cm.) zit tussen p. 52 en 53 ([o8v]-p1r).
Op de titelprent: twee paren rond Cupido die, staande op een sokkel, een aardbol vasthoudt; in de achtergrond een boeren- of visserspaar. Onder de prent, binnen de plaatafdruk ‘iosua * o’ (afb. b.17). Als kunstenaar zou Josua Offermans in aanmerking kunnen komen, maar van zijn hand heb ik slechts één portret - van de dichter Johannes Michaelius - teruggevonden (Rijksprentenkabinet Amsterdam); nadere gegevens over hem ontbreken.Ga naar eind21 |
|
6 | Oblong 24o [of: 16o[?] a2 - o8 p6 | |
7 | [a1r] | Titelpagina |
[a1v] | Blanco | |
[a2r] | Titelprent | |
[a2v] | Blanco | |
a3r | Voor-reden op het werck Iacobi Catz, vermaerde rechts-gheleerde. | |
[b2r] | Faux-titre | |
[b2v]-[o8v] | Tekst | |
p1r | Kinder-spel, gheduydt tot zinne-beelden, ende leere der zeden. | |
[p7r-p8v] | Blanco | |
8 | [$ 5 (- a1,2, - b2)]. | |
9 | 120 bladen [18] [1] (4 × 51) 52-64 4 (op de vierde p. 7 ontbreekt de nummering; idem tweede p. 15 en tweede p. 18; vierde p. 25 als 23; vierde p. 36 als 39; tweede p. 39 als 36, tevens de 3 op zijn kop; vierde p. 44 als 4; vierde p. 45 als 4; vierde p. 49 als 46). < 19 + 204 + 17 = 240 >. Op p. 52 staat de extra uitleg van de 51e prent; op p. 53 begint kinderspel. | |
10 | 0000[24/16] a1 a3 ghe: *a2 d e - *b1 b3 e$à$t: b2 p5 en$ | |
11 | De teksten als nr. b.15, wel een geheel ander zetsel. De titelprent is een - minder verfijnde - navolging van nr. b.15; de embleemprenten komen ook voor in nr. b.20. Prent nr. iv (Pan) staat op zijn kop; die van de doorgehakte aal (het betreft hier een uitgave met 51 emblemen, dus deze hoort hier eigenlijk helemaal niet thuis) staat bij nr. xxxv (die van het gloeiende staal in de waterbak ontbreekt dus). Er zijn geen werken bijgebonden. | |
12 | mc, niet; De Vries, niet; Landwehr 1970, niet; Landwehr 1988, niet. |
Nr. B.18
Zonder plaats, zonder jaar (MC: ‘omstreeks 1645’; mogelijk tussen 1640 en 1645)
1 | Gegraveerde titel: Iacobi Catzii I.C. Silenus Alcibiadis sive Proteus, voorghestelt in minn' - en zinne-beelden, met de sedelijcke en stichtelijcke verklaringe, tegen-over yder beelt ghestelt. | |
2 | ubl 1019 f 23*; ubn 178 d 106*. | |
3 | Afm. 14,2 × 8,8 cm. | |
4 | Eén deel; titelpagina: geen; één gegraveerde titelprent (zie hierboven). | |
5 | Eén titelprent (13,1 × 7,7 cm.), geheel vooraan; de 51 embleemprenten (genummerd, binnen de plaat, en afm. variërend tussen 4,4/4,6 × 7,1/7,3 cm.), staan afwisselend links en rechts bovenaan. De prent kinderspel (afm. 13,6 × 17,1 cm.) zit vooraan, achter de titelprent. De titelprenten van b.19 en b.20 zijn in opzet gelijk aan deze. Het piëdestal draagt echter andere teksten (afb. b.18.1). | |
6 | 8o a - m8 n2 | |
7 | [a1r] | Gegraveerde titel |
[a1v] | Tot den leser. [Door de drukker]. | |
a2r | Voor-reden ende verklaringe over het ooghmerck des schryvers, in dit werck. | |
[a8v] | Aende Zeeusche ionckvrouwen. | |
b2v | Apollo-feest: ofte goden-cunst-offer. Toe geeyghent aen de hooghgeleerden heer Iacob Cats, pensionaris ende raet der stadt Middelburgh: ende nu der stadt Dordrecht. [Ondertek.] Iohanna Coomans. | |
b5v | Aen den hoochgheleerden D. Iacob Cats, op het boeck van sijn konstrijcke sinne-beelden. (Van de welcke zijn gunst mijn een vereert heeft). [Ondertek.] Anna Roemers. | |
[b6r] | Ghedicht ter eeren van den hoochgheleerden D. Iacob Cats, op zyne konst-rijcke sinne-beelden.
[+] Ter eeren vanden selven. [Ondertek.] Iac. Luyt. I.C. |
|
[b6v] | Klinck-dicht, op de driesinnighe sinne-beelden. vanden hooghgheleerden ende achtbaren heere D. Iacob Cats. [Ondertek.] S. de Swaef. | |
[b6v] | Ghedicht ter eeren den hoochgheleerden D. Iacob Cats. Op sijn konst-rijcke sinne-beelden. [Ondertek.] L. Peutemans. | |
[b7r] | Op de drie boecken der sinne-dichten ende beelden van den hoohggheleerden [sic] heere D. Iacob Cats, I.C. [Ondertek.] I. Hobius. | |
[b7v] | Gedicht of uit-legginge van het beelt des titels. [Ondertek.] I. Cats. | |
[b8r] | Tot den leser. [Ondertek.] I. Cats.
[+] Hier volght de emblemata ofte sinne-beelden, met de zedelijcke en stichtelijcke bedenckingen. |
|
[b8v]-m4v | Tekst | |
m5r | Kinder-spel gheduyt tot sinne-beelden, ende leere der zeden. | |
[m7r] | Volghen tot vullinghe van de ledighe plaetse, sommige stichtelijcke bedenckingen. | |
[m8v] | Nieu iaers-ghedicht. [Ondertek.] I.C. | |
[n1r] | Aenwijsinghe van 't oude iaer, en 't nieuwe, wat wy daer uyt tot onse leere, en troost aen te mercken hebben. [Ondertek.] Iohanna Coomans. |
8 | [$ 5 (- a1, - k3)]. |
9 | 98 bladen [31] [153] [12] (de pagina's zijn niet genummerd). |
10 | 000008 a1 a2 lge: a2 b4 t$va - b1 c er: b2 m5 oten - c1 n ,$: c2 n2 iet$ |
11 | In deze uitgave bericht een ‘Tot den leser’ niet alleen dat de maker van deze editie het werk van Cats al enige jaren heeft uitgegeven, maar ook dat de tekst nu in een grotere letter is gedrukt: ‘Gunstighe leser, alsoo ick dit Werck over eenige laren met kleyne Letter hadde Gedruct, soo is my van verscheyden Oude Lieden geseyt dat zyt wat grover van Letter wenschten te zyn, daerom hebbe ickt, tot yders dienst, met grover Letter Ghedruckt. De Voor-reden spreeckt van Drie Deelen, soo weet Leser, dat het Minnedicht met de Figuer het eerste deel was. Het tweede Dicht met de Reden tot Leere der Zeden was het tweede Deel. Het Gheestelyck-Dicht met de Stichtelycke Bedenckinghe was het derde deel. De Titels van yder deel staen voor by malcanderen. Hier mede by de Maeghden-Plicht ende Herder-klacht.’
In totaal zijn slechts twintig prozastukken in een groter corps gedrukt (vgl. afb. b.18.2 met b.20.2). De nrs. b.18, b.19 en b.20 staan in direct verband met elkaar (b.19 en b.20 zijn van hetzelfde zetsel). In nr. b.18 loopt alles parallel met de twee volgende, per katern, maar wel in een geheel ander zetsel. De illustraties in nr. b.20 zijn nagenoeg identiek: kleine afwijkingen zijn bijvoorbeeld te zien op prent vii (de man met een gebroken zwaard) waar een plant minder voorkomt. Bijgebonden zijn, zowel in het Leidse als Nijmeegse exemplaar: Maechden-plicht [...]. Ter Goude, by Pieter Rammazeyn boeck-vercooper in de Cortegroenedal, in 't vergult a, b, c. [s.a.]; Self-stryt [...] Gedruckt in 't iaer onses heeren, 1640; en: Tooneel vande mannelicke acht-baerheyt [...]. Ghedruckt int iaer ons heeren, 1640. In ubn 178 d 106 zit geen kinderspel-prent. Vanwege deze beide jaartallen 1640 kan het zijn dat deze uitgave, met de wat grotere titelprent, iets eerder is gemaakt dan b.19. |
12 | mc, 36; De Vries, 87; Landwehr 1970, 90; Landwehr 1988, 116. |
Nr. B.19
Gouda, zonder jaar (MC: ‘omstreeks 1640’; mogelijk tussen 1640 en 1645)
1 | a | Titelprent: Iacobi Catzii I.C. Silenus Alcibiadis sive Proteus, voorghestelt in minn'- en zinne-beelden, als mede zijn Maeghden-plicht, en andere wercken. Ter Goude, by Pieter Rammazeyn boeck vercooper in 't abc. |
b | Geen drukkersmerk. | |
c | Gouda | |
d | Pieter Jansz Rammaseyn (Petrus Rammazenius) | |
e | Zonder jaar. | |
2 | ubl 1019 f 25*; shg 1392 a*. | |
3 | Afm. 14,5 × 8,7 cm. | |
4 | Eén deel; geen titelpagina; titelprent (zie hierboven). | |
5 | Eén titelprent (13,1 × 7,7 cm.), helemaal vooraan; 51 genummerde embleemprenten (afm. variërend tussen 4,1/4,9 × 6,9/7,4 cm.) die wisselend links en rechts bovenaan de pagina staan. Verder een vereenvoudigde kinderspel-prent (afm. 13,5 × 16,9 cm.). De |
titelprent (afb. b.19) valt uiteen in drie delen, die alle teruggaan op die uit de editio princeps. Die van nr. b.20 gaat op deze terug. | ||
6 | 8o a - m10 (gelijk aan nr. b.20) | |
7 | [a1r] | Gegraveerde titel |
[a1v] | Blanco | |
a2r | Voor-reden ende verklaringhe over het oogh-merck des schryvers, in dit werck. | |
[a8v] | Aende Zeeusche ionckvrouwen. | |
b2v | Apollo-feest: ofte goden-cunst-offer. Toe geeyghent aen de hooghgeleerden heer Iacob Cats, pensionaris ende raet der stadt Middelburgh: ende nu der stadt Dordrecht. [Ondertek.] Iohanna Coomans. | |
b5v | Aen den hoochgheleerden D. Iacob Cats, op het boeck van sijn konstrycke sinne-beelden. (Van de welcke syn gust [sic] myn een vereert heeft). [Ondertek.] Anna Roemers. | |
[b6r] | Ghedicht ter eeren van den hoochgheleerden D. Iacob Cats. Op sijn konst-rycke sinne-beelden.
[+] Ter eeren vanden selven. [Ondertek.] Iac. Luyt. I.C. |
|
[b6v] | Klinck-dicht op de driesinnighe sinne-beelden. Vande hooghgheleerden ende achtbaren heere D. Iacob Cats. [Ondertek.] S. de Swaef. | |
[b6v] | Ghedicht ter eeren den hoochgheleerden D. Iacob Cats. Op sijn konstrycke sinne-beelden. [Ondertek.] L. Peutemans. | |
[b7r] | Op de drie boecken der sinne-dichten ende beelden vanden hooghgheleerden heere D. Iacob Cats. I.C. [Ondertek.] I. Hobius. | |
[b7v] | Gedicht of uit-legginghe van het beeelt [sic] des titels. [Ondertek.] I. Cats.Ga naar eind22 | |
[b8r] | Tot den leser. [Ondertek.] I.F.
