was dat mijn vrouw dit floddertje zonder meer zou afwijzen, dacht ik:
Misschien kost het maar een kwartje. Dan kan ik het kopen en buiten aan een hond
geven. En ik vroeg: ‘Wat is de prijs?’
‘Deze komt op vijf vijfenzeventig, meneer,’ zei de man. Hij liet mij geen
ogenblik uit het oog en stond er gespannen bij of hij tot handgemeen zou
overgaan als ik nu neen dorst zeggen. Daarvoor bevreesd, koos ik de middenweg en
ging me eruit liegen.
‘Hemeltje, dan heb ik geen geld genoeg bij me,’ begon ik, met het doel nu een
rookgordijn van later-nog-eens-terugkomen te scheppen, waarachter ik mij uit de
voeten zou kunnen maken, maar hij prikte er dadelijk doorheen en sprak
agressief: ‘Geef u dan maar wat u hébt, dan leg ik het sjaaltje voor u apart en
kunt u het ontbrekende geld even thuis gaan halen.’
Hij keek met een nou-jij-weer blik.
‘Nee, dat kan niet,’ zei ik, ‘want ik woon nogal ver weg.’
‘Wáár dan?’ snauwde hij.
‘In de Duynstraat,’ loog ik, want dát kan ik goed, straten liegen.
‘Dat is toevallig. Ik ook!’ riep de bediende, grimmig lachend. ‘Op welk nummer
woont u?’
Ik ging eens op mijn andere been staan. Het was erg warm in de winkel.
‘Tweertig,’ zei ik.
‘Wat?’
Nu ja, ik kon er niet omheen. Ik moest een keuze doen. Transpirerend van spanning
gokte ik: ‘Vijfentwintig.’
Even draaide de hele winkel om mij heen. Toen het beeld weer duidelijk werd,
stond ik áchter de toonbank, gekweld door een ondraaglijke jeuk op mijn
bovenlip. Ik had een snór! Ik voelde me opeens kleiner en dikker en ouder. Ik
was veranderd in de bediende.