Diversche liedekens(1574)–Matthijs de Castelein– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Een ander.XXVIIJ. O Triumphante vrouwe, Soethertich zonder zwijcke: Brocht ghy niet te verzijcke Dijn dienaers een groot deel O Uenus root van gouwe Solaes zonder ghelijcke: Ghy waert een hemelrijcke, Een costelijck iuweel: Jck claeght d’bitter morseel van uwen wreeden zin: Lustich is dijn prieel waerder geen droefheyd in. O rieckende roosiere, Soetmondighe sucade, [pagina 70] [p. 70] Dijn minne coop ick diere, Dat doet dijn onghenade: Jonckvrouwe of icks v bade, Berecht my eer yet lanck, Mach ick dy sonder schade, Niet minnen aenschijn blanck, Tis qualick uwen danck, Soodt blijckt aen mijn verdriet: Den mond wat vreughde schanck, Maer therte en meendes niet. Ick vinde in al dijn saken, Mijns lichaems fel verbroeyen Een langhen ende een haken, Dwelck my wel mach vernoeyen: Ghy wilt my niet besproeyen Als siet mijn aenschijn bleeck, Druck doedy altoos groeyen, Aen v is gheen verreeck: Uan liefden ben ick weeck Ende al vul onghevals, Wat dient dien loosen smeeck, Dijn zeem is al vul gals. O balssem soet van gheure, Deurluchtich als granaten, Jck volgh’u byden speure Ghy rieckt bet dan muscaten: Jck en sal v niet laten Als waert v lief of leet, [pagina 71] [p. 71] Hoe soudick v ghehaten, De liefste dien ick weet: Hier hebdy claer bescheet, Ghy blijft met my ghequelt: Die totten fine street Thenden behielt hy tvelt. Die my toezont dees nope, Als thooft van Uenus throone, Biedt my een beter hope, Sendt my confoort te loone, Of tooghes niet soo schoone, Gh’lijck tCocodril dat weent: Soo edel van persoone, Hoe zydy dus versteent? Als ghy my troost verleent Dan dichtick op een nieu, Ghy weett wien therte meent, Hier met Princesse adieu. Vorige Volgende