Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de droefheyt. Laet ons wat dieper gaen, en in 't bysonder spreken Van al dit ziel-gewoel, en al de binne-steken: De droefheyt is voor eerst die ons de sinnen quelt, En menigh teer gemoet in vreemde bochten stelt. Hier tegen dient behulp en goeden raet gegeven, Om sonder eenigh leet en stil te mogen leven; Maer 't kruyt, dat aen den mensch in dese sieckte dient, En komt niet uyt het velt, maer van een wijsen vrient. Een woort, een troostigh woort, te rechter tijt gesproken, Dat heeft aen menigh hert dit onheyl afgebroken, Dat is de rechte zalf die swacke menschen helpt, En droeve sinnen heelt, en heete tranen stelpt. Maer Godes heyligh boeck in dit geval te lesen, Plagh aen een treurigh hert een groot vermaeck te wesen; Doch, boven alle dingh, tot God een reyn gebet, Dat is de rechte troost die een in ruste set. Vorige Volgende