Op alle de dichtkunstige wercken van den ed. geestrijcken heere Jacob Cats,
Ridder, raetpensionaris, etc.
Hier heeft de wijze Cats, gekroont met zilvre haeren,
Zijn wijtbefaemde geest begraven in de blaeren.
Hier leeft hy duysent jaer, en meerder, eer hy leeft.
Hier is hy by de daedt, daer Jozef wederstreeft,
En Sephyras versoeck en dwangh tot geyle lusten,
In 't gloeyendst van zijn jeught, met reyne kuysheyt blusten.
Hier is hy by de min van 't eerst geschapen paer.
Hier maeckt hy levendigh, dien, over menigh jaer,
De tijd en felle dood het leven had benomen.
Hier doet hy d'henghstebron door Neêrlandt hene stromen,
En maeckt het steyl Parnas voor Nederlandt bequaem,
Te klimmen op sijn top, daer d'overvlugge faem
Op 't vaerdighst uyt trompet, wie zich daer op vertoonen.
Hier streeft hy wijd en ver, by tullebanden, kroonen,
By harders in het woud; by Jesus heylge Bruyt;
Ja, in den Hemel zelf, en haelt'er Godtheyt uyt.
Komt, land- en stad-genoot, vermoeyt van ydle zaecken,
Komt hier, wanneer 't u lust uw sinnen wat vermaecken.
Hier heeft de geest van Cats, voor sijn onfterflijckheyt,
Een graf, van vleugelen, uyt veel papiers bereyt.
Hier heeft hy zijn verblijf, soo langh de tijd sal duren,
Geeft eeuwigh wijsen raed aen zijne bondgeburen,
En blijft een avontlicht in 's werelts laetsten tijd.
Ick zingh hem danck en eer, en zege van den strijdt,
Die hy met hel, en droes, en werelt heeft gestreden,
En met de dood eerlangh zal strijden; daer een vrede,
Die eeuwigh duurt, op volght, by elck die overwint.
Zoo leeft zijn geest by Godt, en in papier en int.
|
|