Peter van Straaten Voorwoord
Behept met een bijna ziekelijke hang naar korte boektitels, is
het mij, na hevig en langdurig zeuren aan de hoofden van Simon Carmiggelt en de
Directie van deze uitgeverij gelukt hen er toe te bewegen een boek op de markt
te brengen met als titel: onzin.
Ik had sterke argumenten: immers, hadden we niet de titel van het boek Honderd dwaasheden bij de heruitgave ingekort tot Dwaasheden? Wel voerde men aan dat het bij die uitgave een selectie uit de vorige betrof, wat die kortere titel
rechtvaardigde, maar dat Allemaal onzin in zijn gehéél werd
heruitgegeven, een levensgevaarlijk steekhoudend argument en slechts door de
bespreking tot diep in de nacht te rekken, met veel sigaren en dichte ramen,
zodat iedereen tranende ogen van de rook en de vermoeidheid kreeg, is het mij
ten slotte gelukt mijn zin door te drijven en stemde men toe: het boek zou Onzin gaan heten.
Onzin.
Een mooie titel.
Kort.
Kernachtig.
En toch was ik niet tevreden.
Want wie koopt er nou een boek waarvan de titel al aangeeft waarom je het niet moet kopen? ‘Wat heb je daar nou gekocht?’ ‘Ja... eh...
onzin.’
Dat is toch vrágen om moeilijkheden?
Dus belegde ik een nieuwe vergadering, weer met veel sigaren en de ramen
potdicht, want ik zou een harde noot te kraken krijgen, dat voelde ik wel. Toen
ik meende dat men er rijp voor was, legde ik mijn troeven op tafel.