[+] Hier volght de emblemata ofte sinne-beeldden [sic], met de zedelijcke en stichtelijcke bedenckingen. |
|
[b8v]-m4v | Tekst | |
m5r | Kinder-spel gheduyt tot sinne-beelden. Ende leere der zeden. | |
[m7r] | Volghen tot vullinghe van de ledighe plaetse, sommige stichtelycke bedenckingen. | |
[m8v] | Nieu iaers-ghedicht. [Ondertek.] I.C. | |
[m9r] | Aenwijsinghe van 't oude iaer en 't nieuwe, wat wy daer uyt tot onse leere, en troost aen te mercken hebben. [Ondertek.] Iohanna Coomans. | |
8 | [$ 5 (- a1, - c5, - k3)]. | |
9 | 98 bladen [31] [153] [12] (de pagina's zijn niet genummerd). | |
10 | 000008 b1 a2 ghe[$]: b2 m5 oote | |
11 | In het exemplaar is bijgebonden: Iacobi Catzii I.C. Maechden-plicht [...] Ter Goude, by Pieter Rammazeyn boeck-vercooper in de Cortegroenedal, int vergult a, b, c. [s.a.]. In shg 1392 h (14,5 × 8,9 cm.) bovendien Self-stryt [...]. Gedruckt in 't iaer onses heeren, 1645; en: Tooneel vande mannelicke acht-baerheyt [...]. Ghedruckt int iaer ons heeren, 1645. Nr. b.19, met een uitgebreid voorwerk, staat samen met de nrs. b.18 en b.20 in één lijn. Nr. b.20 is een heruitgave van nr. b.19, en stemt overeen in opbouw met nr. b.18. |
Het embleem is telkens verdeeld over drie pagina's, met alleen de Nederlandse gedeelten. De teksten zijn die van vóór 1627. In vergelijking met nr. b.20 zijn de prenten (de afm. zijn hetzelfde) lichter afgedrukt. Terwijl in uitgave nr. b.18 de drukker er expliciet op wijst dat hij in een grotere letter heeft gedrukt, zijn in deze goedkoop ogende editie sommige stukken in een nog groter lettercorps gezet. | |
12 | mc, 34; De Vries, 85; Landwehr 1970, 88; Landwehr 1988, 114. |
Nr. B.20
Dordrecht, zonder jaar (MC: ‘omstreeks 1645’; Landwehr ‘1644-1645’)
1 | a | Iacobi Catzii I.C. Silenus Alcibiadis sive Proteus, voorghestelt in minn'- en zinne-beelden, als mede zyn Maeghden-plicht, en andere wercken. Tot Dordrecht by Maerten de Bot. |
b | Geen drukkersmerk. | |
c | Dordrecht | |
d | Maerten de Bot(h) | |
e | Zonder jaar. | |
2 | kb 536 k 47*; ubl 1019 f 26*; uba 2381 g 3*. | |
3 | Afm. 15,2 × 8,6 cm. | |
4 | Eén deel; titelpagina: geen; gegraveerde titelpagina (zie hierboven). | |
5 | Eén titelprent (13,0 × 7,7 cm.), geheel vooraan; 51 rechthoekige embleemprenten (alle correct genummerd en afm. variërend van 4,1/4,9 tot 6,9/7,4 cm.), bovenaan de pagina, wisselend links en rechts. De titelprent valt uiteen in drie delen (afb. b.20.1). Alle drie gaan ze - sterk vereenvoudigd - terug op de oorspronkelijke titelprenten; deze drie-in-één-oplossing is gebaseerd op nr. b.19. De bovenste meet 6,7 × 7,7 cm. Het piëdestal, met de titel, is verhoudingsgewijs breder geworden. Linksonder een prentje met Iustitia (afm. 6,2 × 3,8 cm.) en in het piëdestal: ‘IIe Titel’; rechtsonder dat met Fides (afm. 6,2 × 3,8 cm.), en in het piëdestal: ‘IIIe Titel’. | |
6-10 | Als nr. b.19. | |
11 | Het gaat hier om een heruitgave van nr. b.19. De opbouw, signering en paginering zijn gelijk. De prenten komen ook voor in de uitgave nr. b.17.
De vermoedelijke datering is gebaseerd op het jaartal 1645 dat voorkomt op de titelpagina's van Self-stryt en Tooneel vande mannelicke acht-baerheyt (zie hieronder). Motto's en proza-commentaren zijn in een gotische letter gedrukt, met wisselend lettercorps (afb. b.20.2, vgl. afb. b.18.2). Zowel de tekst als de afbeeldingen gaan terug op een editie van vóór 1627. Bijgebonden zijn: Maechden-plicht [...] Ter Goude, by Pieter Rammazeyn, boeck-vercooper in de Cortegroenendal, int vergult a,b,c. [s.a.]; Self-stryt [...] Gedruckt in 't iaer onses heeren, 1645; en: Tooneel vande mannelicke acht-baerheyt [...] door I. Cats. Ghedruckt int iaer onses heeren, 1645. In het kb-exemplaar zit geen prent van het kinderspel; in het Amsterdamse en Leidse wel; in het laatste is alleen bovenstaande uitgave van Maechden-plicht opgenomen. Mocht hier dezelfde titelprent zijn gebruikt als die voor b.19 (de afm. stemmen overeen), dan is deze later. Vergelijking tussen de verschillende hoofdletters t wijzen ook in die richting (vgl. de t van plicht |
met die van ter Goude en tot Dordrecht). De plaat kan evenwel ook zijn gekopieerd, eventueel evenals b.19, naar het voorbeeld van b.18. | |
12 | mc, 35; De Vries, 86; Landwehr 1970, 89; Landwehr 1988, 115. |
Nr. B.21
Zonder plaats, zonder jaar (MC: ‘omstreeks 1680’; mogelijk Amsterdam omstreeks 1644/1645)
1 | Titelprent: Iac. Catzii. Silenus Alcibiadis sive Proteus dit zijn zedelijcke verclaeringen over sijne sinne beelden. | |
2 | ubl 1019 f 21*; gul 399, sm 298 (1)*; nuc 0232154: ucc pt 5625 s 6 1630 [hier - abusievelijk? - als titel: ‘Iac. Catzii. Silenus Alcibiadis sive Proteus dit zijn zedelijcke verclaeringen over syne beelden’]. | |
3 | Afm. 14,9 × 9,5 cm. | |
4 | Eén deel; geen titelpagina; één gegraveerde titelprent (zie hierboven). | |
5 | Eén titelprent (13,4 × 7,6 cm.), geheel vooraan; 51 embleemprenten (afm. variërend tussen 4,8/5,4 × 6,4/7,4 cm.), die wisselend op de pagina's staan en ongenummerd zijn; een kinderspel-prent. Als titelprent voor de gehele bundel dient nu alleen nog maar de personificatie van ‘Geloof’, die in de ed. princ. voor het derde deel was opgenomen (afb. b.21; vgl. afb. 4). | |
6 | 8o a - l8 | |
7 | [a1r] | Gegraveerde titel |
[a1v] | Tot den leser. [Afkomstig van de drukker]. | |
a2r | Voor-reden ende verklaringe over het ooghmerck des schrivers [sic], in dit werck. | |
[a8v] | Aen de Zeeusche ionckvrouwen. | |
b2v | Apollo-feest: ofte goden-cunst-offer. Toe geeygent aen de hoogh geleerden heer Iacob Cats, pensionaris ende raet der stadt Middelburg: ende nu der stadt Dordrecht. [Ondertek.] Iohanna Coomans. | |
b5r | Aen den hoochgeleerden D. Iacob Cats, op het boeck van syn konstrijcke sinne-beelden. (Van de welcke zyn gunst myn een vereert heeft). [Ondertek.] Anna Roemers. | |
[b5v] | Gedicht ter eeren van den hooghgeleerden D. Iacob Cats, op zyne konst-rijcke sinne-beelden.
[+] Ter eeren van den selven. [Ondertek.] Iac. Luyt. I.C. |
|
[b6r] | Klinck-dicht op de driesinnige sinne-beelden vanden hooghgeleerden ende achtbaren heere D. Iacob Cats. [Ondertek.] S. de Swaef. | |
[b6v] | Ghedicht ter eeren den hoochgeleerden D. Iacob Cats. Op syn konstrijcke sinne-beelden. [Ondertek.] L. Peutemans. | |
[b6v] | Op de drie boecken der sinne-dichten ende beelden van den hooghgeleerden heere D. Iacob Cats, I.C. [Ondertek.] I. Hobius. | |
[b7v] | Gedicht of uit-legginge van het beelt des titels. [Ondertek.] I. Cats.Ga naar eind23 | |
[b8r] | Tot den leser. [Ondertek.] I.F.
[+] Opschrift: Hier volcht de emblemata ofte sinne-beelden, met de zedelicke en stichtelicke bedenckingen. |
[b8r]-l3v | Tekst | |
l3v | Kinder-spel gheduydet tot sinne-beelden, ende leere der zeden. | |
l5v | Volghen tot vullinge van de ledighe plaetse, sommige stichtelicke bedenckingen. | |
[l7r] | Nieu iaers-ghedicht. [Ondertek.] I.C. | |
[l7v] | Aenwisinge [sic] vant oude iaer, en t'nieuwe, wat wy daer uyt tot onse leere, en troost aen te mercken hebben. [Ondertek.] Iohanna Coomans. | |
8 | [$ 5 (- b3,4; c7 ontbreekt)]. | |
9 | 87 bladen (ongepagineerd: 174 pagina's). Twee pagina's ontbreken na het embleem van de specht. | |
10 | 000008 b1 a2 nsc: b2 l5 at$g | |
11 | Voor deze uitgave lijken de prenten (opgewerkt of beter geïnkt?) van nr. b.14 te zijn gebruikt, met uitzondering van embleem xxvi, de ene kaars die een andere ontsteekt (e4r) en embleem xxiv waar een krab gevangen wordt door een oester ([f7r]). Bovendien is de nar die aan een strootje staat vastgebonden (embleem xxiii) per abuis twee maal afgedrukt (namelijk ook bij xxvi; in plaats van de jongetjes die schrikken van een masker (giv). Te oordelen naar de ingekorte randen, is ook de iets kleinere titelprent een navolging van die in nr. b.14.
Alleen de Nederlandse teksten zijn opgenomen. Nr. b.19 vermeldt dat er in een grotere letter is gedrukt; hetzelfde staat ook in b.21, hoewel dit nergens blijkt. De voorrede, in gotische letter, is die van Cats zelf; de ingeplakte prent ‘Kinderspel’ is beschadigd. De titelprent in het exemplaar gul 399, sm 298 (i) is groter: zij meet 15,3 × 9,2 cm; de katernaanduidingen b3, b4 en c7 zijn hier aanwezig. Bijgebonden zijn: Maechden-plicht. Amsterdam. Theunis Iacobsz. boeck-verkooper op 't Water. 1644; Tooneel vande mannelicke acht-baerheyt ... Idem; Self-stryt ... Idem. [vgl. mc, nr. 66, 91 en 110 evenals Van Eeghen 1978, v, 216]; Sinne-beeld des christelijcken self-stryts ... Idem. Geheel achteraan staat: Gedrukt tot Harderwyck, by Egbert Arentsen. 1644.Ga naar eind24 |
|
12 | mc, 37; De Vries, 88; Landwehr 1970, 91; Landwehr 1988, 117. |
Nr. B.22
ADW 1655
1 | Alle de wercken, so ouden als nieuwe, van de Heer Iacob Cats, ridder, oudt raedtpensionaris van Hollandt, & c. t'Amsterdam, by Ian Iacobsz Schipper 1655. Met privilegie. |
2 | O.a.: kb 163 a 6* [afd. boekbanden 1789 d 10]; kb 145 a 27 1*; ubl 1018 a 1*; ubl 1018 a 4*; uba 1998 a 10; uba 370 a 1. |
3 | Afm. 40,8 × 24,5 cm. |
Titelprent: ‘Al de werken van I. Cats. t'Amsterdam, by Ian Iacobz Schipper Anno 1655. Met prevelegie voor zestien iaren. C. Monicks invent. M. Mosyn sculp.’ In het midden een portret van Cats; eronder: ‘Out 57 iaren 1635’, evenals het wapen van Cats; in de rand van de cartouche: ‘Dat ick was en is niet meer. Dat ick ben is wonder teer. Dat ick naemaels wesen sal. Lieve Godt dat is et al’ (vgl. b.30, sub 5). Om het |
portret heen de Muzen en een sater die elk op een banderol de naam van een werk van Cats vasthouden; bovenin, naast Apollo met zijn lier (god en leider van de muzische kunsten), Pallas Athene met helm en lans (beschermster van kunstvaardigheid) en, met de attributen van Mercurius (de gevleugelde caduceus - de herautstaf - en een toom om de arm) een personificatie (mogelijk de Welsprekendheid of de Goede kunsten)Ga naar eind25 samen voor de Parnassus. Linksboven het paard Pegasus. (Afb. b.22.1).
De ‘Sinne- en minne-beelden, van J. Catz’ (faux-titre) beslaan in deze folio-editie de pagina's 2-106. Alleen de Nederlandse voorrede is gehandhaafd. De 52 embleemprenten zijn die welke waren gebruikt voor de editie uit 1627 (nr. b.9); de scheurtjes in de nrs. xiii, xviii, xxxi en lii zijn identiek. Door slijtage van de platen zijn de afdrukken van mindere kwaliteit (de plaat van nr. vii bijvoorbeeld, heeft in de loop der tijd een lichte beschadiging opgelopen). Elk embleem is thans verdeeld over twee pagina's (afb. b.22.2). Deze opmaak is bepalend geweest voor de latere folio-uitgaven. Het werk wordt voorafgegaan door een ‘Voorbericht en inleydingen over 't geheele werk van den Drukker en uytgever’, ondertekend 12 mei 1655. Zie voor enkele met zilveren sloten en muiters versierde exemplaren van deze uitgave: hoofdstuk 2.3. |
|
mc, 1 en bijvoegsel p. 33; Ten Berge 1979, 251, nr. 24.1. |
Nr. B.23
ADW 1658
1 | Alle de wercken, so ouden als nieuwen, van de heer Jacob Cats, ridder, oudt raedtpensionaris van Hollandt, & c. Doorgaens vermeerdert, en achter met des autheurs Tachtigh-jarigh leven, Huyshoudinge en Bedenckingen op Zorgh-vliet. t'Amsterdam, by Jan Jacobsz Schipper, 1658. Met privilegie. |
2 | O.a.: ubl 1018 a 3*; ubl 1019 a 2*; kbb vi 8097 c*; uba 710 a 3; uba 2451 a 3; bll 11555 h 1. |
3 | Afm. 40,3 × 35 cm.
