Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De jonge vrijster antwoordt: Wat meughje nu ter tijt tot my uw handen strecken? Wat kan ick anders doen, als met uw kuren gecken? 't Is niet als mal geraes, al watje nu begint, Want tot uw sot bedrijf en ben ick niet gesint. Ach, Fop! uyt dese Fuyck en konje niet geraken, 't En zy de bleecke doot eerst wil een eynde maken; Noyt doet'er eenigh mensch hier in een tweede reys, Of daer moet yemant gaen den wegh van alle vleys; Dat is een stale wet, die niet en is te breken, Waer op wel dient gelet, eer sich hier in te steken, Indien 't u qualijck gaet, het is uw eygen schult; Ghy, blijft dan dieje zijt, en lijdt'et met gedult. Uw klacht is sonder slot, het zijn verdiende plagen, Wat yemant willigh doet, dat moet hy willigh dragen: Het was met uwen wil, dat ghy hier binnen quaemt, Ghy, blijft nu datje zijt, en doet dat u betaemt. Hadt ghy my eerst versocht, en na den eysch gebeden, Doen ghy een vryer waert, en had uw vrye leden, 't Mocht zijn, ghy waert onthaelt gelijck een eerlijck man, Nu is 't om niet versocht, dat ick niet doen en kan. Vorige Volgende