Aenmerckinghe op de tegenwoordige steert-sterre en drie lofdichten op Philips van Lansbergen
(1986)–Jacob Cats– Auteursrechtelijk beschermdLezerspubliek en waarderingVoor welke lezers was Aenmerckinghe bedoeld en hoe werd dit pamflet gewaardeerd? De titelpagina omschrijft het beoogde publiek slechts als ‘alle rechtsinnige Verstanden’, dat wil zeggen: alle verstandige mensen. We komen hier niet veel verder mee, want dit is een groepering waartoe een ieder zich graag zal rekenen. We zien dat het pamflet niet in het Latijn maar in de volkstaal gesteld is, wat er op kan wijzen dat het voor een vrij brede lezerskring bedoeld was. Daar staat echter tegenover dat Cats' redeneringen soms tamelijk ingewikkeld zijn, terwijl hij bovendien een fors aantal Latijnse citaten geeft. Hij zegt erbij dat ze slechts bedoeld zijn voor ‘de gene die de tale verstaen’; verwacht hij dat er maar weinig lezers zullen zijn die Latijn kunnen lezen? Waarom vult hij dan zo'n anderhalve pagina (van de twintig) met dergelijke citaten? De enige conclusie die we kunnen trekken, is dat Cats kennelijk niet de bedoeling had voor een publiek van uitsluitend hooggeleerden te schrijven. In een recent naslagwerk vinden we onder het trefwoord Cats de volgende opmerkingen: Zijn poëzie neemt geen hoge vlucht en ontroert zelden; ze is integendeel hier en daar zelfs grof en plat. Cats wilde er zijn volk door opvoeden en daarbij had hij de brede massa voor ogen. Zijn kunst is altijd en alleen volkskunst.Ga naar eind49 De vraag naar de juistheid van deze opmerkingen als literair waardeoordeel doet hier niet ter zake. Zoals bekend is de waarderingsgeschiedenis van Cats hoogst opmerkelijk. Na een ongekende waardering of zelfs verering in de zeventiende en achttiende eeuw, volgde een, zeer negatieve waardering zo niet verguizing in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. De laatste | |
[pagina 39]
| |
decennia geven af en toe een hernieuwde ‘aandacht voor Cats’ te zien, maar het is niet waarschijnlijk dat hij ooit zijn vroegere populariteit zal herwinnen.Ga naar eind50 Waar het hier echter om gaat, is de vraag of de geciteerde opmerkingen juist zijn als feitelijke constatering inzake Cats' lezerspubliek in de vroege zeventiende eeuw. Het lijkt niet te gewaagd om deze vraag ontkennend te beantwoorden, zowel voor wat betreft Cats' emblematabundels uit 1618, als voor wat betreft de Aenmerckinghe. Want wat mag dat wel voor een ‘brede massa’ zijn in het begin van de zeventiende eeuw, een brede massa die niet alleen goed kan lezen (of luisteren) maar die bovendien geïnteresseerd is in gedichten vol klassieke symboliek, vol citaten uit verschillende talen? Voorzover Cats' werk in zijn eigen tijd inderdaad ‘volkskunst’ was, moeten we onder dat volk waarschijnlijk niet de ‘brede massa’ verstaan. Het ligt meer voor de hand zijn publiek te zoeken, misschien niet in de toplaag van de academisch geschoolde elite, maar toch zeker in kringen van de ontwikkelde burgerij. Over de eigentijdse waardering van Aenmerckinghe ontbreken ons concrete gegevens. In latere tijden vinden we echter herhaaldelijk verwijzingen naar het pamflet; sommige auteurs citeren er met waardering een stukje uit, en meestal vermelden ze erbij dat het aan Cats wordt toegeschreven.Ga naar eind51 Toch heeft de anonimiteit in zekere zin een blijvende invloed uitgeoefend, want voorzover bekend is Aenmerckinghe nooit in zijn geheel opgenomen in een latere editie van Cats' werk.Ga naar eind52 Alleen het eerste en het laatste gedicht uit het pamflet zijn, waarschijnlijk via de Zeeusche nachtegael, terechtgekomen in enkele ‘Alle de werken van Cats’-edities.
In deze tekstuitgave wordt het pamflet in zijn geheel weergegeven, waarna enkele lofdichten op Philips Lansbergen volgen, die veel verwante ideeën bevatten. We citeren nog eenmaal de auteur van Aenmerckinghe en roepen de lezer toe: Nemet ten goede, ende Vaert wel. | |
[pagina 40]
| |
Afb. 5. Titelpagina van Verklaringhe om yegelijcken te adverteeren van de dreyghementen Godts, die wy aenmercken in 't aenschouwen vanden Comeet. Geschreven door ‘Mr. Balduinum Nicolai, beminder der loffelijcker Matimatischer konsten.’ Collectie Bibliotheca Thysiana, Leiden.
|
|