dagtaak, vaak met avondlijke overuren. Verslaggevers maakten toen nog ‘persklare’ verslagen. Als ik bij de rechtbank zat wist ik dat Ulco, eens per uur, achter mij zou oprijzen om de volgeschreven blaadjes in ontvangst te nemen en, op de fiets met het rode ajc-vlaggetje, naar de krant te brengen. Hij was zeer accuraat en zeer zwijgzaam. Ook zonder het vlaggetje zou je onmiddellijk de echte ajc-er in hem hebben herkend - blond gekuifd, gezond, helder van oogopslag en gekleed in een pilo pofbroekgewaad, waardoor hij steeds op weg scheen naar een kampvuur, ten einde deel te nemen aan een goed, open gesprek en vervolgens te luisteren naar een socialistisch vers van Margot Vos. Maar hij was onophoudelijk op weg naar de krant.
Pieters, onze stadsverslaggever die mij in het vak opleidde, zat vol grappen en rook op alle uren van de dag naar drank.
Al lang voor Jaap van der Merwe had hij een nieuwe tekst gemaakt op de Internationale, die hij vaak aanhief. Ik herinner me de zinnen: ‘Makkers kom, de oude klare, wacht ons in de kroeg met smart.’
Naast zijn bureau in het redactievertrek hing een groot stuk karton. Dat was zijn eigen muurkrant. Hij plakte er van alles op. Een fotomontage van ir. Albarda, de fractieleider der sdap, naast twee opmerkelijke juffrouwen die hij uit het badnummer van De Lach had geknipt. Een kop uit onze krant met een uitspraak van Wibaut die door weglating van een paar woorden een obscene betekenis had gekregen. Of berichtjes met een noodlottige drukfout, zoals: ‘Het vara-zomerfeest ging rustig van start, maar toen Lien en Ans Mierevelt op het grote podium waren gekeest stroomden de men-