‘Over de herkomst van dit voorwerp.’
Hij wees op het pak.
‘Kom binnen,’ zei Germ de Jong.
In het atelier begon de man het papier te verwijderen.
‘Hoe kom je eigenlijk aan mijn adres?’
‘Uit het telefoonboek.’
Het pak was open. Er kwam een tekening van Germ de Jong uit. (‘Een goeie tekening, uit Frankrijk. Ik wou dat ik 'm terug had.’) Er zat een lijst omheen. Het glas was gebarsten.
‘Dat is toch een tekening van u, hè?’ vroeg de arbeider.
‘Ja. Hoe kom je er aan?’
‘Dat zal ik u vertellen,’ zei de man, ‘Ik liep gisterochtend door de P.C. Hooftstraat. 't Was vroeg. De vullisbakken stonden buiten. Maar de reiniging was nog niet geweest. Nou, bij een van die bakken, zo er tegen aan geleund, stond dit.’
Hij wees op de ingelijste tekening met het gebarsten glas.
‘Ik heb het mee naar huis genomen,’ besloot hij.
Germ de Jong vroeg:
‘En wat kom je nou doen?’
Met ernstige ogen keek de man hem aan en zei:
‘Ik kom vragen of ik 't houden mag.’
‘Waarom wil je 't houden?’
‘Omdat ik 't zo mooi vind.’
(‘'t Was zo'n arbeider, waarvoor ze indertijd die volksconcerten in mekaar getimmerd hebben,’ zei Germ de Jong in de steeg tegen mij.)
‘Nou, dan mag je 'm houden,’ had hij gezegd.
De man lachte verheugd.
‘Dank u wel meneer De Jong,’ zei hij.
Hij stak zijn hand in zijn broekzak en vroeg:
‘Mag ik u een shagje aanbieden?’
‘Nee, neem een sigaret van mij,’ antwoordde Germ.
En toen de man had toegetast:
‘Wil je soms iets drinken?’
De bezoeker was voorzichtig bezig, de tekening weer in te pakken.
‘Een glaasje wijn? Een borrel?’