Afgezien van de aanpassing van het jaartal 1658, dezelfde titelprent als nr. b.22. Voorafgaand aan de Sinne- en minnebeelden zit, buiten de signering, een aparte titelpagina [£ 1r] met daarop een titelprent (afm. 20,1 × 15,2 cm.) gebaseerd op de editie 1627 (vgl. nr. b.9). ‘J. Cats Proteus, ofte Minnebeelden verandert in sinnebeelden. t'Amsterdam, by Jan Jacobsz Schipper, 1658 (het is de pagina vóór (**) en ná een dankdicht door I.I. Groenenbergh). In de cartouche staat nu de tekst: ‘Lucret. Omne adeo genus in terris, hominumque ferarumque, et genus aequoreum, pecudes, pictaeque volucres, in furias ignemque ruunt’ (afb. b.23). Deze tekst is echter niet van Lucretius, maar komt uit Vergilius, Georgica, iii, 242-244a.Ga naar eind26 Op de verso-zijde [£ iv] ‘Aen den verstandighen leser op de titel-prent’; ‘Voorreden’ (2*1); ‘Aen de Zeeusche jonck-vrouwen’ (2*3r); Lofdichten (2*3v-[2*4v]); Fauxtitre: ‘Sinne- en minnebeelden van J. Catz’ [a1r] en vervolgens op pagina 2-106 de tekst, zoals in 1655 (nr. b.22). Het ‘Voorbericht’ van Schipper is thans uitgebreid. De exemplaren ubl 1019 a 2 en bll 11555 h 1 hebben in de titel niet ‘doorgaens vermeerdert’, maar: ‘op nieus vermeerdert’. Bovendien staat voorin het eerste exemplaar, in handschrift van Cats: ‘Geschenk aan Paulus Geleynssen Decker, 3 mei 1659’. |
mc, 2 en 3; Ten Berge 1979, 251, nr. 24.1. |
Nr. B.24
ADW 1659
1 | Alle de wercken, van de heer Jacob Cats, ridder, stadthouder van leenen, groot-zegelbewaerder der ed: heeren Staten van Hollandt en West-Vrieslandt, oudt raedtpensionaris van Hollandt, &.c. Tot Dordrecht, by Jacobus Savry, wonende in 't Kasteel van Gent. 1659. |
2 | O.a.: kb 477 c 29*; ubl 1018 c 25*; kbb vh 23929; bll 11555 eee 1. |
3 | Afm. 23,1 × 19,3 cm.
De titelprent (zonder aanduiding van de maker) is een versimpelde remake van 1655 en 1658 (afb. b.24.1); de emblemen, in twee kolommen gezet, worden in deze kwarto-uitgave veel minder overzichtelijk gepresenteerd dan in de vorige edities. Er is geen aparte titelprent voor de Sinne- en minnebeelden. De rechthoekige prenten (ca. 5,0 × 6,4 cm.) zijn vereenvoudigd en de composities komen gedeeltelijk overeen met de illustraties die dertig jaar eerder in de editie van Van de Venne (nr. b.10) waren opgenomen (vgl. afb. b.24.2). De Sinne- en minnebeelden, met een eigen faux-titre, staan op pagina 1-96. Vooraan zijn behalve de Nederlandstalige voorrede ook de oorspronkelijke drempeldichten opgenomen. Tegen deze onrechtmatige uitgave van het verzameld werk is de uitgever Jan Jacobsz Schipper in het verweer gekomen (vgl. hoofdstuk 2.3). Het kb-exemplaar mist een deel van het voorwerk. |
mc, 4; Ten Berge 1979, 252, nr. 25.1. |
Nr. B.25
ADW 1661
Alle de wercken, van de heer Jacob Cats, ridder, stadthouder van leenen, groot-zegelbewaerder der ed: heeren Staten van Hollant en West-Vrieslandt, oudt raedtpensionaris van Hollandt, &.c. t'Amsterdam, by I.I. Schipper, op de Keizers-gracht, 1661. Met privilegie voor 16 jaren (afb. b.25; op de titelprent staat ‘15 Iaren’).
Drukkersmerk: ‘Konst baert roem’, het vroegere firmateken van de gebroeders Van de Venne (vgl. afb. b.10.1 en b.26.1). O.a.: gah r b 110*; ubu z qu 109*; uba 2006 b 8; ubl 1018 d 25*. Afm. 23,8 × 19,0 cm.
Eén deel. De Sinne- en minnebeelden, met een eigen faux-titre, beslaan de pagina's 1-96. Schipper heeft blijkbaar de restpartijen van Savry uit Dordrecht in zijn bezit gekregen, want het zijn vellen van dezelfde editie (vgl. b.24).
De uitgave bevat op p. [*iv] een extract uit het door Cats zelf uitgegeven privilege voor de nieuwe werken, gedateerd 23 maart 1655, evenals een extract waarin de ‘Staten des Lants den Graeflijckheyt van Zeelant’ op 7 juli 1658 toestemming gaven aan Schipper voor tien jaar al het werk van Cats te drukken en uit te geven. Ondertekend door Adriaen Vett.
mc, niet; Ten Berge 1979, niet.
Nr. B.26
ADW 1665
Alle de wercken, zoo oude als nieuwe, van de heer Jacob Cats, ridder, oudt raedtpensionaris van Hollandt, &c. Vermeerdert met des autheurs tachtigjarigh leven, en Bedenckingen op Zorgvliet. t'Amsterdam, by I.I. Schipper, op de Keysers-gracht, 1665. Met privilegie voor 16 iaren (afb. b.26.1).
Drukkersmerk: ‘Konst baert roem’, eerder gebruikt als merk door de gebroeders Van de Venne (vgl. afb. b.10.1 en b.25). O.a.: kb 477 c 30*; ubl 1018 b 1-2; uba 2921 d 17; Facs. ed. met alleen de Sinne- en minnebeelden en Spiegel van den oude ende nieuwen tijdt. Van Goor en zonen. Den Haag 1977: kb 25 a 15*. Afm. 23,8 × 18,9 cm.
De Sinne- en minnebeelden staan op pagina 2-96 (de koptitel loopt door boven de Emblemata moralia) verdeeld over twee kolommen, vergelijkbaar met nr. b.25. De kleine embleemprenten (ca. 5,0/5,2 × 7,1/7,4 cm.) zijn hoogstwaarschijnlijk afdrukken van dezelfde platen die voor nr. b.15 of b.16 werden gebruikt. De titelprent is een aanpassing van nr. b.24. Het zetsel is nieuw ten opzichte van nr. b.25 (vgl. afb. b.26.2).
mc, 5; Ten Berge 1979, 252, nr. 25.2.
Nr. B.27
ADW 1700
Alle de wercken, soo oude als nieuwe, van den heer Jacob Cats, ridder, oudt raadtpensionaris van Hollandt, &c. Op nieus vermeerdert met des autheurs Tachtig-jarig leven, Huyshoudinge en Bedenckingen op Zorg-vliet. De laatste druk. Hier komen noch by des dichters Gedachten op slapeloose nachten, nevens zijn gansche Twee en tachtig-jarig leven. Door hemzelf in dichtmaat beschreven, en nooit voor deezen gedrukt. T'Amsterdam by Daniel van den Dalen. François Halma. De wed. van A. van Someren. T'Utrecht by J. en Wilhem vande Water. Boekverkopers 1700 (afb. b.27).
Drukkersmerk: Pallas Athene, met lans, schild, uil en boeken aan haar voeten, kijkt naar een voorstelling van een oogst die wordt vastgehouden door een vrouw (Ceres?) en een putto. Eronder: ‘Cultior his vita est’. O.a.: kb 2104 a 13*; ubl 1018 a 2*; uba of 80-125*; uba of 69-17*. Afm. 38,3 × 24,4 cm. De opzet van deze foliant is gelijk aan adw 1655, namelijk één embleem over twee pagina's (vgl. nr. b.22). Ook de embleemprenten en de titelprent komen daarmee overeen. De Sinne- en minnebeelden worden op p. 106 afgesloten met een prent waarop het Laatste Oordeel is te zien; de gravure is ontworpen en gestoken door I. van Vianen.
mc, 6; Ten Berge 1979, 251, nr. 24.3.
Nr. B.28
ADW 1712
Alle de wercken van den heere Jacob Cats; ridder, oudt raadtpensionaris van Hollandt. &c. De laatste druk; waar in het Twee-en-tachtig jaarig leeven des dichters; beneffens desselfs Slaapeloose nachten, met printverbeeldingen sijn verrijkt: nooit voor deesen soo gedrukt. T'Amsterdam, by Jan van Heekeren, Anthony Hasebroek, Andries van Damme, Weduwe van Gysbert de Groot, Johannes Ratelband, en Pieter van Thol, in s'Gravenhage. Boekverkoopers mdccxii (afb. b.28; onderstreept wil zeggen: in rood gedrukt).
Drukkersmerk: ronde middenvoorstelling van een gevleugelde figuur (de Deugd) die een jongetje aan de hand leidt. Aan de zijkanten twee putti, met pijlkoker en fakkel; zij houden een krans vast. Erboven: ‘Vertu pour guide’; maker is J. Goeree. O.a.: kb 382 b 7*; ubl 1018 a 4-5*; ubl 1018 a 8-9*; uba 481 a 15-16; ubu 226 a 11-12; Facs. ed. Utrecht, De Banier s.a. [1976]. Afm. 39,3 × 24,1 cm.
Tekst en afbeeldingen overeenkomstig nr. b.27. Het werk is in twee delen; de Sinne- en minnebeelden zitten in deel 1, p. 1-106. De titelprent is, afgezien van een nieuwe,
aangepaste tekst, gelijk aan de vorige. De vellen van exemplaar ubl 1018 a 8-9 zijn niet door de plaatpers gegaan.
mc, 7 en 8; Ten Berge 1979, 251, nr. 24.4.
Nr. B.29
Amsterdam 1717
1 | a | Zinne- en minne-beelden: Selfstryd: Tooneel der mannelyke agtbaarheidt: Galathea of herdersklagt: Klagende maegden, en andere mengelrymen van den heere j. cats: Dese laetste druk van veele drukfauten gesuyverd, en met nieuwe printverbeeldingen voorzien. t'Amsterdam, by Antoni Schoonenburg, en Evert en Jan Visser. Boekverkopers. 1717. | |
b | Ornament van fruit (afm. 2,0 × 2,7 cm.). | ||
c | Amsterdam | ||
d | Antoni Schoonenburg en Evert en Jan Visser | ||
e | 1717 | ||
f | Wat is onderstreept, is in rood gedrukt. | ||
2 | uba 2491 h 10*; ubl 1019 e 2*; ubl 1019 e 4*; ubg 1 a 8969*; sba c 150411*; gbr 1353 e 5*; kub tre 28 a 9. | ||
3 | Afm. 15,7 × 10,1 cm. | ||
4 | Eén deel: titelpagina (zie hierboven) en titelprent. | ||
5 | Eén titelprent (12,9 × 8,1 cm., inclusief de plaatafdruk (met tekst): 13,8 × 8,4 cm.), geheel vooraan; 52 genummerde embleemprenten, langwerpig vierkant (afm. gemiddeld 5,1 × 6,7 cm.), wisselend over de pagina's. Op het piëdestal in de titelprent staat: ‘J. Cats. Zinnebeelde en andere mengelstoffe’. Eronder: I. Lamsvelt In. et fecit', en: ‘In Amsterdam, by A. Schoonenburg, en E. en I. Visser. 1717’.
Op de voorgrond van de titelprent staat een gelauwerde figuur, leunend over een sokkel waarop een opengeslagen boek ligt, met - mogelijk - een spiegel in de hand.Ga naar eind27 Links hiervan, met zijn lier, de god Apollo die een weids gebaar maakt, en rechts een jongetje dat een bordje vasthoudt met daarop abcde in spiegelschrift; verder, iets achter het eerste plan, de herdersgod Pan en een bok. Op de achtergrond een pastorale scène waar bij een fontein een herder neerknielt voor een herderin; zij worden omringd door een kudde schapen. Het geheel oogt als een klassiek-arcadische omgeving (afb. b.29). |
||
6 | 8o *8 - 2*4 a - i8 k6 | ||
7 | [*1r] | Gegraveerde titelprent | |
[*1v] | Blanco | ||
[*2r] | Titelpagina (in rood en zwart) | ||
[*2v] | Blanco | ||
*3r | Voor-reden over de Proteus, of minne-beelden. Verandert in sinne-beelden. | ||
2*1r | Aen de Zeeusche jonk-vrouwen: geschreven gedurende de voorleden stilstant van wapenen. | ||
2*2v | Gedicht ter eeren van den hoog-geleerden D. Jacob Cats, op sijne konst-ryke sinne-beelden. [Ondertek.] L. Peutemans. |
2*3r | Op de drie boeken der sinne-beelden van den ed: heer, D. Jacob Cats. [Ondertek.] I. Hobius. | |
2*3v | Gedicht ter eeren van den hoog-geleerden heer D. Jacob Cats, op sijne konstrijke sinne-beelden.
