Aenmerckinghe op de tegenwoordige steert-sterre en drie lofdichten op Philips van Lansbergen
(1986)–Jacob Cats– Auteursrechtelijk beschermdVier variaties op een themaZoals gezegd belooft de titel van Aenmerckinghe een heel programma, en dit programma wordt inderdaad grotendeels afgewerkt in de vier onderdelen waaruit het pamflet bestaat: een gedicht, een samenspraak op rijm, een verhandeling in proza en een nieuwjaarsgedicht. Deze vier onderdelen vormen als het ware vier variaties op een thema, dat steeds vanuit een andere gezichtshoek bekeken wordt.
Het pamflet opent met het gedicht Bedenckinghe by ghelegentheyt van de jegenwoordighe Steert-sterre, op de vergaderinghe van dè huydendaechsche Synode. Dit gedicht brengt dus de komeet in verband met de ‘huydendaechsche’, dat wil zeggen de Dordtse, Synode en is opvallend optimistisch van toon. Al direct ligt het accent op de positieve kanten van ‘nieuwe sterren’. Als voorbeeld wordt de ster van Bethlehem genoemd, en zelfs de ‘nieuwe ster’ die voorafging aan de Bartholomeüsnacht kan achteraf als heilbrengend worden geïnterpreteerd, omdat het bloed der martelaren opnieuw het zaad der kerk is gebleken. De laatste strofe trekt deze lijn door naar het heden. Iedereen die de komeet ziet, ‘wacht met vrees en angst wat dit beduyden wil’, maar Cats heeft er kennelijk goede hoop op dat zijn bede om geestelijke vernieuwing niet tevergeefs zal zijn. Moge met Gods hulp de eenheid weer hersteld worden - dat is de wens die hij aan het einde uitspreekt. | |
[pagina 13]
| |
Een zelfde gematigd optimisme spreekt overigens ook uit de keuze van het Bijbelcitaat op de titelpagina, waar God over de kelk zijner grimmigheid zegt: ‘ghy en sult hem niet meer drincken’. Bovendien is de strekking van het gedicht volledig in overeenstemming met die van een ander gedicht over de Synode van Dordrecht, verschenen op een gelegenheidsprent en later eveneens opgenomen in de Zeeusche Nachtegael. In dit gedicht spreekt Cats de hoop uit dat het werk van de deelnemers aan de synode ‘mach doen alsulcken vrucht, / Dat Twist, en swarte Nijt mach tijden op de vlucht’.Ga naar eind7
Na de hoopvolle openingswoorden volgt dan de Tsamen-sprake nopende de ieghenwoordighe Steert-sterre, een dialoog tussen de personages Welhem en Gheen-aert. Zij vertolken tegengestelde standpunten en roepen op een gegeven moment de hulp in van een derde man, Reynhart, die als bemiddelaar optreedt. Wel-hem behoort tot degenen die geneigd is veel geloof te hechten aan wat er in de sterren staat. Ook de komeet moet volgens hem iets betekenen, en zeker niet veel goeds. Van deskundigen op dit gebied heeft hij vernomen ‘Datmen noyt comeet en siet, / Die niet sijn vergif en schiet’, en volgens hem kan het geen toeval zijn dat de komeet juist nu verschijnt. De binnenlandse problemen zijn immers enorm, en ook uit het buitenland komen slechte berichten over oorlogen en omwentelingen. Het kan toch haast niet anders of dat alles hangt samen met het verschijnen van de komeet. Wel-hem's discussiepartner Gheen-aert gelooft hier niets van. Hij maakt flauwe grappen over de sterrenbeelden (‘Jck en ken geen ander Visschen, / Als die goet zijn voor de disschen’) en vindt dat men met beide benen op de grond moet blijven staan en niet naar de hemel moet turen. Hij hoort liever ‘Kom eten’ dan ‘Kometen’. Wel-hem vindt dit een platvloerse redenering. De mens is niet voor niets een tweevoeter; anders dan de dieren kan hij rechtop lopen en hoeft hij niet met de kop omlaag in de aarde te wroeten op zoek naar voedsel. Van die mogelijkheid om het hoofd omhoog, ten hemel te heffen, moet men gebruik maken. Als arbiter in deze discussie treedt Reyn-hart op, die een tussenoplossing voorstelt. Zijns inziens hebben hemelverschijnselen zoals kometen wel degelijk iets te betekenen, maar moet men niet proberen er een concrete voorspelling uit af te leiden. Van belang is slechts de algemene duiding dat ‘teykens en Cometen’ een waarschuwing van God zijn, die wil dat de mens zijn leven betert. Astrologische voor- | |
[pagina 14]
| |
spellers van precieze gebeurtenissen in de toekomst hebben dus ongelijk, maar onverschillige, slechts op zichzelf en op het aardse geconcentreerde lieden hebben het al evenzeer mis. Uit alles blijkt dat Reyn-hart het standpunt van de auteur vertegenwoordigt, een standpunt dat we ook in het volgende onderdeel van het pamflet terugvinden.
