Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op eetbare wortelen. Hier sie ick, na my dunckt, een Vorst sijn knollen braden, Hy eet met grooten lust, hy kan hem niet versaden: Hy wil geen rijck geschenck, veracht het edel gout, Vermits hy dit gewas in grooter waerden hout. De wortels, lieve vriendt, die in der aerden groeyen, En sijn niet voor het swijn, of voor de grove koeyen; Maer sijn oock even-selfs geschapen voor den mensch, En menigh billick hert dat vint'er sijnen wensch. Veracht dan geen radijs, en min de soete knollen, Veracht geen hof-ajuin met sijn gehairde bollen, Veracht geen roode peen; maer leert het recht gebruick, Men vintse dickmael nut ten dienste van den buyck. Veracht geen cichorey, veracht geen pastinaken, Sy konnen voor uw volck bequame spijse maken: Siet, al dit wortel-tuygh heeft oock sijn voedtsel in, En die het wel gebruyckt, veracht het vuyl gewin. Vorige Volgende