moeder vroeg derhalve tante Anna op de thee en lichtte haar in.
‘Accepteer jij dat?’ vroeg ze vlammend.
Eigenlijk was het vrouwtje dat wel van plan. Maar mijn moeder zette haar actie tegen haar broer en ‘die slet’ zo krachtig voort dat tante Anna geen uitweg meer zag en - zij het ongeïnspireerd - haar karbiesje pakte en met haar twee kinderen naar haar ouders vluchtte, onder achterlating van een handschrijven waarin stond dat ze het niet accepteerde. De volgende ochtend haalde oom Frits zijn gezin al terug.
‘Zo'n leeg huis is niks voor mij,’ zei hij, ‘daar ben ik te fijn voor gebouwd.’
Vervolgens schreef hij een brief aan mijn moeder waarin hij haar ‘een adder’ noemde. Nu blijft je moeder altijd je moeder, vind ik. Maar als ik mezelf verdamp tot de toonloze matheid van de historicus, moet ik toch toegeven dat ik de brief wel begrijpen kan. Mijn moeder niet. Zij verklaarde oom Frits de totale oorlog. Met de pianola was het dus afgelopen. Maar de brouille bracht nog een andere consequentie met zich mee.
Eéns in de week, op zaterdagmiddag om twee uur, placht oom Frits zijn moeder te komen bezoeken en die woonde bij ons in, op de eerste verdieping, boven de winkel. Met die visites ging hij door, maar gemakkelijk waren ze niet.
Mijn moeder zorgde ervoor op zaterdagmiddag, om twee uur precies, met over de borst gekruiste armen achter haar toonbank te staan. Om haar mond speelde dan een uitdagend lachje. De trap naar boven kon oom alleen bereiken via de winkel. Hij trad binnen en veinsde mijn moeder niet te zien. Daar hij, net als zij, een niet