Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op den taback. de taback-blaser spreeckt: Wat mach'er eenigh volck speck, vlees, of hammen wenschen, Al dat maeckt drabbigh bloet, en onvermeuge menschen; Voor my, ick weet een spijs die ick al beter houw, Die draegh ick in myn sack, of in mijn wijde mouw. Kom, let op mijn bedrijf, 't en zijn geen slechte saken: De kock dien ick gebruyck dat zijn mijn eygen kaken, Mijn keucken is een pijp, een doos mijn schapperae, Die draegh ick altijt met waer dat ick henen gae, Een blat is mijn gebraet. Van hier, o grage monden! De schoorsteen is mijn neus, is dat niet wel gevonden? En roock dat is mijn dranck, wat pas ick op den wijn! Ick kan oock sonder hem gerust en vrolijck zijn. 'k En hoef aen geen servet mijn handen af te vegen; Een kleyntje wel gebruyckt dat is een grooten segen: Wel, laeckt my dien het lust. Het is een rustigh man, Die met de minste kost hem vrolijck maken kan. Vorige Volgende