[+] Ter eeren van den selven. [Ondertek.] Jac. Luyt. I.C. |
|
[2*4r] | Aen den hoog-geleerden D. Jacob Cats, op het boek van sijn konstrijke sinnebeelden. Van dewelke sijn gunst my een vereert heeft. [Ondertek.] Anna Roemers. | |
[2*4v] | Klink-dicht, op de driesinnige sinne-beelden van den hooggeleerden en achtbaren heere D. Jacob Cats. [Ondertek.] S. de Swaef. | |
[a1r] | Faux-titre Sinne- en minne-beelden, van J. Cats. | |
[a1v]-[k6v] | Tekst | |
8 | [$ 5 (- *1,2, - 2*4, - a1,3)]. | |
9 | 90 bladen [24] [1] 2-156. | |
10 | 171708 a1 *3 n$d: a2 2*3 f$wil - b1 a2 ijnt *b2 k4 met | |
11 | Landwehr 1988, 126 noemt een exemplaar in de kb zonder de custode 3*2. Dit exemplaar was in de winter van 1993 niet (meer) aanwezig. In het exemplaar gbr 1353 e 5 ontbreekt het d-katern (= p. 49-64). | |
12 | mc, 48; De Vries, 95; Landwehr 1970, 97; Landwehr 1988, 124-126. |
Nr. B.30
Amsterdam 1720
1 | a | Zinne- en minne-beelden: Selfstryd: Tooneel der mannelyke agtbaarheidt: Galathea of herdersklagt: Klagende maegden, en andere mengelrymen van den heere J. Cats: Dese laetste druk van veele drukfauten gesuyverd, en met nieuwe printverbeeldingen voorzien. T'Amsterdam, by de wed: Barend Visscher, boekverkoopster, in de Dirk van Hasselt-steeg. 1720. |
b | Fleuron-ornament (afm. 1,6 × 3,4 cm.). | |
c | Amsterdam | |
d | Weduwe Barend Visscher | |
e | 1720 | |
f | Wat is onderstreept, is in rood gedrukt. | |
2 | O.a. kb 840 a 17; lbu rar lmy Cats 2*; uba 978 d 9*; gul 411, sm 321*; ubl 1018 g 2*; vua 217*. | |
3 | Afm. 15,9 × 10,0 cm. | |
4 | Eén deel: titelpagina (zie hierboven); een gegraveerde titelprent. | |
5 | Eén titelprent (13,9 × 8,6 cm.) geheel vooraan; 52 genummerde embleemprenten, langwerpig vierkant (afm. variërend tussen 4,8/5,2 × 6,1/6,7 cm.) en op een wisselende plaats (afkomstig van de uitgave 1717); een portret van Cats (10,4 × 8,4 cm.) in een ovaal met daarin de tekst: Jacob Cats out lviii iaren anno 1636. Linksonder, buiten het ovaal, maar binnen het kader: ‘M. Miereveld pinx.’ Rechtsonder, buiten het ovaal, maar binnen het kader: ‘W. Delff sculps.’ Onder de gravure: |
Het piëdestal op de titelprent draagt het opschrift: ‘J. Cats, zinnebeelde en mengelstoffe’. Middenonder: ‘J. Wandelaar inv. et fecit’.Ga naar eind29 Hierop is een beeld van een jongen met een gevederde helm en een fakkel (mogelijk Cupido) te zien. Een lier staat voor het voetstuk, waartegen een vrouw die haar hand - in verwondering - ophoudt, zittend leunt. Tegenover haar een man, met ‘antiek’ schoeisel, die een kubus vasthoudt met het symbool van het teken kwik (het zou Mercurius kunnen zijn). In dit verband wijzen de bloemen in of boven zijn hand misschien op de welsprekendheid. Bevindt de zittende figuur zich tussen libido (Cupido) en ratio (Mercurius)? Achter het jongetje op de sokkel een figuur met een hamer (een beeldhouwer of een personificatie) en in de achtergrond een herderlijke ontmoeting op een rots (afb. b.30). | |
6-9 | Gelijk aan de ed. 1717; door toevoeging van het portret is er een blad meer. |
10 | 172008 a1 *3 n$d: a2 2*3 f$wil - b1 a2 ijnt *b2 k4 $met |
11 | De Nederlandse gedeelten zijn opgenomen; zij worden voorafgegaan door het Latijnse motto. De titelprent zal eveneens voor de uitgaven uit 1729, 1745 en 1779 worden gebruikt. Landwehr 1988, 128 geeft bovendien: ‘Heruitgave (?) Amsterdam 1721’ onder verwijzing naar ‘Glasgow 412’, maar deze uitgave bestaat niet. |
12 | mc, 49; De Vries, 96; Landwehr 1970, 98; Landwehr 1988, 127. |
Nr. B.31
ADW 1726
Alle de wercken van den heere Jacob Cats; ridder, oudt raadtpensionaris van Hollandt. &c. De laatste druck; waar in het Twee-en-tachtig jaarig leeven des dichters; beneffens desselfs Slaapeloose nachten, met printverbeeldingen sijn verrijkt. Eerste deel. T'Amsterdam, by Johannes Ratelband, de weduwe Jan van Heekeren, Hermanus Uytwerf, Isaak van der Putte, 's Gravenhage, Pieter van Thol en Pieter Husson. mdccxxvi (afb. b.31; onderstreept wil zeggen: in rood gedrukt).
Drukkersmerk: gelijk aan dat op de titelpagina van nr. b.28. O.a.: kb 1004 a 1-2*; kb 250 e 2*; ubl 1018 a 5-6; kbb vb 6768 1; kbb ii 97.354 c lp; uba of 69-1; uba of 74-9-10; uba band 4 b 10-11. Afm. 39,5 × 24,5 cm.
Na de faux-titre de 52 emblemen. De uitgevers berichten dat er voor deze editie nieuwe platen zijn gemaakt, omdat de vorige door slijtage niet meer bruikbaar waren. Enkele prenten - de meeste zijn minder verfijnd en wijken met name af in de arcering - zijn nu à rebours. Nr. xxix, de toren met de weerhaan, is sterk veranderd. Uit deze editie citeert het Woordenboek der Nederlandsche taal. Exemplaar kb 250 e 2 heeft zeer brede marges (45,4 × 30,0 cm.).
mc, 9; Ten Berge 1979, 251, nr. 24.5.
Nr. B.32
Amsterdam 1729
1 | a | Zinne- en minne-beelden: Selfstryd: Tooneel der mannelyke agtbaarheidt: Galathea of herdersklagt: Klagende maegden, en andere mengelrymen van den heere J. Cats. Dese laetste druk van veele drukfauten gesuyverd, en met nieuwe printverbeeldingen voorzien. t'Amsterdam, By Evert Visscher, boekverkoper in de Dirk van Hasselt-steeg. 1729. |
b | Drukkersmerk: twee hoornen des overvloeds rond een hoofd op een sokkel (afm. 3,2 × 4,4 cm.). | |
c | Amsterdam | |
d | Evert Visscher | |
e | 1729 | |
f | Wat is onderstreept, is in rood gedrukt. | |
2 | O.a. kb 477 j 33*; kb 32 j 4*; uba 705 g 17*; ubl 1018 f 10*; ubn 63 c 130*; gul 412, sma dd 278*; sba c 202896*; gub 157 v 20; nuc 0232191: huc; nuc 0232191: fsc; nuc 0232191: yun. | |
3 | Afm. 15,6 × 9,7 cm. | |
4 | Eén deel: titelpagina (zie hierboven); titelprent: hergebruik van de prent uit de uitgave 1720. | |
5 | Eén titelprent (13,9 × 8,7 cm.) en 52 genummerde embleemprenten, langwerpig vierkant (afm. variërend tussen 4,8/5,2 × 6,1/6,7 cm.). | |
6-9 | Gelijk aan de ed. uit 1717 en 1720. | |
10 | 172908 a1 *3 $de: a2 2*3 t,$ - b1 a2 ,$t *b2 k4 met$ | |
11 | Deze uitgave is, op kleine verschillen na, gelijk aan de ed. uit 1717 en 1720. Er is wel sprake van een nieuw zetsel. | |
12 | mc, 50; De Vries, 97; Landwehr 1970, 99; Landwehr 1988, 129. |
Nr. B.33
Leiden 1745
1 | a | Zinne- en minne-beelden: Selfstryd: Tooneel der mannelyke agtbaarheidt: Galathea of herdersklagt: Klagende maegden, en andere mengelrymen van den heere J. Cats. Dese laetste druk van veele drukfauten gesuyvert, en met printverbeeldingen voorzien. Te Leiden, By de weduwe en zoon van Jan van der Deyster 1745. Met privilegie. |
b | Drukkersmerk: een hoofdje op een sokkel omrankt door krullen en twee bazuinblazende mannetjes (afm. 3,2 × 5,1 cm.). | |
c | Leiden | |
d | Weduwe en zoon van Jan van der Deyster | |
e | 1745 | |
f | Wat is onderstreept, is in rood gedrukt. | |
2 | kb 31 f 26*; lbu rar lmy Cats 4*; uba 1056 g 7*; gul 414, sm 322*; pbz 1110 d 7*; ubg ee e 160*; ubl 1018 f 9*; kub tre 28 a 5; okl 912.6 Cats*; ubu ab-tho tac 704; ubn 733 c 29*; vua xn 05838*; nuc 0232192: umm; nuc 0232192: bpl; nuc 0232192: uta. |
3 | Afm. 15,2 × 9,9 cm. | |
4 | Eén deel: titelpagina (zie hierboven) en titelprent. | |
5 | De titelprent (13,7 × 8,4 cm.) gaat terug op de prent uit de editie 1720; de koperplaat lijkt opgewerkt. De 52 genummerde embleemprenten, langwerpig vierkant (afm. variërend tussen 4,8/5,2 × 6,1/6,7 cm.), staan wisselend zowel recto als verso. | |
6 | 8o *8 2*4 3*1 a - i8 k6 | |
7 | [*1r] | Gegraveerde titelprent |
[*1v] | Blanco | |
[*2r] | Titelpagina (in rood en zwart) | |
[*2v] | Blanco | |
*3r | Privilegie. (Voor 15 jaar in alle formaten, behalve in folio). [Ondertek.] J.H.V. Wassenaer en Willem Buys, 1 mei 1744. | |
*4r | Voor-reden over de Proteus, of minne-beelden. Verandert in sinne-beelden. | |
2*2r | Aen de Zeeusche jonk-vrouwen: geschreven gedurende de voorleden stilstant van wapenen. | |
[2*4r] | Gedicht ter eeren van den hoog-geleerden heer D. Jacob Cats, op sijne konst-rycke sinne-beelden. [Ondertek.] L. Peutemans. | |
[2*4r] | Op de drie boeken der sinnebeelden van den ed. heer D. Jacob Cats. [Ondertek.] I. Hobius. | |
[2*4v] | Gedicht ter eeren den hoog-geleerden D. Jacob Cats, op sijne konstrycke sinne-beelden.
[+] Ter eeren van den selven. [Ondertek.] Jac. Luyt. I.C. |
|
3*1r | Aen den hoog-geleerden D. Jacob Cats, op het boek van sijn konstryke sinnebeelden, van dewelke sijn gunst my een vereert heeft. [Ondertek.] Anna Roemers. | |
3*2v | Klink-dicht, op de driesinnige sinnebeelden van den hooggeleerden en achtbaren heere D. Jacob Cats. [Ondertek.] S. de Swaef | |
[a1r] | Faux-titre: Sinne- en minne-beelden, van J. Cats. | |
[a1v]-[k6v] | Tekst | |
8 | [$ 5 (- *1,2, - 2*4, - a1)]. | |
9 | 91 bladen [26] [1] 2-156. | |
10 | 174508 a1 *3 e$e: a2 3*1 Dan - b1 a2 t,$: *b2 k4 o$m | |
11 | Een nieuw zetsel. Het exemplaar ubn 733 c 29 heeft vóór de titelpagina (buiten de signering) de koepeltitel: ‘J. Cats werken. Zynde de zinne en minne beelden. i. Deel.’ De verso-zijde is blanco. | |
12 | mc, 51; De Vries, 98; Landwehr 1970, 100; Landwehr 1988, 130. |
Nr. B.34
Leiden 1779
1 | a | Sinne- en minne-beelden: Selfstryt: Tooneel der mannelyke agtbaarheydt: Galathea of herdersklagt: Klaegende maegden; en andere mengelrymen van den heere J. Cats. |
Dese laetste druk van veele drukfauten gesuyvert, en met vernieuwde printverbeeldinge voorsien. Te Leyden, by Hendrik van der Deyster, 1779. Met privilegie. | |||
b | Drukkersmerk: een mannetje (of aap) met tak en palmtak in de hand, gezeten in een ornament (afm. 3,6 × 6,0 cm.). | ||
c | Leiden | ||
d | Hendrik van der Deyster | ||
e | 1779 | ||
f | Wat is onderstreept, is in rood gedrukt. | ||
2 | kb 31 c 16*; uba 1071 j 12*; pbz 1086 a 20*; ubl 1018 g 4*; vua xn 05725*; ban 379 h 14. | ||
3 | Afm. 16,5 × 10,6 cm. | ||
4 | Eén deel: titelpagina (zie hierboven); de titelprent (14,0 × 8,6 cm.) is een sterk opgewerkte versie van die in de vorige uitgave. Zij gaat terug op die in de uitgave van 1720. | ||
8 | Als de vorige, de ed. 1745, met uitzondering van: | ||
*3r | Privilegie. [Ondertek.] P. Styn en A.V.D. Mieden, gedateerd 30 januari 1766. Overdracht van moeder op zoon. | ||
9 | 91 bladen [26] [1] 2-156 (bij 29 staat de 2 op zijn kop, 58 als 85) | ||
10 | 177908 a1 *3 nde: a2 3*1 Dan - b1 a2 $te: b2 k4 $met | ||
11 | Een ander zetsel dan de vorige uitgave, maar wel geheel gelijk aan opzet. | ||
12 | mc, 52 en 11; De Vries, 99; Landwehr 1970, 101; Ten Berge 1979, 252, nr. 26.2; Landwehr 1988, 131. |
Nr. B.35
ADW 1786-1787
Alle de werken van den Heer Jacob Cats, in zyn leven, ridder, pensionaris van Holland en West-Vriesland, enz. Gend, by C.J. Fernand, boek-drukker en boek-verkooper, op den Reep in S. Augustinus. mdcclxxxvi, xxxvii.
