scholing van straatschenners, die er een laag behagen in scheppen alles stuk te maken.
Zijn ordelijke geest komt daartegen in opstand.
Want zijn ingeschapen netheid kent geen grenzen. Midden op straat staat hij hulpeloos met het papiertje, waarin zijn dropje zat, tussen duim en vinger, want hij kan het eenvoudig niet over zijn hart verkrijgen, er het trottoir mee te bevuilen. Ik geloof dat hij het enige jongetje in Amsterdam is, dat de normen van de ‘opgeruimd staat netjes’ actie volkomen orthodox naleeft.
Toen ik gisteren met hem wandelde hadden we, behalve het vandalisme van publieke werken, nog een ander belangwekkend motief met elkaar te bespreken.
Al enige jaren werk ik namelijk mee aan een radioprogramma voor de vrouw, door wat voor te lezen. 't Is een matineuze uitzending, maar ik hoef er niet vroeg voor op, want de verhaaltjes staan op de band, die in de namiddag wordt opgenomen.
U ziet, de techniek bezorgt ons niet uitsluitend ellende.
Van de week reed mijn kleinzoon, bij hem thuis, juist met zijn fietsje door de kamer, toen de radio aanstond en het vrouwenprogramma losbrandde.
Ik verhief mijn stem, hij remde onmiddellijk af, luisterde even en sprak:
‘Opa is hier.’
‘Nee, hij is in de radio,’ zei zijn moeder.
Lange stilte.
Hij keek of hij zich genept voelde, als iemand over wie een anekdote de ronde doet, die hij zelf niet begrijpt, zodat hij een beetje witjes meelacht.
Op de wandeling begon hij aarzelend met mij over de kwestie.
‘Riep jij dat?’ vroeg hij.
‘Wat?’
‘Van die radio.’
‘Ja, dat riep ik,’ antwoordde ik, een beetje vaag. Want ik kon toch moeilijk proberen, hem de technische samenhang van deze interessante uitvinding uit te leggen.
Ik snap er trouwens zelf niets van.