inspanning een roman had kunnen schrijven, begreep mijn
tante dat er een huwelijk van komen ging. De jongelui zamelden trouwens reeds
allerlei in de echt te pas komende voorwerpen in.
Mijn vader, die om zijn rustig voorkomen een gezocht raadsman was, werd door mijn
tante in vertrouwen genomen en toen duidelijk vaststond dat W im in eigen beheer
nooit vlotkomen zou, begon men te zinnen op een levensvulling die hem, met onze
hulp, zou kunnen worden bezorgd. Na lang delibereren werd besloten dat hij een
winkel in fijne vleeswaren zou beginnen, met geld dat de familie daarvoor zou
uittrekken. Mijn vader kende deze materie namelijk en mijn oom dreef reeds zo'n
zaakje. Dáár zou Wim de benodigde kennis eerst opdoen, want niet iedere worst is
eender en men moet een zekere behendigheid hebben ontwikkeld om te voorkomen,
dat men zich bij het gereedmaken van de bestellingen in de vingers jaapt.
Dagelijks kwam Wim nu bij mijn oom, want hij was onmiddellijk voor het plan te
vinden geweest. Op een fonkelende fiets, die mijn tante hem geschonken had, reed
hij om negen uur tot voor het nederige winkeltje en sprong eraf, met een
sierlijkheid die de buurt al evenzeer verrukte als zijn gladde courtoisie bij
het bedienen van de volksvrouwen, die hier om negen cent leverworst kwamen. Mijn
oom, een oude, korzelige man, had niet veel met Wim op, doch om redenen die
geheel buiten de orde vielen. De jeugd van de jongen was eigenlijk ooms
voornaamste bezwaar, want hij stond zeer kritisch tegenover het jonge geslacht,
welks vadsig gedrag hij gaarne vergeleek met zijn eigen jongelingstijd ten
plattelande, waar over het algemeen veel vroeger wordt opgestaan en allerlei
weerbarstig grondwerk voorkomt, dat de stad niet kent.
Wim beviel eigenlijk heel goed in de winkel en het plan van mijn vader zou dan
ook onverkort zijn uitgevoerd, indien zich niet een incident had voorgedaan dat
alles op losse schroeven zette. Op een dag miste oom een fraaie,