O.a.: ubl 1019 d 22-29*. Afm. 18,6 × 10,5 cm. Een uitgave in acht delen. De Sinne- en minnebeelden - alleen de Nederlandse gedichten evenals de eerste Latijnse motto's - zijn opgenomen in het eerste deel, p. 1-120. De prenten zijn vervangen door verklarende prentbeschrijvingen, zoals ‘Op eene Rat die geern spek zoude eten, maer in de val niet durft gaen daer het hangt, uyt vreese van gevangen te zyn’ (p. 39, nr. xviii). De voorrede beslaat p. [iii]-x; de opdracht aan de Zeeuwse jonkvrouwen: p. x-xiv en de drempeldichten p. xiv-xviii.
mc, 10; Ten Berge 1979, 252, nr. 26.1.
Nr. B.36
ADW 1790-1799
Alle de wercken van Jacob Cats, uitgegeven door mr. R. Feith. Amsterdam, Johannes Allart. 1790-1795. 19 delen.
O.a.: ubl 1019 h 3-21*; kb 3010 h 9-27; kb 2106 a 276-294*. Afm. 13,2 × 7,9 cm. De Sinne- en minnebeelden zitten in deel ii, p. [5]-312 (tot en met xxxiv, de krokodil) en deel 12, p. 7-154, beide met het jaartal 1795 (ubl 1019 h 13-14). Er is geen aparte
titelpagina of titelprent. Opgenomen zijn het complete voorwerk (p. [5]-36) en de gehele tekst (39 ev.), telkens verdeeld over circa acht pagina's. De fijne embleemprentjes (ca. 4,1 × 6,1 cm.) in deze uitgave lijken soms wel gewassen (afb. b.36.2). In deel 9, uit 1794, is de voormalige Proteus-titelprent nu gebruikt voor de Mannelicke achtbaerheyt (ondertekend ‘A. Zurcher sculp’ en ‘J. Allart excud’ (afb. b.36.1).
Voorin zit een portret gemaakt door Reinier Vinkeles naar het schilderij van A. van Ravesteijn uit 1660 (thans in het Catshuis te Den Haag); hierbij een onderschrift door Jan de Kruijff. Onder de kinderspel-prent in deel i staat: ‘J. Buys delin.’ en ‘M. de Sallieth sculp.’Ga naar eind30
mc, 12; Ten Berge 1979, 252, nr. 26.3.
Nr. B.37
Dichterlijke werken 1828
Dichterlijke werken van Jacob Cats, ridder, raadpensionaris van Holland. Amsterdam, bij Gebroeders Diederichs. 1828.
O.a.: kb 3003 e 18-19*; ubl 1018 b 6-7*; lbu l xvii Cat b2*. Afm. 24,5 × 15,5 cm. In deze octavo-uitgave in twee delen beslaan de Sinne- en minnebeelden p. 31-120 van deel i, inclusief de Nederlandse voorrede (31-35) en ‘Aen de Zeeuwsche jonckvrouwen’ (35-36). Met de ver uitgevulde tweekoloms-druk is er een erg volle bladspiegel; de drie afdelingen werden achter elkaar afgedrukt. Er zijn geen embleemprenten, maar omschrijvingen in de trant van ‘Een gebonden zinnelooze’ (nr. xxiv) en ‘Ajuin’ (nr. xxviii). Bij de tekst zijn negen aantekeningen opgenomen (p. 608).Ga naar eind31 De titelpagina bevat een staalgravure van Cats' portret door W[illem] van Senus; het is een vrije navolging van het schilderij van A. van Ravesteijn. Verder is er een ‘voorberigt’ van P.G. Witsen Geysbeek, gedateerd april 1828, en een beknopte levensschets van Cats.Ga naar eind32
mc, 14; Ten Berge 1979, 252, nr. 26.4.
Nr. B.38
Werken 1834
Cats werken, uitgegeven door mr. R. Feith. Met platen. Amsterdam, C. Weddepohl. 1834. 16 delen.
O.a.: ubl 1019 h 22-37*. Afm. 13,9 × 8,3 cm. Dit verzameld werk is een heruitgave van de editie uit 1790 (nr. b.36). Weddepohl heeft blijkbaar de restanten opgekocht, met uitzondering van drie delen; die waren kennelijk inmiddels uitverkocht. Oorspronkelijk bevatten die Cats' Houwelyck (aldus De Jonge van Ellemeet in mc, 13).Ga naar eind33 De Sinne- en minnebeelden zitten in deze editie in het eerste en tweede deel (ubl 1019 h 22 en 23).
Nr. B.39
Dichtwerken 1843-1854
Dichtwerken van Jacob Cats, naar de behoeften van den tegenwoordigen tijd ingerigt. Met plaatjes. Te Deventer, bij A. ter Gunne. 1843-1854.
O.a.: kb bz [= Bronnenzaal] Mod T 52 b Cat*; ubu Moltzer 3 e 17-24; ubl 1018 b 17-20*. Afm. 22,7 × 12,5 cm. (exemplaar ubl: 23,3 × 13,5 cm.). In deze uitgave in acht delen zitten de Sinne- en minnebeelden in deel 2 uit 1845, p. 1-67. De 52 rechthoekige embleemprenten (afm. 4,0 × 6,0 cm.) zijn al eerder gebruikt (vgl. die uit nr. b.36 of de
heruitgave nr. b.38). Van de tekst zijn alleen de Nederlandstalige verzen (ook die tussen het proza in staan) opgenomen, verdeeld over de hele bladspiegel. Als voorwerk is ‘Aan de Zeeuwsche jonkvrouwen’ opgenomen (p. 1-4). Onderaan de pagina staan telkens enkele aantekeningen.
Op p. [xi]-xii van deel i bekent de bewerker dat hij zich ‘hier en daar, ofschoon uiterst zelden, de vrijheid meende te moeten veroorloven, om enkele verzen, wier inhoud tegen de thans heerschende begrippen van welvoegelijkheid streed, achterwege te laten, waar zulks namelijk zonder eenige hindernis voor den zamenhang geschieden kon.’ De hoogleraar M. Siegenbeek schreef het ‘Voorbericht’ (p. [vii]-x). ubl 1018 b17-20 draagt als rugstempel ‘door M. de Vries en A. de Jager’ (zijn het de bezorgers?); op de voorzijde een bandstempel van een arm uit een kroontje en de letters dJvE (= De Jonge van Ellemeet). In het exemplaar ubl 1018 b 18 zit bovendien een lijst van intekenaren (ca. 265 namen; sommige boekhandelaren bestelden meer dan 15 exemplaren).
mc, 16; Ten Berge 1979, 252, nr. 26.6.
Nr. B.40
Vader Cats (waarschijnlijk 1861)
Vader Cats uitgegeven voor het Nederlandsche volk. Met eene voorrede van W.J. Hofdijk. Tiel, H.C.A. Campagne. S.a.
O.a.: shg 1392 6 a*; kb zaa 325; gbr 721 b 1; ubl 1019 b 5*. Afm. 31,3 × 21,4 cm. Het voorwoord van Hofdijk is gedateerd augustus 1861. De Sinne- en minnebeelden, zonder embleemprenten en met alleen de Nederlandse gedichten, staan in twee kolommen gedrukt, verdeeld over p. 88-102. Ook ‘Aen de Zeeuwsche jonkvrouwen’ is opgenomen. Op de titelprent een portret van Cats, zittend op een bankje (een staalgravure door D.J. Sluyter).
mc, 18; Ten Berge 1979, 253, nr. 26.8.
Nr. B.41
ADW 1862
Alle de wercken van Jacob Cats. Bezorgd door Dr. J. van Vloten, hoogleeraar te Deventer. Met ruim 400 platen, op staal gebracht door J.W. Kaiser. Zwolle, de erven J.J. Tijl. 1862.
Het vignet is een remake van het drukkersmerk van de Van de Vennes (vgl. nr. b.10). O.a.: kb 9154 b 3-4*; ubl 1019 a 5-6*; kbb ii 10853. Afm. 37,2 × 27,7 cm.
In deze tweedelige folio-uitgave zitten de ‘Minne-beelden verandert in sinne-beelden’ in deel i, pagina [i-xvi] en 1-116. Van het voorwerk zijn de Nederlandse voorrede, de opdracht aan de Zeeuwse jonkvrouwen en de meeste drempeldichten opgenomen. De embleemprenten, gegraveerd door Johan Wilhelm Kaiser, staan telkens op de rechterpagina in een versierd kader (ca. 13,0 × 17,5 cm.; vgl. o.a. afb. 13.5 en 46.5).
Achterin heeft Van Vloten zeven pagina's aantekeningen, voornamelijk woordannotaties, opgenomen. Hij ging kort in op Cats' nieuwe voorwoord in de editie uit 1627 en gaf enkele citaten uit het woord vooraf in de ed. princ. De hoogleraar vond de teksten uit 1618 ‘inniger’, ‘ruwer en ongelikter, maar zeker krachtiger’ en ‘meer op de man af’. Het opgenomen portret van Cats is een navolging van het schilderij door
M. van Miereveld. Deze uitgave bevat een lijst van intekenaren (vgl. hoofdstuk 2.3, noot 32 en 33).
mc, 19; Ten Berge 1979, 251, nr. 24.6.
Nr. B.42
ADW [1870]
Al de werken van Jacob Cats. Met eene levensbeschrijving van den dichter. Volksuitgaaf. Schiedam, H.A.M. Roelants. S.a.
O.a.: ubl 1019 d 4*; ubl 1019 d 3*; kbb vi 73.444 a. Afm. 18,4 × 13,5 cm. Van deze editie zijn exemplaren op zwaar papier gedrukt (zoals ubl 1019 d 4). Met een portret en facsimile van Cats' handtekening in houtsnede. De Sinne- en minnebeelden staan zonder afbeeldingen verdeeld over twee kolommen en zijn teruggebracht tot alleen de Nederlandse gedichten met het motto en de gedichtjes uit het proza (p. 2-16); de Zeeuwse jonkvrouwen op p. [1]-2. Het omslag van ubl 1019 d 3 is in paars, dat van ubl 1019 d 4 in rood met in het midden van het voorplat een reliëf-medaillon van het portret van Cats en profil. Het boek werd vanaf maart 1870 in tien maandelijkse afleveringen (à f 0,15) verkocht, zoals blijkt uit het omslag van de eerste aflevering dat voorin is ingeplakt.Ga naar eind34 Beide Leidse exemplaren hebben op de rug een verguld portret van Cats: het is gebaseerd op de prent die naar het standbeeld in Brouwershaven werd gemaakt.
mc, 20 en 21; Ten Berge 1979, 253, nr. 26.9.
Nr. B.43
ADW [1876]
Al de werken van Jacob Cats. Met eene levensbeschrijving van den dichter. Oorspronkelijke spelling. Schiedam, H.A.M. Roelants. S.a.
O.a.: kb 89 d 32*; gbr 737 a i; gah d i 9*. Afm. 27,0 × 18,7 cm. De Sinne- en minnebeelden zijn bekort: op een zeer volle bladspiegel staan over twee kolommen alleen de Nederlandstalige verzen (ook die tussen het proza) en er zijn geen embleemprenten. De bundel beslaat de pagina's 2-17; ‘Aen de Zeeusche jonck-vrouwen’ staat afgedrukt op pagina 1-2.Ga naar eind35 Om exemplaar gah d i 9 zit het originele kartonnen omslag. Behalve de tekst ‘Kompleet met 55 à 60 vellen druks / 900 à 1000 bladzijden druks voor f 3.90’, een portret van Cats én de opmerking ‘Goedkope uitgaaf’, staat hier bovendien het jaartal 1876.
mc, 17; Ten Berge 1979, 252, nr. 26.7.
Nr. B.44
ADW 1880
Alle de werken van Jacob Cats. Versierd met minstens 200 gravures. Bezorgd, en met ophelderingen voorzien door W.N. Wolterink. Dordrecht, J.P. Revers. 1880.
