Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Uyt Ovidius Konst der minnen: Gesellen, hoort een woort! Wanneer uw teere sinnen Gevoelen eerst den brandt en hellen om te minnen, Soo vint u metter daedt ontrent het weligh kruyt, En eer het vorder gaet, soo roeyt den wortel uyt. Gelooft het, dien het raeckt: met langh hier op te wachten, Soo wert de liefde sterck, en boven uwe krachten. Dat eerst een beeckjen was, dat wert een groote stroom: Dat eerst een tackjen was, dat wert een grooten boom. Een sieckte, die wel eer stont haest te zijn genesen, Kan heden buyten raedt en sonder hope wesen: Een die sijn tijt vergeeuwt, als hy wat goets vermagh, Sal niet bequamer zijn oock op den naesten dagh. [pagina 517] [p. 517] Wy zijn onachtsaem volck, en sleuren alle saken, En willen, als het dient, niet aen het zeer geraken; Daer kruypt dan even staegh, daer kruypt de kanker voort, Om dat het slim vergif niet eer en was gestoort. Voelt daerom eenigh mensch van liefde sich bevechten, Die zy flucx in de weer, en laet hem onderrechten; Maer doe het met beleyt, en eer het vinnigh quaet De sinnen overloopt, en vast gewortelt staet. In qualen van den geest, in sieckten van de leden, Daer wijst de stage daedt, daer leert de vaste reden, Dat yeder raedt behoeft, en dàt ter rechter tijt, Al-eer het slim bejagh tot in het herte glijt. Daer zijnder onder u van soo verdraeyde finnen, Die sonder voor-beraet haer stellen om te minnen: En als het slim fenijn is aen het hert gegaen, Dan spreeckt men om behulp de beste vrienden aen. Dit zijn, onwijse jeught, dit zijn verkeerde slagen, Ghy dient van eersten aen om raedt te komen vragen: Het is van outs geseyt: het licht dat voren gaet, Dat geeft in alle dingh voor al de meeste baet. Vorige Volgende