hem te ver. Gejaagd schonk hij een bodempje in een glas, draaide zich weer naar de bink en begon aan het vóórproefnummer. Ze keken allebei naar hem, het meisje pinnig, de man licht hoofdwiebelend en met de ogen knipperend, in een hardnekkig pogen twee vage beelden tot één te versmelten. Nu had de ober het bocht op zijn tong, liet het even door de mondholte waren en slikte het toen met ostentatief bewegende adamsappel door. Hij keek zeer introvert, zoals men luistert naar de eigen ziel. Even trok hij vragend de wenkbrauwen op, één vreselijk moment blijkbaar in gruwelijke twijfel. Was er iets niet in orde met de champagne? Hij nam nog een slokje en maakte toen een einde aan de spanning, door zijn gelaat met blijde verrukking te overspoelen. Voorzichtig schonk hij nu de man een beetje in.
Die tastte eerst naast het glas, kreeg het toen te pakken en klokte de inhoud naar binnen. In een maag vol bier, whisky en jenever kon dit blinde paard geen schade doen.
‘Da's o.k.,’ zei hij, ‘lekker wijntje.’
De fles was nu definitief geplaatst en die griet zou wel zorgen dat hij gauw leeg kwam. Geruisloos trok de ober zich terug naar een strategische plaats, waar hij de kleinste wenk kon waarnemen. Hij overzag zijn werkruimte, zoals een verpleger een zaal met geestelijk gestoorden. De patiënten moesten behoorlijk geholpen worden, daar hadden ze recht op. Maar hoe goed was het, gezond te zijn. Met ogen zonder uitdrukking keek hij naar het meisje, dat alweer inschonk! Hij dacht aan zijn eigen kinderen. Ina zat in de vijfde van het gymnasium, Elly studeerde al twee jaar voor sociaal werkster en Joop, zijn oudste, was nu accountant in Tilburg. Hij mocht niet klagen. Die kinderen waren...
‘Ober!’
Schelle stem had die griet. Dat zat hier elke avond. Kwam nog uit een behoorlijk gezin óók. Als hij Elly of Ina ooit in een tent als deze zou zien, brak hij ze eigenhandig beide benen.
‘Mevrouw wenst?’
‘Nog zo'n flesje wil meneer. En een sigaar.’
‘Ja,’ zei de man, om ook iets bij te dragen. ‘Een goeie sigaar. Prijs kan me niet schelen.’