O.a.: ubl 1019 b 6-7*. Afm. 30,6 × 22,5 cm. In deze tweedelige uitgave zitten de Sinne- en minnebeelden in deel 1: het voorwerk p. [vii]-[xv], de tekst - alleen het Nederlands - op p. 1-47. Op p. [48]-[54] zijn enkele gedichten uit de ed. princ. opgenomen, zoals ‘Cupido wegh-geloopen’ en ‘Kinder-spel’. Er zijn tevens enkele annotaties. Het portret van Cats is afkomstig uit nr. b.42, de embleemprenten zijn zinkografieën naar
de ontwerpen van Kaiser uit diezelfde editie. Alleen de prenten i, vii, xiii, xix, xxi, xxvii, xxix, xxxv, xxxviii, xli, xlvii en l werden opgenomen.Ga naar eind36
mc, 22; Ten Berge 1979, 252, nr. 24.7.
Nr. B.45
Rotterdam 1905
Zinne- en minnebeelden door Jacob Cats. Verkort en in de hedendaagsche spelling overgebracht door E.v.O. Uitgegeven bij D.A. Daamen te Rotterdam. 1905 (afm. 17,7 × 11,3 cm.). 182 pagina's; inleiding p. 1-6.
De uitgave bevat geen afbeeldingen, maar ‘omschrijft’ de prenten; de teksten zijn slechts gedeeltelijk opgenomen (gebaseerd op de uitgave uit 1627). Zij staan in één kolom onder elkaar, waarbij de versregels doorgaans in tweeën zijn verdeeld. De hoeveelheid aantekeningen, soms als noot en soms als woordannotatie of omschrijving tussen haakjes, is te verwaarlozen. Enkele Latijnse citaten zijn vertaald.
In de inleiding schrijft de bezorger E.v.O. dat hij Cats' ‘breedsprakerigheid’ heeft ingekort, geen Latijn of Frans heeft opgenomen en alleen voorbeelden heeft gegeven uit de natuurlijke geschiedenis waaruit voor de moderne tijd belangrijke (dat wil hier zeggen: nuttige) lering kan worden getrokken (p. 2). Hij geeft verder een discutabele verantwoording van zijn tekstuitgave (p. 5). Het proza is duidelijk sterker bewerkt dan de poëzie.
Nr. B.46
Kampen 1960
Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden. Met inleiding en aantekeningen van J. Bosch. Rector van het Johannes Calvijn-Lyceum te Kampen. Geïllustreerd met 52 reproducties van de platen van Adriaan van de Venne. J.H. Kok n.v. Kampen 1960 (afm. 17,4 × 10,6 cm.). 214 pagina's; inleiding, p. 5-9. De prenten naar de 1627-versie zijn iets verkleind (gemiddeld 8,5 × 8,5 cm.).
Deze, meest recente, uitgave bevat alleen de Nederlandse gedeelten (inclusief het proza) en geeft behalve woordannotaties, summiere verwijzingen bij de door Cats genoemde auteurs. Op het omslag, ontworpen door Han Prins, is de embleemprent met het motto ‘Om de minne van de smeer, leckt de kat den kandeleer’ afgebeeld. De gravure is afkomstig uit Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt ('s-Gravenhage 1632, 98, nr. xxxii, afdeling ‘Eerlijcke vryagie’).
- eind2
- De afmetingen van de embleemprenten in de editie nrs. b.1 en b.2 [= kb 144 d 2 (1618-1) en kb 477 c 37 (1618-2)] in de breedte [→] en de hoogte [↓]:
nr. 1618-1 1618-2 → ↓ → ↓ 1 12,6 12,4 12,5 2 12,6 12,5 3 12,4 12,4 12,5 4 11,9 11,9 11,8 5 12,1 12,0 6 12,7 12,6 7 12,6 12,5 8 12,2 12,1 12,3 12,3 9 12,5 12,5 12,6 12,6 10 12,6 12,5 12,8 12,7 11 12,7 12,6 12,7 12 12,5 12,3 12,6 12,4 13 12,5 12,3 12,5 14 12,5 12,4 12,6 12,5 15 12,2 12,2 12,3 16 12,4 12,3 17 12,6 12,6 18 12,5 12,3 12,4 19 12,6 12,5 20 12,7 12,6 12,8 21 12,4 12,1 12,5 12,3 22 12,4 12,3 12,5 12,4 23 12,6 12,5 12,7 12,6 24 12,5 12,5 12,4 25 12,5 12,3 26 12,7 12,6 12,7 27 12,8 12,5 28 12,6 12,5 29 12,5 12,3 30 12,6 12,5 31 12,4 12,3 32 12,8 12,7 33 12,4 12,3 34 12,6 12,6 35 12,7 12,6 36 12,5 12,4 37 12,6 12,5 38 12,7 12,6 39 12,2 12,1 40 12,4 12,4 41 12,4 12,3 42 11,9 11,8 43 12,5 12,4 44 12,2 12,2 45 12,1 12,0 46 12,3 12,2 47 12,3 12,3 48 12,5 12,4 49 12,2 12,1 50 12,7 12,7 51 12,5 12,4
- eind3
- Vertaling: Keizer Caesar Flavius [...] de keizerlijke majesteit moet niet alleen met wapens getooid, maar ook met wetten gewapend zijn, opdat zij in tijd ... Deze tekst is ontleend aan de voorrede van de Institutiones van Justinianus; zie hoofdstuk 2.4.1.1.
- eind4
- In vertaling: ‘Houd op als oude man datgene te willen, wat je als jongen hebt gewild.’ Een verwijzing naar: Seneca, Epistuale morales, li, i: ‘Desinamus, quod voluimus, velle. Ego certe id ago: senex eas desii velle quae puer volui.’ Vert. Verhoeven 1980, 160-161: ‘Laten we ophouden te willen wat we gewild hebben. Ik voor mij althans stel er prijs op om als oude man niet hetzelfde te willen wat ik als jongen gewild heb.’
- eind5
- Geciteerd is 1 Corinthiërs 13:11, ‘Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, had ik het verstand van een kind en dacht ik als een kind; maar toen ik een man was geworden, ik heb afgelegd alles wat kinderlijk is.’
- eind6
- De afmetingen van de prenten van nr. b.8 (kb 477 c 40) komen nagenoeg overeen met die in nr. b.6 uit 1622 (kb 477 c 41). Alle ontwerpen zijn die van vóór 1627.
- eind7
- Afmetingen van nr. b.9 (1627; exemplaar kb 758 b 16). Aangegeven zijn de laagste en hoogste afmetingen in de breedte [→] en in de hoogte [↓]. De ronde binnenvorm steekt meestal enkele millimeters buiten het rechthoekig kader uit en is daardoor bepalend voor het hoogste getal:
→ ↓ 1 13,5/13,6 13,4 met 4 medaillons en A · v · Venne · In · swelinck fecit 2 13,6/13,7 13,5 met 4 medaillons en ADr:v: Venne In: J Swelinck Fecit 1626. 3 12,0/12,3 12,1 met tekst 4 12,0/12,1 12,0/12,1 Swelinc fecit 5 12,3/12,5 12,3/12,4 J. Swelinc fe. 6 12,3/12,5 12,3/12,4 js; met tekst 7 12,1/12,2 12,1/12,2 js 8 12,1/12,4 12,2/12,4 js 9 12,3/12,4 12,1/12,5 js 10 12,3/12,5 12,2/12,4 js 11 12,1/12,3 12,2/12,3 js 12 12,2/12,3 12,2/12,3 js 13 12,4/12,6 12,2/12,5 js 14 12,2/12,5 12,3/12,4 js 15 12,3/12,4 12,1/12,4 js 16 12,1/12,4 12,3/12,4 17 12,1/12,4 12,3/12,4 js 18 12,2/12,3 12,1/12,3 js 19 12,5/12,7 12,4/12,7 js 20 12,3/12,4 12,3/12,5 js 21 12,0/12,4 12,2/12,4 js 22 12,1/12,5 12,2/12,4 23 12,2/12,4 12,1/12,4 js 24 12,2/12,4 12,0/12,3 js 25 12,5 12,3/12,5 js 26 11,9/12,2 12,2/12,3 js 27 12,3/12,6 12,3/12,6 js 28 12,3/12,4 12,1/12,4 js 29 12,5/12,7 12,1/12,4 js 30 12,0/12,2 12,1/12,2 js 31 12,2/12,4 12,1/12,4 32 12,5/12,6 12,3/12,6 js 33 12,3/12,7 12,3/12,7 34 12,1/12,4 12,2/12,4 js 35 12,2/12,5 12,2/12,5 js 36 12,1/12,2 12,0/12,3 js 37 12,1/12,4 12,1/12,4 js 38 12,1/12,4 12,2/12,5 js 39 12,3/12,5 12,4/12,6 js 40 12,5 12,5/12,6 js 41 12,1/12,4 12,1/12,3 js 42 12,2/12,5 12,0/12,4 js 43 12,1/12,3 12,2/12,3 js 44 12,1/12,4 12,1/12,4 js 45 12,2/12,5 12,3/12,5 js 46 12,1/12,4 12,3/12,4 js 47 12,2/12,3 12,0/12,3 jswelinc fecit 48 12,1/12,4 12,1/12,4 js 49 12,1/12,3 12,1/12,3 js 50 12,3/12,5 12,2/12,5 js 51 12,0/12,4 12,2/12,5 js 52 12,4/12,7 12,6
- eind8
- Hieronder volgt een overzicht van de signatuurposities in Proteus. Omdat sommige schreven niet altijd even gaaf zijn of uithalen van bepaalde letters (bijvoorbeeld van de letter q) zo nu en dan zijn gesleten, en men bovendien niet altijd gelijkmatig heeft geïnkt, zijn er verschillen van enkele millimeters mogelijk. Van alle bekeken exemplaren zijn de posities van de signaturen vergeleken. Slechts in twee gevallen is er sprake van een evidente verschuiving: het m-signatuur in exemplaar ubl 1018 b 5, en de signaturen a2 en a3 in het exemplaar bng nl hc 215. Ondanks deze verschuivingen zijn in de betreffende vellen geen (pers)correcties teruggevonden.
§3 ander beest (?) hebben ^ (?)2 [niet] (kopregel: eeniger ... handen) (?)3 tot een ^ 2(?) ^zyn vereysende 2(?)2 sullen geschieden 2(?)3 ac id quidem 3 (?;) Venus gulden 3(:)2 ^comen magh 3(:)3 tot boven inde 4(:) virum civilibus implet 4(:)2 Cibas Visu, & datur (2e regel van onder) 4(:)3 a ton tri-lingue stile 5(:) een kleyne Weerelt a2 est desmembré [bng nl hc 215 heeft est desmembré]. a3 habent. [bng nl hc 215 heeft hier [niet]]. b manier b2 utrumvis b3 [niet] (kopregel: ^tria ... bekeeringe) c ^silere c2 non poßit c3 couvre d cele ^ [Soms: cele ^le]. d2 bouche d3 opertum milvius e qu'on e2 [niet]. Exemplaar kb 144 d 4 heeft e2 als d2. e3 nel, &c. f venit f2 sept qui f3 ^guary g calamité g2 Margot, ta g3 tis, lineamenta h amoureux. h2 interdum ^rei h3 grediuntur omnia i adolescentibus (tweede regel van onder) i2 ^reddere i3 veneur k demeurera [Afwezig bij exemplaar kb 144 d 4]. k2 ^nourrit k3 [niet] (kopregel: ij ... damp) l prison l2 gulam, ^ l3 mens honorables m sua vulneribus [In ubl 1018 b 5: tudo sua vulneribus]. m2 habet, intra (tweede regel van onder) m3 ^obstant n la fosse n2 mettra n3 Pactus, ff. de (tweede regel van onder) o estre o2 vult, nucem o3 futuro in glorius p videntur, (tweede regel van onder) p2 boeuf p3 faict q punissant [De staart van de q is zo nu en dan beschadigd; ook: punissant]. q2 appartient q3 ^Harpocratem r veus r2 praeter r3 obtenons salut s ^plus s2 & perverse s3 s'en t quae finem t2 avoir t3 ^copiam v font v2 serpens epidaurius v3 se ipsum x natura x2 Mon (tweede regel van onder) x3 son cotillon y pour (tweede regel van onder) y2 advenant ton y3 fieri, inconstantiae z de z2 convenit z3 ^Severus aa fefellit, quia aa2 [niet] (kopregel: medici ..., seydt) aa3 rien que bb Dei ^opera bb2 doux amour bb3 [niet] (kopregel: politici ... wanneer) cc au^ cc2 ^il joue cc3 Chaldeis. dd operae [De ligatuur ae staat wat los van de r]. dd2 blandis favoribus dd3 ^estre ee [niet] (kopregel: nec ... voorspoet) ee2 ^fol amour ee3 qui nihil ff poinct ff2 [niet] (kopregel: judiciandi ... alle^) ff3 accipietis donum gg [niet] (kopregel: magnitunisque ... grootmoedicheydt) gg2 Satietas gaudiorum gg3 penetrer y^ hh faceremus hh2 ^mesme hh3 etiam sine ii devotion ii2 [^]imperat ii3 vous seront kk livore kk2 [niet] (kopregel: Vera ... spruyt) kk3 helas! ll negligit, ^quos (tweede regel van onder) ll2 pere n'a ll3 [niet] (kopregel: ^festivitas ... schoon^) mm ^jour mm2 curtae, nescio mm3 non de transacto (tweede regel van onder) nn quidve calabrie [De schreven van de n zijn zo nu en dan beschadigd; ook: quidve calabrie]. nn2 presentement [De schreven van de n zijn zo nu en dan beschadigd; ook: presentement]. nn3 n'y feras oo aucun^ oo2 guides oo3 ^in solitudine pp n'est un pp2 Bien acquis (tweede regel van onder) pp3 eternel sera celle qq perseverant qq2 [niet] (kopregel: D^istinguit ... onderscheydt) qq3 est endormi rr renouvellés en a2 unaskt^ a3 Oake b : ^what b2 was roast b3 yet no^ c mee, c2 abroad c3 peece, yet d and so d2 shall never
- eind9
- Het citaat is niet van Vergilius, maar afkomstig uit Propertius, Elegiae, ii, viii, 7.
