Alle de werken. Deel 2(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 490] [p. 490] XXV. Noch op den selven boom. Gesellen, sooje vraeght, of weet'et iemant niet, Waerom d'Abeele-boom soo diepe wortels schiet? De reden, na mijn dunckt, die is wel uyt te vinden: Dit hout is over-al een schutsel voor de winden, Het moet aen alle kant het onweer tegen staen, En daerom laet den boom sijn wortels dieper gaen. Ach! waerom is de mensch tot voorspoet soo genegen? Siet, in het tegendeel is dickmael beter zegen: Waer is'er eenigh man, gelijck hy wesen moet, Die noyt en is beproest van druck of tegenspoet? Waer vint men immermeer een schipper recht ervaren, Die niet als voor de wint gedurigh heeft gevaren? De beste Christen selfs en blijft de beste niet, Indien het soet geluck hem stage gunste biet. Ick mach het overluyt, en met de waerheyt seggen, Een ander dien het lust, die mach het overleggen; Dit leer ick uyt de daet, en uyt dit eygen werck: Uyt droefheyt word' ick bly, en in de swackheyt sterck. Vorige Volgende