Dit derde onderdeel, getiteld Naerder op-merckinge over de Cometen ende andere teykens des hemels, is in proza gesteld en draagt het karakter van een betoog, voorzien van wetenschappelijke argumenten en op retorische wijze geformuleerd. De drie personages uit de samenspraak worden hier meer algemeen omschreven als ‘dry-derley soorten van menschen’. Met het eerste soort mensen - degenen die menen dat sterren en planeten oorzaak of voorbode zijn van alles wat er op aarde gebeurt, zodat men uit de tekenen des hemels concrete gebeurtenissen kan voorspellen - rekent de auteur snel af: op verschillende plaatsen in de Bijbel wordt tegen dergelijke lieden gewaarschuwd, een van de ‘oude wijs-gierige’ stelt hen aan de kaak als oplichters en in het Romeins recht worden hun activiteiten zelfs uitdrukkelijk strafbaar gesteld. Tegen het tweede type mensen - degenen die helemaal geen acht slaan op wat zich aan de hemel afspeelt - wordt nogmaals het argument gebruikt dat de mens niet voor niets is geschapen als rechtoplopend dier. Zilver en goud liggen als delfstof diep in de aarde verstopt; daarentegen geeft God het hemelse goud en zilver van zonne- en maneschijn onverhuld aan de mens ter beschouwing. Bovendien behelst de door God gewilde hiërarchie van al het geschapene, dat de dingen zuiverder zijn naarmate ze zich hoger bevinden. Wat zich dicht bij de aarde bevindt is ook in overdrachtelijke zin ‘laag bij de gronds’. Kortom: wie zijn blik op de hemel richt, handelt ‘wel ende wijsselick’, mits hij daarbij niet zover gaat als de mensen van het eerst besproken type. De uiteenzetting over de derde visie, de gulden middenweg die kennelijk de mening van de auteur zelf vertegenwoordigt, neemt veruit het grootste gedeelte van de Naerder op-merckinge in beslag. Hoe kan men weten waar het juiste midden ligt? Ter beantwoording van deze vraag maakt Cats allereerst een onderscheid tussen gewone en buiten-gewone hemelverschijnselen. De gewone zijn de moeite van het bestuderen zeker waard - ze duiden de seizoenen aan, de stand van eb en vloed, weersveranderingen, enzovoort- maar dit wil niet zeggen | |
[pagina 15]
| |
Afb. 2. Prognosticatie op het jaar 1619. Dit pamflet was al gedrukt voordat de komeet verscheen. Het werd met bekwame spoed aan de actualiteit aangepast door een stukje uit de titelpagina te snijden en daar een afbeelding van de komeet achter te plaatsen. Overigens schreef de auteur later nog een apart pamflet over de komeet. Collectie Bibliotheca Thysiana, Leiden.
