Voorwoord
Een kleine ets van Rembrandt, die een oude zigeunerin met haar pleegkind voorstelt en deel uitmaakte van een in maart 1957 gehouden tentoonstelling, getiteld ‘Rembrandt et son école’, in het Institut Néerlandais te Parijs, werd aanleiding tot een nieuwe bestudering van het onderwerp dat ook Cats voor zijn Spaens Heydinnetje had geboeid.
Er bleek heel wat meer aan vast te zitten dan wij aanvankelijk dachten, omdat dit op het eerste gezicht zo simpele en overbekende gegeven een dichterlijke uiting is van een voor die tijd modern probleem en van een renaissancistische gedachtenwereld die steun zocht van klassieke autoriteiten en bijbels gezag.
Zonder de grondige bestudering van vele details en de nauwgezette en veelzeggende precisering van tal van uitdrukkingen uit het zeventiende-eeuwse Nederlands van de zijde van Prof. Dr. G. Kuiper te Amsterdam zou dit stukje typisch Nederlandse literatuur veel minder tot zijn recht zijn gekomen. Ik ben zeer erkentelijk voor zijn uitstekende raad.
Tevens dank ik de heer F. Lugt in Parijs, die toestemming gaf hier de ets, die behoort tot de prachtige verzameling tekeningen en etsen van Rembrandt die het Institut Néerlandais in zijn bezit heeft, af te drukken.
Tenslotte dank ik de N.V. Uitgeversmaatschappij W.E.J. Tjeenk Willink te Zwolle, die de druk mogelijk heeft gemaakt.
Enschede, januari 1962
H.J. VIEU-KUIK