Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De jonge vrou, met een oudt man getrout, spreeckt: Al is mijn heer gegaen tot aen de sestigh jaren, Ick sal gelijcke-wel mijn eere wel bewaren; Daer kome wat het wil, mijn schoot, en echte bedt En sal te geener tijt door yemant zijn besmet. Hier komt een jonge wulp ontrent mijn deure sweven, Die is, na dat ick merck, met lusten aengedreven. Hy sont my gister nacht een grooten minne-brief, Daer heet ick hondert mael sijn soetste soete-lief. Maer ick heb vast gestelt, en sal'er in volherden, Dat niemant sal door my oyt hooren-drager werden. Sy moet staegh trouwe zijn, die eenmael is getrout, Al is een echte man òf swack òf bijster out. Vorige Volgende