Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de gierigheyt. De liefde tot het gelt heeft vry geen minder krachten, Om tot een vreemt gewoel te rucken ons gedachten: 't Is wonder om te sien wat dat het aertsche goet, Door al het gantsche landt, door al de werelt doet. Wat is'er menigh mensch, die nachten en die dagen Is besigh over-al met rijckdom na te jagen; En schoon hy 't eens verkrijght dat hy geduerigh socht, Soo is hy maer alleen in meerder angst gebrocht. 't Is oly in het vuur al wat hy heeft bekomen, En sijn geltgierigh hert is dieper ingenomen: Het goet dat hy besit, dat is dat hy ontbeert, En hoe hy meer verkrijght, hoe dat hy meer begeert. Wat raet voor dit gebreck? Siet op uw vluchtigh leven, Siet, wat een engen buyck is aen den mensch gegeven; [pagina 518] [p. 518] Siet wat hy maer en hoeft, en, wilje sijn gerust, Tracht niet tot meerder goet, maer mindert uwen lust. Vorige Volgende