| |
[pagina 16]
| |
dat men zich er speciale zorgen om zou moeten maken. Daarentegen blijkt uit verschillende Bijbelplaatsen duidelijk dat ongewone hemelverschijnselen ‘voorboden van eenighe toecomende swaricheden op der aerden’ zijn. Uit het werk van historieschrijvers en klassieke auteurs blijkt bovendien dat kometen veelal gepaard gaan met akelige gebeurtenissen zoals ‘Diere tijden, Pestilentiale sieckten, aenstaende Oorlooghen, doot van Princen, en veranderinge inde staet vanden lande’. Een volle pagina Latijnse citaten, waarin we de klassieken in ‘uytgesochte schrick-woorden’ vervaarlijk horen ‘donderen’, illustreert deze mening nog eens ten overvloede. Intussen zijn er, zo zegt Cats, ook mensen die menen dat kometen niets te betekenen hebben en ‘datmen daer op geen acht ter werelt behoort te nemen’. Deze lieden baseren die opvatting ten eerste op de Bijbelplaats Jeremia 10:2 (‘...en schrikt niet voor de tekenen aan den hemel, omdat de volken daarvoor schrikken’) en ten tweede op de stelling dat kometen natuurlijke oorzaken hebben. Cats doet het eerste argument af met de woorden dat de hemelverschijnselen volgens de profeet wel degelijk iets be-tekenen, omdat hij het anders geen ‘tekenen’ zou noemen. Het tweede argument wordt gepareerd door een vergelijking tussen kometen en regenbogen: de regenboog wordt ongetwijfeld door natuurlijke oorzaken voortgebracht, ‘even-wel nochtans isset een teyken des verbonts tusschen God ende alle levende gedierte...’ Bovendien is het ook nog helemaal niet afdoende bewezen dat kometen natuurlijke oorzaken hebben. Vervolgens bestrijdt Cats dan de opvatting dat kometen niet slechts voorboden van onheil zijn, maar ook oorzaak daarvan. Deze gedachte wordt door hem zonder nadere argumentatie als ongerijmd bestempeld. De slotalinea's van Naerder op-merckinge benadrukken nog eens dat kometen en dergelijke buitengewone tekenen moeten worden gezien als algemene waarschuwing van God. God lijkt geenszins op ‘sekeren quaden aert van honden, die bijten al-eer sy bassen’. Integendeel, hij waarschuwt de mens, opdat deze tijdig zijn leven zal beteren. Verder mag een duiding niet gaan; wat de komeet precies zal brengen, is alleen bekend aan God zelf en aan ‘den genen die desenthalven eenighe bysondere openbaringhe van Gode mach hebben ontfangen’.
Net als de drie andere onderdelen van het pamflet roept ook het afsluitende gedicht Nieuwe-Iaer-Gifte aen den Leser een ieder op tot verbetering van zijn levenswandel. Alles in de natuur is voortdurend in | |
[pagina 17]
| |
verandering en vernieuwt zichzelf. In het nieuwe jaar zullen de bloemen weer bloeien, de ‘boomen sullen spruyten’, kortom, alles wordt nieuw. De mens kan weliswaar niet lichamelijk vernieuwd, verjongd worden, maar dat is niet zo erg; de geest is belangrijker dan het lichaam, en het is in de eerste plaats de geest die moet worden vernieuwd. Ook in dit gedicht ontbreken de tekenen des hemels niet. Cats wijst erop dat de zon elke dag weer opkomt en ondergaat, jaar na jaar, terwijl de ondergang van de mens, het sterven, definitief is. We leven maar eenmaal, en we moeten die ene kans om een godvruchtig leven te leiden zo goed mogelijk gebruiken.
Tot zover deze samenvatting van de inhoud. De algemene strekking van het pamflet is duidelijk: de mens moet zijn leven beteren. De manier waarop deze stelling wordt toegelicht laat echter heel wat vragen open, en vooral het betoog in de Naerder op-merckinge bevat op het eerste gezicht nogal wat tegenstrijdigheden. Op zoek naar de oorzaak daarvan, kunnen we ons allereerst de vraag stellen: wat wist men rond 1618 van kometen? |
|