- eind10
- Er zijn verschillen in woordvorm, spelling, interpunctie en vorm van de drukletters. Hier nog vaak ‘vv’ en ‘ss’ wat in andere exemplaren ‘w’ en ‘ß’ is geworden. Behalve deze verschillen heeft het Gentse exemplaar in embleem i ten opzichte van de overige (» betekent: zal worden):
1. a.1, r. 1 comt » komt 2. a.2, r. 2 astra Deus » astra, Deus 3. a.4.b, r. 1 Amantis animae » Amantis anima 4. a.4.c, r. 2 vulnus, » vulnus. 5. b.1, r. 5 landt, die » landt die, 6. b.2, r. 1 caput anguilla » caput anguillae 7. b.2, r. 3 Illae » Illa 8. b.5, r. 11 exhibeas » exhibeat 9. b.5, r. 21 nauseer » nauseet 10. b.5, r. 22 expetiti » expetita 11. b.6, r. 6 beyden » beyde 12. b.6, r. 16 arme » arm 13. c.1, motto Lijt sonder » Lijt, sonder 14. c.1, r. 8 onwillight » onwilligh 15. c.3, r. 2 regimber » regrimber 16. c.4, r. 4 sivis » si vis 17. c.6, r. 7 ghegheven » ghegeven 18. c.6, r. 8 Maer o lieve » Maer, o lieve 19. a.4.a melle, felle » melle, & felle 20. a.4.b de baye » de bayf
- eind11
- Zie over de Cats-verzamelaar W.C.M. de Jonge van Ellemeet (1811-1888): Luijten 1995.
- eind12
- Zie hiervoor o.a. M.G. Roethlisberger, Abraham Bloemaert and his sons. Paintings and prints. Biographies and documents by M.J. Bok. Twee dln. Doornspijk 1993, ii, afb. b.12.
- eind13
- Over dit drukkersmerk, dat al eerder werd gebruikt voor Cats' Houwelyck (1625) en dat de vruchtbare, broederlijke, samenwerking vertolkt: Porteman 1985, i.h.b. 330-331. Hij haalde de volgende regels aan uit Adriaen van de Vennes ‘Middelburchse lauwer-hof’ (Tafereel van sinne-mal 1623, aiij-recto):
Een Plaetse, daer de Faem met Letter-druck verbreyt,Al watter dient gedaen, al watter dient geseyt.
- eind14
- Verschillen in de embleemprenten met name bij de nrs. viii, xxii, xxvi, xxix, xxxvii, xl, xliii, li.
- eind15
- Vanzelfsprekend kunnen deze namen van belang zijn voor de datering. Heel misschien kan Bol in verband worden gebracht met de Antwerpse familie Boel/Bol: vgl. de graveurs Jan en Quirijn Bol (Thieme-Becker, iv, 199-200), en Cornelis die gravures maakte voor Vaenius' Amorum emblemata.
- eind16
- Zie over dergelijke titelprenten: Porteman 1983, 25. Een ander voorbeeld hiervan is te vinden in één van de uitgaven van Heinsius' Quaeris quid sit amor?
- eind17
- Vgl. M. van Vaeck, ‘Herdrukken van de Zeeusche nachtegael (Middelburg 1623).’ In: 't Ondersoeck leert. Studies over middeleeuwse en 17de-eeuwse literatuur ter nagedachtenis van prof. dr. L. Rens. Red. G. van Eemeren en F. Willaert. Leuven etc. 1986, 257-269; Johan de Brune de Oude, 1588-1658. Descriptieve auteursbibliografie. Subjectieve bibliografie, samenstelling P.J. Verkruijsse, m.m.v. studenten historische letterkunde van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. Objectieve bibliografie, samenstelling W.A. Hendriks en J. Mateboer. Amsterdam 1988, 76-78, nr. 1018. Afbeelding op 76. Zeer uitvoerig over het vignet is Meeus 1990, ii, 607-617; 646-663, i.h.b. 655-659.
- eind18
- Over deze Tijdloos: Ph.H. Breuker in Ut de smidte fan de Fryske Akademy 21-3 (1987), 34. Onderdeel van de serie ‘Literatuer yn Fryslân 1540-1666’.
- eind19
- Aldus W.A. Hendriks en P.J. Verkruijsse, ‘Supplement op de descriptieve auteursbibliografie van Johan de Brune de Oude.’ In: De Brune 1990, 120-146, i.h.b. 123, nr. 1018. Vgl. ook noot 17 hiervóór.
- eind20
- Voor-Reden op het werck van de vermaerde Schryver Iacob Catz, rechts-geleerde.
1Alle die de gave van 't Schryven hebben, nemen haer ooghe-merck op 't ghene daer
2de lust of Gheest haer drijft: die in de Rechten ervaren zijn, die bemoeyen haer in Politi-
3cis: die in Ethicis begeerte hebben, die schryven Morale dingen: die Godlijcke dingen
4mediteren, die schryven Theologische handelingen: diens gemoed tot Amatoria treckt,
5die tracteert Boertighe en Minnelijcke Gedichten: die Historien bemindt, die stelt niet
6dan geschiedenissen voor: soo dat een yeder sijn subject op het alder-treffelijckste
7soeckt voor te stellen, om een lof bij dese eeuwe, en een onsterffelycke naem by de pos-
8teriteyt te bekomen. In alle desen is by onse Voor-Ouderen groote studie ghepleeght,
9en van vele ghe-yvert: wat hebben de vorighe eeuwen, ons al treffelijcke mannen
10gegunt, die Amatoria in haer jonghe Ieught ons ghesonghen hebben, met sukken lief-
11lijckheyd dat sy van Venere selfs schenen gemediteert te zijn: hoe veel loflijcke Poëten
12zijnder onder de Grieken, als Anacreon, Onder de Latynen, als Petronius, Johannes Secun-
13dus, Janus Douza, Daniel Heynsius, onder de Neder-duytsche Hooft en Breroo? Wie sal de
14waerdigheyt haerder schriften erkennen, en naer behooren prysen? voorwaer niemandt
15niet. Veel meerder eers verdient die dan, die alle dese stoffen, te weten: Minne-ghedich-
16ten, Morale en Stichtighe, of Gheestelijcke rymen, in een werck ons gheschoncken heeft,
17hem selven voegende na de drie eeuwen des levens, eerstelijk na de jonckheyt, die
18meestendeel, maer niet altoos, of ghestadigh in boerteryen en lieflijckheden door-
19gebracht wert: daer naer tot de middel-stant des levens, dewelcke hy de Morale ghe-
20dichten, wesende Zeden-ghedichten, toe-gheeyghent heeft: ten laetsten, tot de laetste of
21Statighste conditie des levens, de bejaertheydt, die hy heylighe Meditatien vereert.
22Voorwaer 't is wat bysonders: men heeft bevonden, dat de hoogh-gheachte Plaet-sny-
23der Henricus Goltzius, in sijn Passie, de alder-treffelijckste meesters in die konst so naer
24gebootst heeft, dat sy schynen hem allegader de handt in 't werck gheleent te hebben:
25also heeft hier in dit stuck oock ghedaen dese lieflijcke, Statighe en Geestighe schryver,
26sijn segghen niet alleenlijck met woorden, maer oock seer aerdige Zinnebeelden voor-
27ghevende, die wel stomme beelden schynen in 't aenschouwen te wesen, nochtans vry
28wat meer spreken, als yemand die eenighe woorden voortbrengt: De wyse van sulckx
29te doen, heeft hy vande Griecken genomen, die door Emblemata vele treffelijcke din-
30ghen te kennen gaven, en de alderbotste institueerden: sy storteden goede zeden, in de
31gemoederen die dickwils met woorden niet conden gheinstrueert werden: en soo de
32verstandige sinnen daer op te besoigneren, haer steldeden, meer lasen als daer stondt,
33en noch meer dochten, als sy saghen: zijnde de rechte middel om alle verstanden tot
34leersaemheydt te trecken, en met vele heusche bedenckingen tot heylsame Meditatien
35te leyden: dese bestraffen heymelijck de gebreken die in 't hert gheprent zijn, sonder
36eenighe bitterheyt, en die hem door die ghetoucheert vindet, neemt oorsaeck om op
37sijn gebreck te letten, uyt sijn Sinne die met erkentenisse uyt-wissende: so dattet met
38recht Sinne-beelden mogen genaemt werden, als sy die als een object hebben, in
39dewelcke sy wercken.
40Het eerste ghedeelte is dienstigh de jonghe Jeughd, om dat in die haer als in een
41Spiegel haer staet voor ooghen ghestelt wert, hoe dommelijck en sottelijck sy dien staet
42van de tyt soetelijck door-bringhen, met ydele vermaeckelijckheden dien consume-
43rende, die sy voor de handt niet erkennen, maer als die ghepasseert is, en de Manheydt
44in ghedachten en manieren gheset, hem vertoont, dan konnen sy eerst oordeelen in wat
45staet sy geweest zijn, maer bysonderlijck als de ouderdom komt: alsoo met een
46loflijcke overtredinghe tot een beter, sijn vorighe affecten, tot beter en statigher veran-
47derende: bysonder, alsoomen te voren heftigh en vlammende is gheweest, in de
48begheerlijckheden, en aenlockinghen des weelighe Jeughts, datmen alsoo dien ver-
49keere tot een beter eynde, niet cesserende, datmen considereert by comparatie des ver-
50loopene tijdts, datmen op gelijcke Throon van statigheydt en oordeel op-ghetoghen is:
51ghelijckmen te voren in de dertelheydt des jeughts gheweest is: kennende alsoo onse
52wapenen en sterckten oeffenen, in de bestrydinghe van onse vyanden, die ons als een
53toetz-steen, en leer-meesters zijn, onser behoorlijckheden: en door dien middel, als wy
54in vorighe Eeuwen, als uyt-stekers in woestheden, tot ydelheydt gheneghen gheweest
55hebbende, nu als herborene ons tot een vernieuwt leven stellen, een andere habitum of
56gesteltenisse aen-treckende, als hersmedet werden.
57Nu ist dat wy bevinden de jeught alsoo van alle deugdelycke institutien vervreemt,
58dat die alleen door de tytel van een Boeck, van de door-lesinghe desselfs kan afge-
59schrickt werden, jae de moeyte niet neemt om eens dien met aendacht te door-lesen,
60so is 't dat de Tytel en de in-leydinghe soo lieflyck is, dat ten zy yemandt heel van alle
61vromigheydt verbastert is, of hy sal ten minsten de volghende bladeren door-sien, met
62dewelcke hy tot naerder insicht en lesinghe ghelockt sal werden, en soo metter tijd in-
63drincken 't gene tot synder institutie noodigh is. Dese Sinne-beelden alsoo gestelt
64zynde, schynen eerstelyck eenighe spottelycke Minne-Kluchten te zijn, en maer voor
65tijd-verdrijf, en op lachelycke redenen ghefondeert te wesen, maer sal daer naer bevin-
66den, dat sy tot een ander ghedestineert zijn, als uyt het vervolgh blijckt, dat de selfde
67dienen om daer naer tot een Moraele, en voorts tot een Geestelijcke sin te trecken, so
68wel tot een borgerlijck als stichtelijck leven noodig: Dit is de gevoeghlijcke voet die
69genomen werdt, om de teere magen, die om haer swackheyd geen sware spyse ver-
70draghen konnen, een lichte en onbeswaerlijcke spyse voor te dragen, en soo van de
71aenledinge des eens tot het ander te komen, en een bequaem voedsel daer uyt te trec-
72ken, dat tot onderhoudinghe des gantsche subjects dienstigh is. De selfde wyse werd
73by experte Medicyns mede ghebruyckt, dat sy de alder-bitterste Medicamenten met
74eenighe soete specyen over-trecken, om in de keel gheen wranghe te maken: Soo doet
75dese Schryver mede, door lieflijcke Beeltenissen de Jeught tot het alderswaerste
76lockende, dat sy onwillens als tot het voorbeelt en erkentenisse des deughts geruckt
77wert.
