Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de wercken van den heere Jacob Cats. Wat kroon verdient niet zulken man, Die rijmen en die raden kan, En loflijk onderwijzen, Bij jeugdigen en grijzen; Die zijnen int, dat edel nat, Nooit heeft aan vorsten lof verklad, Nooit met hunn' malle daden Besmeurt zijn wijze bladen: Maar die gebruikt heeft om de jeugd Op 't spoor te helpen van de deugd, Of om de huisgebreken De lendenen te breken; Of somtijts ook tot hooger stof, Te weten, om des Scheppers lof, Te doen op zijn papieren Tot aan de sterren zwieren; Waar vindt men een zoo braven geest? Dus denkt gij mooglijk, die dat leest, Maar laat dat denken varen: Want, zoo gij maar de blaren Van dezen boek eens openslaat, En 't oor eens steekt in Hollands raad, Straks zult gij konnen merken, Aan duizend schoone werken, Dat Cats die geest is en die man, Die raad en rijm verschaffen kan; Dat Cats alleen door zijn gedicht Meer blinde zielen bragt tot licht, Meer dertelen tot schamen, Als all' ons dichters t'zamen. JEREMIAS de DECKER. Vorige Volgende