Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op wildt-braet. Het wildt-braet dient gedacht, en hier oock plaets gegeven, Vermits dat hedensdaeghs hier van de prinssen leven: 't Gingh eertijts anders toe, want, na men elders leest, Soo is het tamme vee al mede wildt geweest. Hier van is ons de jacht in ouden tijt gekomen, Die heden wel te recht veel menschen is benomen: 't En is niet voor het volck, 't en dient een yeder niet, Dat hy met honden jaeght of wilde dieren schiet. Laet heeren van het landt en groote prinssen jagen, Die konnen dat beslagh en sware kosten dragen: 't Is beter, dat het volck sijn spijs in stilte koopt, Als dat het na het wildt in woeste bosschen loopt. Maer wat'er uyt de jacht is best te sijn gegeten, Dat kunje met bescheydt van onsen schrijver weten, Wel, als ghy hebt een hart, een haes, een vinnigh swijn, Leert wat'er voor den mensch is best genut te sijn. Vorige Volgende