‘Je let niet op,’ zei de Muis streng tot Alice, ‘waar denk je aan?’
‘Neemt u me niet kwalijk,’ zei Alice erg nederig, ‘u was geloof ik aan de vijfde kronkel.’
‘Daar was ik helemaal niet,’ zei de Muis terwijl hij opstond en wegliep, ‘je beledigt me, wanneer je zulke onzin praat!’
‘Maar dat was de bedoeling toch niet,’ zei de arme Alice smekend, ‘jullie zijn ook zo gauw beledigd.’
De Muis bromde maar wat als antwoord.
‘Ach komt u toch terug en vertel uw verhaal verder,’ riep Alice hem na. En de anderen riepen allemaal in koor: ‘Ja, alsjeblieft,’ maar de Muis schudde ongeduldig zijn hoofd en liep nog wat harder.
‘Wat jammer dat hij niet blijven wou,’ zuchtte de Papegaai toen hij uit het gezicht was en een oude Krab vond dit een goede gelegenheid om haar dochter te vermanen: ‘Zie je, kindje, leer hieruit dat je altijd je goede humeur moet bewaren.’
‘Hou toch je mond Moeder,’ zei de jonge Krab een beetje snibbig, ‘van jou zou een oester nog zijn geduld verliezen.’
‘Ik wou dat onze Dina hier was,’ zei Alice hardop, zonder zich tot iemand persoonlijk te richten, ‘die zou hem wel gauw terugbrengen.’
‘En wie is Dina, als ik vragen mag,’ zei de Papegaai.
Alice ging er gretig op in, want ze vond het altijd prettig om over haar lievelingsdier te praten. ‘Dina,’ zei ze ‘is onze kat. En ze kan zo geweldig muizen vangen, dat moest u eens zien. En u moest eens zien