78Voorwaer 't zijn kloecke Sirenes, die also de onwillighe ghemoederen in 't net leyden,
79en soo soetelijck singen, dat sy alle die van 't ghesanck vervreemt zijn, haer tot het ghe-
80hoor begheven, en die van alle ghehoor vervreemt zijn, haer tot luysteren begeven, en
81al tegens haer danck in de beste staet ghetrocken werden. Sekers het zijn de lieffelijcke
82confituren, die als in een vat konnen wegh-geleydt werden, dat wel van buyten ghe-
83schildert is, maer men het binnenste niet en kan, maer als het geproeft werdt, dan kan-
84men daer eerst af oordeelen: alsoo geve God dat het hier mede oock toega, dat de
85ongemanierde jeught dese soete en minnelycke beeldekens aensiende, door de selve so
86tot grooter en diepsinniger meditatien ghetrocken werde, dat sy haer hert van het ver-
87waende en ydele, tot yet wat stemmigs en deftighs keere, en daer nae sulckx tot den
88Godtsdienst applicere, op dat sy hier door het alder-costelijckste become, dat vercre-
89gen kan werden. De deughden slachten de kruyderen, die so lange als sy op 't velt
90staen, of niet in 't werck geleyt werden, so doen sy geen crachten, maer ghehandelt en
91ingebésicht zijnde, toonen sy heylsame virtuten: also moetmen eerst 't goet erkennen,
92en daer na 't selfde in 't gebruyck trecken, dan salmen daer eerst profijt af becomen.
93't Gene daer de jeught toegelockt wert, moet eerst erkent werden, en daer nae wat
94goedts of quaets daer in gelegen is, voor-gestelt zijn, maer als het eens in 't ghemoet
95moet aengenomen is, dan baert het duysent-fout vruchten, tot vordeel des aen-nemers
96streckende, soo de leeringhe wel aengheleydt wert.
97In dit werck is alles na de gheleghentheyt gheapproprieert, men bevint dat een men-
98sche altoos een aengheboren genegentheyt heeft tot voort-teelinge sijns aerts, in sul-
99cken object, sonder 't welcke gheen voort-teelinge gheschiet: dese is door de Ouden
100met het beelt Cupidinis af-ghebeelt, en is met de mensche besich, in 't eerste. In 't ver-
101volgh werden alle de leerlinghen tot het borgerlijck leven geappliceert, als zijnde
102alsulcke tot dat dienstigh, sonder dewelcke het oock niet kan bestaen. In 't laetste: wert
103de mensche geconsidereert, als van den alghemeenen troupe af-ghesondert, en Gode
104toe-ge-eyghent, zijnde een subject des heylige Geests werckinge: soo datter niet na-
105gelaten werd, dat tot behoudinghe en leere des mensche noodigh is.
106Het schynt de gevoeghlyckste middel te zyn, om den mensche een wegh ter deugh-
107den te wysen, dat het gheschiede indirectelyck, door alsulcke middelen, daer de natuur
108eenighsins schijnt toe geneghen te zijn. De Heylige Schrift schijnt mede sulcken insicht
109te hebben, willende den mensche tot de Godlycke in-leydinghen voeren, dat sy gelij-
110ckenissen by-brenght, als Zinne-beelden van Ossen, Oyevaers, Kranen, en andere gedier-
111ten: mits de menschen niet onredelycker dan de beesten willen gheacht zijn, en dies
112oock ghenootsaeckt zijn haer beter te dragen als die, vrywilligh die begeerende over
113te treffen.
114Soo dat dese tegenwoordighe Eeuwe, haer met recht bedancken over den loflijcken
115arbeydt deses Schryvers, die niet met hardigheyt of strenghe wetten yemandt tot den
116deught dwinght, maer als met een syden snoertjen leydet: dies het noodigh is, dat een
117yder die lust tot leeren heeft, die hanthave, lese, en sijn leven soo dirigere, dat hy de
118borgerlijcke ommeganck erkenne, en daer na soo het Goddelijck dat hier in gelegen
119is, applicere, dat het hem strecke tot sijns ziels saligheyt, 't welck ick een yeder wensche
120en gunne.
- eind21
- Vgl. A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon. Drie dln. Wien 1906-1911, ii, 251 en Thieme-Becker, xxv, 578.
- eind22
- De beide - weinig catsiaanse - gedichten luiden als volgt:
Gedicht of uit-legginghe van het Beelt des Titels.Die de Werelt wil behouwen,En vermeeren, als in spijt,Van de doot en van de tijt,Dat hy steden op doe bouwen:5[regelnummer]Die wil stichten groote steen,Huysen maken gaet voor heen.Die de Huysen wel van passeHouden wel [lees: wil] in goeden stant,'tHuysgesin dient daer geplant:10[regelnummer]Die wil dat vermeer' en wasseAl en yder huysgesin,Stell'int werc de vruchtbaer minDat die minnen, die noyt minden,Die ghemint heeft minne noch:15[regelnummer]Smaeckt al van dit groeysaem soch,Minne sal te samen binden,Met een en de selve bant,'tAertrijck en ons Vaderlant.Teghen-dicht.Die de Werelt wil afworpen,En in eenen korten stontNedervellen totten gront.Roeyen steden uyt en dorpen,5[regelnummer]Die wil dempen groote steen,Moest de huysen eerst vertreen.Die de huysen wil bederven,Of van selfs haest doen vergaen,Moest het huysghesin verslaen:10[regelnummer]Die gheheel wil uyt doen stervenAl en yder huysghesin,Neme wech de vruchtbaer min.Dat die minnen, die noyt minden,Die ghemint heeft, minne noch,15[regelnummer]Smaeckt al van dit groeysaem soch,Soo en sal ons niet verslindenNoch de lanckheyt van den tijdt,Noch de doodt die't al verslijdt.
- eind23
- De toelichting heeft betrekking op de drie vroegere titelprenten en niet alleen op de derde, die in deze uitgave is opgenomen. Zie de vorige noot.
- eind24
- Dit is Egbertus Arnoldus van Nunspeet (werkzaam tussen 1644 en 1651; gestorven 1652). Vgl. D.A. Wittop Koning, Harderwijker boekdrukkers. Nieuwkoop 1985, 81. Volgens een mededeling van Dhr. Van Bemmel, bibliothecaris van de Stichting Arnhemse Openbare en Gelderse Wetenschappelijke Bibliotheek, is daar ooit het exemplaar Silenus Alcibiadis sive Proteus: dit zijn zedelycke verclaeringen over sijne sinne beelden. Arentsen. Harderwijk 1644, aanwezig geweest, aldus een vermelding in hun kaartcatalogus (ca. midden jaren '30 van deze eeuw, ongepagineerd (signatuur 97 e 10)), afkomstig uit het Legaat Verhuell. Waarschijnlijk was dit dezelfde uitgave.
- eind25
- Vgl. Ripa: ‘De soete en lieflijcke welsprekentheyt wort door den staf van Mercurius uytgebeeld’, en: ‘het Caduceum of de Slangenstaf met vleugels daer achter, voor de Welsprekentheyt, geleertheyt en goede konsten’. Bij de ‘Heldere Fama’ houdt Mercurius de toom van het paard Pegasus vast (Iconologia. Ed. 1644, resp. 52, 228 en 161).
- eind26
- In de vertaling van I. Gerhardt:
Ja, al wat leeft op aarde: mensen, wilde dieren,wat zee bevolkt en weiden, en vogels bont van veren,zij tuimelen blind in 't vuur.
- eind27
- Gezien de lauwerkrans en de spiegel kan het een (wijze) dichter zijn; deze krans krijgt bij Ripa o.m. de betekenis van wijsheid, wetenschap of liefde tot deugd (Ed. 1644, 81, 116 en 294); de spiegel kan o.a. duiden op: overwegen hoe men zich moet gedragen, verstand, zelfkennis, lering, wetenschap en wijsheid (Idem: 287, 598, 622, 362, 610 en 622).
- eind28
- Cats staat in deze onderschriften uit 1635 stil bij de voortschrijdende tijd. De manier waarop hij naar zijn eigen portret kijkt, is bijbels en klassiek gekleurd: de vergelijking tussen de mens, een bloem en het gras komt meer dan eens voor; zoals o.a. in Psalm 103:15-16 en Jesaja 40:6-8; de andere notie 'ken ben niet dat ick was is een toespeling op Horatius, Oden, iv, i, 3: ‘Non sum qualis eram’. Vgl. ook B. Lier, ‘Topica carminum sepulcralium latinorum.’ In: Philologus. Zeitschrift für das classische Altertum 62 (1903), 445-477 en 563-603, i.h.b. 583-584, § 29.
Cats' portret van Michiel van Miereveld (1567-1641) dat zich bevindt in het Rijksmuseum te Amsterdam is gedateerd 1634; toegevoegd is de inscriptie ‘Aetatis 56’; vijf jaar later zou Miereveld Cats nog eens portretteren. Willem Jacobsz Delff (1580/1588-1638) maakte naar het schilderij deze gravure. Afm., binnen de plaatafdruk, en inclusief de tekst: 13,7 × 8,7 cm. Vgl. D. Francken Dz, L'oeuvre de W.J. Delff. Amsterdam 1872, 30-31, nr. 18; Hollstein v, 154, nrs. 18-19; Alle schilderijen 1976, inv. nrs. a 258 en c 180.
- eind29
- Over Wandelaar: De la Fontaine Verwey 1934, 48 en 138.
- eind30
- Zie over de graveurs Bohemer M. de Sallieth en A. Zurcher die aan deze uitgave hebben meegewerkt: De la Fontaine Verwey 1934, 93-94 en 161.
Voorin deel i exemplaar kb 2106 a 76 heeft A. Emanuel op 18 oktober 1904 geschreven dat hij voor zijn achttiende verjaardag de reeks ‘door mijn lieve Moeder geschonken’ kreeg. De moeder signeerde zelf onder deze woorden. Het pka heeft, in een apart boekje gedrukt, alleen de prenten uit deze uitgave; ze zitten in één band (sign. 300 e 29). De specht, papegaai en piramide ontbreken (nr. vii, xiv en l).
- eind31
- Bijgebonden in het exemplaar ubl 1018 b 7 is ‘Feestviering bij de ontsluijering van het standbeeld van Jacob Cats [...] opgericht te Brouwershaven den 11den december 1829’, uitgegeven door het bestuur van het departement Schouwen der Maatschappij Tot nut van 't Algemeen. Amsterdam 1830. Een prent naar het standbeeld van P. Parmentier gaat eraan vooraf; ondertekend met de ontwerper W[alraad] Nieuwhoff en de maker A[driaan] Prince.
- eind32
- In het opmerkelijke boekje getiteld: Het leven en de verdiensten van Jacob Cats in gesprekken, door P.G. Witsen Geysbeek. Met platen. Te Amsterdam, bij G. Portielje. 1829, verdedigt de vader van een huisgezin het ontbreken van platen in de uitgave van de Dichterlijke werken. Deze vader diende hier als spreekbuis voor Witsen Geysbeek die zelf de illustratieloze editie van het verzameld werk had bezorgd. Zie hierover: Luijten 1992.
- eind33
- Van de geplande dertien delen van Al de werken van Jacob Cats. Brussel, Amsterdam en Zutphen. Brest van Kempen en W.J. Thieme (1830-1843) zijn slechts tien delen verschenen. Het betekende dat de bundel Sinne- en minnebeelden nooit in deze reeks werd uitgebracht (ubl 1018 b 8-14). Zie: mc, 15; en Ten Berge 1979, 252, nr. 26.5.
- eind34
- Een advertentie in de Haarlemse Courant van 6 januari 1870 nodigt uit op bestellijsten in de boekhandel in te tekenen. In exemplaar ubl 1018 d 3 is tevens een sticker ingeplakt van de Middelburgse boekhandelaar ‘Van Benthem & Jutting, op beziens, de prijs is f1,90’. Kennelijk kostte de band en het inbinden f0,40. Geheel achterin is een spotprentje ingeplakt: ‘Concurrentie Vader Cats f1,40.’ De firma Van de Beek in de Amsterdamse Reguliersbreestraat drijft hier de spot met het kleine lettercorps in deze editie. Zij blijkt nog duizend exemplaren van de uitgave Vader Cats door W.J. Hofdijk (zie b.40) op voorraad te hebben en biedt dit luxere, en in grotere letter gezette, werk een dubbeltje goedkoper aan. De reclamestunt staat ook afgebeeld in L. Kuitert, Het ene boek in vele delen. De uitgave van literaire series in Nederland 1850-1900. Diss. Amsterdam 1993, 120. Vgl. tevens Kloek 1995; over deze bandjes ook: Luijten 1995, 113-114.
- eind35
- Van Alle de wercken van den heere Jacob Cats; ridder, oud-raedtpensionaris van Hollandt. Schiedam, H.A.M. Roelants. 1852-1860, zouden in totaal negen delen verschijnen, echter zonder de Sinne- en minnebeelden. De delen zijn opgenomen in de serie Klassiek Letterkundig Pantheon, nrs. 1, 7, 11, 16, 24, 39, 45-46, 58 en 69. Exemplaren hiervan o.a. in de kb.
- eind36
- Restpartijen van deze uitgave zijn blijkbaar naar de Gebroeders E. en M. Cohen gegaan. In het eerste deel van exemplaar ubl 1019 b 1-2 is op de titelpagina een strookje over het adres geplakt: ‘Arnhem-Nijmegen. Gebr. E.&.M. Cohen 1888 (vgl. mc, 24 bis).