Het weten
Aangezien ik gistermiddag toch vrij was, besloot ik een wereldbeschouwing te
kiezen. Ik ging naar mijn buurman, daar deze er een heeft. De man zat hangerig
in zijn zetel.
‘Vertel eens,’ sprak ik monter, ‘hoe bevalt ze?’
Eerst meende hij dat ik de dienstbode bedoelde, maar ik hielp hem uit de droom.
Hij werd levendig.
‘Zie eens even,’ riep hij. ‘Ga zitten, staan maakt me zenuwachtig - neem een
sigaar, neem dat schilderij ook maar, het hindert me - zó, zie eens, ik zei “Zo
zie” en niet “zie zo”, wat vaker voorkomt en kijk, man, daar stoelt ze eigenlijk
op, de wereldbeschouwing. Denk in dit verband eens aan het leven der
bijen...’
En hij begon te zoemen en sloeg op gazen vleugels naar het zwerk.
‘O juist,’ riep ik hem na, ofschoon ik hem maar gedeeltelijk begreep. Gelukkig
keerde hij terug.
‘De wereld!’ zei hij en ging op de stoel staan. ‘Kijk, nu ben ik groter. Maar bén
ik groter? Neen - alleen langer. Dat is de kern. Volg je het? De wereld wordt
steeds dikker maar helpt het? Neen!’
Hij ging op de grond liggen.
‘Zie het klein,’ smeekte hij aan mijn voeten. ‘Wij zijn klein. Mieren. Maar de
geest! Tenminste mijn geest. Wil je thee?’
‘Nee,’ zei ik.
‘Dat zeg je om te rijmen,’ riep hij fel-polemisch opspringend, ‘maar alles rijmt
immers, man. Dat wil zeggen - niets. Ken je Kierkegaard?’
‘Deels,’ sprak ik voorzichtig.
‘Weg met hem,’ riep de buurman driftig, ‘hij heeft mijn