Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de beweginge des gemoets in 't gemeen. Soeckt yemant wel te zijn, die moet, voor alle dingen, Sijn drift, sijn herts-gewoel, sijn binne-tochten dwingen; Want als het innigh deel in goeden vrede staet, Het lijf en sijn gevolgh, dat wort'er deur gebaet. Wel aen dan, schout verdriet, en nijt, en minne-vlagen, En wilt te grooten vreught en hevigh bloet verjagen, Drijft eer en gelt-sucht wegh, jaeght anghst uyt uwen geest, En maeckt dat ghy alleen den grooten Schepper vreest! 'k En wil noch evenwel van yemant oyt begeeren, Dat hy uyt sijn gemoet sal alle tochten weeren; Een geestigh hovenier besnoeyt het weeligh kruyt, Maer roeyt noch evenwel geen stam of wortel uyt. Een boom van wilden aert die kan het enten baten: Hy kan door goet beleyt sijn wrange vruchten laten. Ghy mooght dan, sooje kont, versetten uwe pijn, Uw hert magh evenwel niet ongevoeligh zijn. Vorige Volgende